Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Nieuwsberichten-Nieuwsbericht

Minister wil kennisbundeling, wat vindt het werkveld?

door: Leo Aquina | 23 oktober 2014

Het ministerie van VWS stelt jaarlijks één miljoen euro beschikbaar voor sportinnovatie. In een brief aan de Tweede Kamer zette minister Schippers op 23 oktober uiteen hoe zij dat geld wil verdelen. Een nationaal instituut voor sportwetenschap en innovatie komt er niet, maar de minister streeft wel naar kennisbundeling. InnoSportNL raakt haar centrale rol kwijt en de kans is groot dat die organisatie verder gaat als onderdeel van NOC*NSF. De sportinnovatie-agenda wordt in de toekomst samengesteld door een zogenaamd Topteam. En NISB (Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen) gaat fuseren met Stichting Onbeperkt Sportief. De nieuwe organisatie zal een centrale rol krijgen als kennisplatform. Sport Knowhow XL peilde de stemming, o.a. bij de directeuren van NISB, Mulier Instituut en InnoSportNL.

‘Met het innovatieprogramma schakelt VWS over van de projectmatige financiering van een enkele organisatie (Stichting InnoSportNL) naar programmatische sturing’, schrijft de minister. Voortaan is InnoSportNL dus niet langer richtinggevend als het gaat om sportinnovatie. De minister heeft een topteam samengesteld om de sportinnovatie-agenda 2015-2020 op te stellen, ‘die leidend wordt voor door de overheid gefinancierde onderzoeks- en innovatieprogramma’s.’ Het topteam bestaat naast voorzitter Harry van Dorenmalen (algemeen directeur IBM) uit:

• Martin Olde Weghuis, technology manager Royal ten Cate;
• Per Slycke, oprichter XSens;
• Aarnout Brombacher, hoogleraar/decaan TU Eindhoven;
• Maurits Hendriks, technisch directeur NOC*NSF;
• Eric van de Burg, wethouder sport gemeente Amsterdam;
• de (nog te benoemen nieuwe) directeur-generaal Volksgezondheid, Ministerie van VWS.

Hoewel de vorming van het topteam over het algemeen met enthousiasme wordt begroet, heeft een aantal mensen uit het werkveld vraagtekens bij de samenstelling. “Er zitten allerlei boegbeelden in. Dat is fijn is voor het bestuurlijk draagvlak, maar wij vragen ons wel af wie zorgt voor de doorvertaling naar concrete programma’s”, aldus directeur Koen Breedveld van het Mulier Instituut. “Onze ervaring daarin is dat onderzoekers veel beter in staat zijn om te formuleren welke kennis en welk type onderzoek er nodig is dan beleidsmakers.” De directeur van het Mulier Instituut gaat ervan uit dat zijn organisatie nog wordt gevraagd input te geven als het gaat om het kennis- en onderzoeksdeel van de agenda.

Genoeg aandacht voor breedtesport?
Breedveld vindt dat het topteam nogal eenzijdig is samengesteld: “Met uitzondering van Van der Burg klinkt het allemaal erg technology-driven. Of de breedtesport daar veel beter van wordt?” Directeur Remco Boer van NISB vraagt zich dat ook af: “Het valt mij op dat mensen vooral aan de technische kant zitten. Je loopt het risico dat het zwaartepunt daarmee teveel komt te liggen op topsport en minder op breedtesport en sportontwikkeling.” Boer was ook anderszins verbaasd door de samenstelling van het topteam. “Het zijn niet per se verkeerde namen, maar drie van de zes ken ik helemaal niet, terwijl ik toch al een tijdje in de sport rondloop.”

Jacomine Ravensbergen van de Hogeschool van Amsterdam en het onlangs opgericht Amsterdam Institute for Sports Science (AISS) heeft geen reserves bij het Topteam: “Ik vind het, met het oog op de beoogde topsectoraanpak, goed gekozen. Ze hebben echt hun best gedaan om goede ondernemers te halen uit het bedrijfsleven en de publieke omgeving, en ze gaan er zelf ook inzitten met de nieuw te benoemen directeur-generaal. Dat laatste is goed omdat het daarmee ook direct landt in de top van het departement.”

ZonMw en STW
Financiering van sportinnovatieprojecten loopt niet langer via InnoSportNL. Directeur Marc van der Zande legt uit wat er verandert: “Vroeger bestond er helemaal geen programma voor sportonderzoek. Daar is twee jaar geleden verandering in gekomen met het Onderzoeksprogramma Sport met een budget van ongeveer tien miljoen euro. Daarnaast bestond er een los innovatieprogramma, dat wij met InnoSportNL uitvoeren. Dat innovatieprogramma wordt vanaf 2015 op dezelfde manier gefinancierd als het Onderzoeksprogramma Sport.”

Concreet houdt dat in dat er een zogenaamde 'call voor sportinnovatieprojecten' komt. ZonMw en Technologiestichting STW beoordelen vervolgens welke projecten in aanmerking komen voor subsidie. Die nieuwe financieringsmethode baart Van der Zande zorgen: “Het instrument dat ze nu inrichten lijkt op het eerste gezicht heel geschikt voor grote bedrijven die op een bijna tenderachtige manier projecten van de grond kunnen krijgen. Ik weet niet of dat zo’n geschikte methode is voor het MKB, waar wij heel veel innovatietrajecten mee hebben gedaan.”

Geen einde InnoSportNL
Hoewel InnoSportNL verder moet zonder subsidie vanuit VWS schrijft de minister in haar brief dat zij zorgvuldig zal omgaan met de opbrengsten van de organisatie. Het kennisloket Topsport Topics is ondergebracht bij NISB en over voortzetting van de InnoSportLabs is de minister ‘in gesprek met NOC*NSF en zal zij het topteam advies vragen.’ Op de vraag of deze nieuwe financiering van sportinnovatie het einde betekent van InnoSportNL antwoordt Van der Zande dan ook resoluut ontkennend. “Er is nergens een failliet uitgesproken, maar de route en de middelen worden wel anders. We moeten de InnoSportLabs borgen. Daarover zijn we in gesprek met NOC*NSF. “

De inhoudelijke rol van InnoSportNL blijft volgens Van der Zande hetzelfde. “We hebben als InnoSportNL allerlei methoden van begeleiding ontwikkeld als het gaat om innovatietrajecten. Die zijn belangrijk. Het revenumodel waar wij meer werken is zeer succesvol om samen te werken met bedrijven.” InnoSportNL moet wel op zoek naar nieuwe financieringsmethoden. “Er zijn talloze manieren om innovatietrajecten die wij begeleiden op projectbasis gefinancierd te krijgen. Dat kan via het onderzoek- en innovatieprogramma van VWS, via de provincies, via het ministerie van Economische Zaken en ook met Europese gelden.” Van der Zande sluit overigens niet uit dat InnoSportNL uiteindelijk in zijn geheel wordt ondergebracht bij NOC*NSF: “Dat is wel een mogelijk scenario.”

Fusie NISB
Topsport Topics, voorheen een project van onder meer InnoSportNL, wordt op zijn beurt structureel ondergebracht bij NISB. Dat instituut moet na een fusie met Stichting Onbeperkt Sportief het centrale kenniscentrum worden voor sport en bewegen. ‘Er is behoefte aan een herkenbaar en voor alle doelgroepen toegankelijk centrum, dat de kennis over sport en bewegen zo veel mogelijk vraaggestuurd verzamelt, valideert, verrijkt en verspreidt’, schrijft de minister daarover. Hoe de nieuwe fusie-organisatie eruit gaat zien, weet NISB-directeur Remco Boer nog niet. “Het wordt een nieuwe organisatie met een nieuwe naam. We moeten nog veel uitwerken met VWS.”

De functie als centraal kenniscentrum, niet alleen voor professionals maar ook voor burgers, is nieuw voor NISB. Het takenpakket van het instituut wordt flink uitgebreid. “De vier V’s – verzamelen, valideren, verrijken en verspreiden – vormden altijd al onze kerntaak, maar het domein waarin we werkzaam zijn en de doelgroepen worden uitgebreid”, aldus Boer. Krijgt NISB daar ook extra middelen voor? “Er is een bezuinigingsopdracht op de kennisdossiers, maar de minister heeft al aangegeven dat ze niet wil kaasschaven. Ze wil gericht kijken waar ze bezuinigt en waar niet. Ik kan me niet voorstellen dat je de financiering van het kenniscentrum dat zij ambieert kan neerzetten met de subsidies die NISB en Onbeperkt Sportief op dit moment ontvangen. Je kunt niet een compleet nieuwe publieksfunctie aan het takenpakket toevoegen en zeggen dat je dat er maar even bij moet doen vanuit je bestaande subsidie.”

Samenwerking
NISB wordt bij het verzamelen van kennis geacht nauw samen te werken met zowel een groot aantal ‘leveranciers van kennis zoals universiteiten en hogescholen, RIVM, SCP, CBS, Mulier Instituut, TNO en aanpalende kennisclubs zoals VeiligheidNL, Movisie, NJI, als met vertegenwoordigers van haar klanten (NOC*NSF, Vereniging Sport en Gemeenten, onderwijsraden, provinciale sportraden, etc.).’ Die samenwerking is er op dit moment al. “We starten niet op nul”, aldus Boer. “Die organisaties houden hun eigen functie als het gaat om het leveren van kennis. Waar het de minister vooral om gaat is dat alle met VWS gefinancierde kennis op één plek te vinden moet zijn.”

Boer is enigszins verbaasd over de positie van het Mulier Instituut in de nieuwe constellatie. “Ik snap dat je het verzamelen van monitorgegevens bij het ministerie wil organiseren en dan vind ik het RIVM en het SCP logische instellingen, maar Mulier is een zelfstandige organisatie die ook commerciële activiteiten uitvoert. Daarom is het wel bijzonder dat die zo’n aparte positie houdt. Je had er ook voor kunnen kiezen om die organisatie voor wat betreft de financiering van VWS mee te nemen in de bundel met NISB en Onbeperkt Sportief.”

Koen Breedveld van de stichting WJH Mulier Instituut is blij met de positie die zijn organisatie krijgt toebedeeld: “We worden nog nadrukkelijker gepositioneerd als instituut dat samen met gezaghebbende bureaus als RIVM, CBS en SCP de ontwikkelingen in de sport op de voet volgt.” Hij ziet NISB als een “krachtige partner die ons helpt onze onderzoeksuitkomsten te verspreiden en onze doelstelling te realiseren: versterking van het sportonderzoek”.

Regionale kennisinstituten
Het is opvallend dat de minister de nadruk legt op centralisatie van innovatie en de (daaruit voortvloeiende) kennis, nadat vorig jaar een poging tot centralisering van de Nederlandse sportwetenschap in de vorm van het Netherlands Institute voor Sports Science and Innovation (NISSI) hopeloos strandde (zie ook: Plannen voor NISSI verzanden in de polder).

“Eeuwig zonde”, aldus Ravensbergen. “Het was veel beter geweest voor het sportonderzoek als het NISSI er wel was gekomen. Wie wil weten waarom dat is mislukt, raad ik aan W.F. Hermans te lezen: Onder Professoren. Het NISSI is een gemiste kans, maar je ziet nu wel dat er eigenlijk vier regionale NISSI’s voor in de plaats zijn gekomen. In Amsterdam hebben we het Amsterdam Institute for Sports Science (AISS). In Groningen heb je het Sport Science Institute, in Delft heb je het Sport Engineering Institute en in Utrecht heb je Sport & Society. Al die onderzoekers werken gewoon samen, dus we moeten niet bij de pakken neer gaan zitten.”

Breedveld constateert hetzelfde. “Moeten we rouwen om de teloorgang van NISSI? Het beeld van meer coördinatie en massa sprak ook ons erg aan. Daar valt best nog een en ander mee te winnen. Aan de andere kant: als de kracht lokaal zit, moet je dat niet frustreren door er vanaf de tekentafel een model op te leggen. Nu zie je prachtige lokale initiatieven ontstaan, in Groningen, Utrecht, Amsterdam en in Nijmegen. Dat is ook wat waard.”

Voor meer informatie: de brief van minister Edith Schippers aan de Tweede Kamer

« terug

Reacties: 2

-
30-10-2014
Over de wijze waarop we nu - met overigens nauwelijks afstemming met de door de minister zelf ingestelde Stuurgroep Sectorplan Sportonderzoek (met als opdracht: ontwikkelroutes bedenken voor een - virtueel ( ! ) - NISSI ) uitkomen, bij een topteam zal ik het niet hebben... Er zal nog wel een overdrachtsmoment komen en we kijken positief vooruit. Er ligt nu wel een forse uitdaging voor dit Topteam (met een m.i. te eenzijdige samenstelling) om de beoogde coördinatie/afstemming/bundeling van expertise en middelen te realiseren. Dat laatste is waar het allemaal om ging en hard nodig want versnippering door 'instituut-denken/profilering om zelf middelen te genereren i.p.v. bundelen van benodigde expertise - zowel kwalitatief als kwantitatief - ligt nog steeds op de loer en is vaak de remmende factor voor kwalitatief hoogwaardig onderzoek en de valorisatie ervan... waar het uiteindelijk om gaat. De uiteindelijke winst is wel dat onderzoek op het gebied van Sport en Bewegen (!) en valorisatie ervan...(wordt nog te vaak vergeten)inmiddels (?) wel op het netvlies staat van een ieder als de belangrijkste randvoorwaarde voor een steeds gezondere samenleving met topsport als trekker/inspiratie en businessmodel. Bernard Fransen: lid Stuurgroep Sectorplan Sport en Onderzoek, voormalig voorzitter KNVB AV/ voormalig lid Olympisch Plan 2028
-
30-10-2014
Een topteam om de sportinnovatie-agenda 2015-2020, is geen gek idee. Maar wat is er gebeurd met de kennisagenda die een paar jaar geleden werd opgesteld en met het sectorplan sport dat korte tijd later werd gepresenteerd? Toen bekroop me al het gevoel dat er dubbel werk werd gedaan. En nu wordt dat nog eens dunnetjes over gedaan. Bij de samenstelling van kennisagenda en sectorplan was via vraaggesprekken en gespreksrondes de hele sector betrokken. Wat mankeert er precies aan de kennisagenda en het sectorplan? Waarom moet er nu weer een innovatieagenda komen? Waarom pakken we de kennisagenda en sectorplan niet gewoon uit de la? Veel stof kan er nog niet op liggen. Jan Janssens, Lector Sportbusiness Development, verbonden aan opleiding Sport, Management en Ondernemen van de Hogeschool van Amsterdam

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst