door: Leo Aquina | 30 oktober 2014
‘Topsportevenementen stimuleren de sportdeelname’. Dat argument wordt vaak van stal gehaald door politici of sportbestuurders die graag een evenement willen organiseren. Maar is het eigenlijk wel zo? Begin september publiceerden onderzoekers Cora Craig en Adrian Bauman de resultaten van een studie waarin zij concluderen dat de Olympische Winterspelen 2010 in Vancouver niet hebben geleid tot een hogere sportparticipatie in Canada. Onderzoeker Paul Hover van het Mulier Instituut deed zelf onderzoek naar de legacy van de Olympische Zomerspelen van 2012 in Londen. De conclusie van het onderzoek naar Vancouver 2010 verbaast hem niet. Toch denkt hij dat grote sportevenementen een grote maatschappelijke erfenis kunnen achterlaten en een rol kunnen spelen in het bevorderen van sportparticipatie. ‘De Olympische Spelen van 2010 hadden geen objectief meetbaar effect op de fysieke activiteit of op de algehele sportdeelname onder Canadese kinderen. Er is een veel bredere en langduriger overheidsbrede inzet nodig om een Olympische erfenis te creëren als het gaat om sportdeelname’, aldus Craig en Bauman in het
International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity. Het verhogen van sportdeel- name was wel een van de voornaamste legacy-doelstellingen van Vancouver 2010. Hover herkent daar veel in:
“Je ziet vaker optimistische verwachtingen over maatschappelijke effecten van sportevene- menten. Deels is dat terecht. De Olympische Spelen zijn een mooi platform om sport te promoten, maar het is de uitdaging om dat platform ook goed te benutten.” Daarmee trekt Hover dezelfde conclusie als Craig en Bauman.
Magic DustSport is geen
Magic Dust, zei de Britse professor Barry Houlihan in 2011 op de
Dag van het Sportonderzoek in Amsterdam. Je kunt het niet ergens uitstrooien en afwachten totdat het vanzelf gaat bloeien. 'Wie de Olympische Spelen wil gebruiken om het (top)sportklimaat in het land te stimuleren, moet daar hard voor werken', aldus Houlihan drie jaar geleden.
London 2012 had als slogan
Inspire a Generation. Daar werd net als in Vancouver stevig ingezet op
legacy, onder meer op het gebied van sportparticipatie. En net als in Vancouver werd noch in Londen zelf, noch in het land tot heden geen zogenaamd
trickle down-effect aangetoond. Kijken naar topsport leidde niet tot het beoefenen. “Er werd in Londen - dankzij de Spelen - wel geld vrijgemaakt voor vele omvangrijke sportstimuleringscampagnes”, vertelt Hover. “Er is dus geïnvesteerd in breedtesport en dat zou zonder de Spelen op die schaalwaarschijnlijk niet gebeurd zijn.”
Onderlinge concurrentieEr zijn volgens Hover wel redenen aan te wijzen waarom er vlak na de Spelen in Londen nog geen effect op de sportdeelname is waargenomen. “Acht van de tien sportverenigingen in het Verenigd Koninkrijk zagen de Spelen op voorhand niet als een kans. Ze wisten niet hoe ze de Spelen moesten kapitaliseren en ook achteraf zeiden die clubs dat de overheid onvoldoende had gedaan om de clubs te laten profiteren. Verenigingen geven aan dat er teveel is geïnvesteerd in strategisch management (bij sportbonden).”
Een andere reden waarom de sportparticipatie niet omhoog ging als gevolg van de Spelen, is terug te voeren op de partijen die verantwoordelijk werden gemaakt voor de sportstimuleringscampagnes. Hover: “Dat waren in het Verenigd Koninkrijk voor een belangrijk deel de sportbonden. Zij kregen extra geld als ze meer beoefenaren dan de doelstelling wisten te realiseren en minder geld als ze dat niet haalden. Daardoor waren die bonden sterk gericht op het stimuleren van de deelname aan de ‘eigen tak van sport’. Daardoor gingen bonden onbedoeld teveel de concurrentie met elkaar aan in plaats van in samenspraak met elkaar de focus te richten op het inactieve deel van de bevolking.”
Zien sporten is niet voldoendeHoe bereik je met sportstimuleringsprogramma’s ook dat inactieve deel der natie? “Dat is de grote uitdaging”, zegt Hover. “Je moet je realiseren dat zoiets tijd kost: jarenlang ingesleten gedrag is niet van het ene op het andere moment te veranderen. In Londen is er - dankzij de Spelen - meer kennis over het stimuleren van recreatieve sportdeelname verworven als gevolg van investeringen in sportonderzoek. Het hele proces hoe je de sport nu moet vermarkten is eigenlijk pas na de Spelen echt goed op gang gekomen. Elke sportbond beschikt nu over specifieke kennis over het bevorderen van de deelname aan de eigen tak van sport. Dat zou zich in de toekomst nog wel eens uit kunnen betalen, zeker omdat er in het hele land fors is geïnvesteerd in sportfaciliteiten.”
Hoewel dus ook in Londen op korte termijn geen effect op de sportparticipatie meetbaar was, vindt Hover het nog altijd valide om sportparticipatie als inzet voor de
legacy van een sportevenement te noemen. “Een evenement kan een steentje bijdragen aan die ontwikkeling, mits daar voldoende en op een slimme manier op geanticipeerd wordt. Er zijn ook mensen die door het kijken naar topsport juist worden ontmoedigd. Aan de ander kant zullen er ook mensen door worden geïnspireerd. Zeker is wel dat het organiseren van de Spelen alleen niet voldoende is om mensen aan het sporten te krijgen. In Londen vond de nationale overheid achteraf dat ze misschien wel een minister van
legacy hadden moeten aastellen, omdat de verantwoordelijkheid nu veel teveel gedeeld is en de Spelen zelf veel energie opslurpten.”
Kunnen evenementorganisatoren in Nederland lessen trekken uit Londen 2012 en Vancouver 2010? Hover: “Organisatoren moet je niet hoofdverantwoordelijk te maken voor de legacy. Van belang is dat er zich partners aandienen die daar in afstemming met de organisator op inzetten. Er is nog veel winst te boeken met krachtig
legacy management, zodat er naast sportief succes ook maatschappelijk goud is wat er blinkt.”
Voor meer informatie: een abstract van de studie van Cora Craig en Adrian Bauman