door: Thomas van Zijl | 23 oktober 2014
Joop Alberda blijft als technisch directeur Topzwemmen verbonden aan de Koninklijke Nederlandse Zwem Bond (KNZB). Aan de voorwaarden die hij stelde - goedkeuring en financiering van het door hem opgestelde beleidsplan - is namelijk voldaan. Uiteindelijk zal dat moet resulteren in een bredere top en een breder slagenarsenaal.
Het plan dat Alberda voorlegde aan het KNZB-bestuur borduurt voort op het onder zijn voorganger Jacco Verhaeren ingezette beleid. “Noem het wat mij betreft Jacco 2.0”, zegt Alberda. Dat is niet voor niets. Er is de afgelopen jaren heel wat neergezet en meer dan behoorlijk gepresteerd. “Als buitenstaander heb ik slechts gekeken naar wat nog beter zou kunnen en die elementen toegevoegd.”
Alberda doelt in het bijzonder op de aanvoer van talenten. De drempel om op hoog niveau te zwemmen moet omlaag. Dat betekent concreet een regionaal trainingscentrum op fietsafstand. De technisch directeur maakt zich daarnaast hard voor meer wedstrijden. “Dat mes snijdt aan twee kanten. Zwemmers leren er te racen en ze vergroten er de zichtbaarheid van het zwemmen mee. Dat is belangrijk. Het is nu al een sport die grotendeels onder water verdwijnt. Laten we er dan op z’n minst voor zorgen dat er bij de World Cups goede Nederlanders aan de start staan. Inge Dekker laat zien dat het kan. Daarmee bewijst ze niet alleen de zwemsport, maar ook zichzelf een goede dienst. Er valt goed te verdienen in het circuit.”
Meer wedstrijden
Alberda pleit geenszins voor roofbouw van de Nederlandse topzwemmers, maar denkt dat een aantal van hen gebaat zou zijn bij meer wedstrijden. “De route die bestaat uit totale focus op EK’s en WK’s kan goed uitpakken, maar ik wil die andere route in ieder geval mogelijk maken. Het is aan coaches en zwemmers zelf om vervolgens een keuze te maken, maar meer maatwerk is gewenst.” Het bestuur van de KNZB is het blijkens de goedkeuring voor het beleidsplan met hem eens en leverde boter bij de vis: de financiering is rond. “Onze doestelling is dezelfde, namelijk een sustainable gezonde zwemsport met een top-8 platform. Daar waren we het snel over eens. Bij instemming met de plannen, hoort dan vervolgens ook het geld om ze te verwezenlijken. Gelukkig is daar nu sprake van.”
Een deel van het budget voor Topzwemmen komt terecht bij extra regionale trainingscentra. Van sluiting, die eerder aan de orde leek, is volgens Alberda nooit sprake geweest. “We willen juist een goede aanvoer naar de nationale trainingscentra in Amsterdam en Eindhoven garanderen. Die is nu nog wat mager. Het is belangrijk dat we de komende jaren het niveau op peil houden. Ranomi’s Pieters’ en Inge’s zijn zeldzaam, maar hoe meer mensen zwemmen, des te groter is de kans dat er een tussen zit.” Successen zijn belangrijk voor de sport. Bij een geslaagd WK of medailles op de Spelen blijkt dat zwemmen een latent populaire sport. “Als we prijzen winnen, is iedereen vol belangstelling. Die interesse moeten we zien vast te houden en om te zetten in een groter potentieel.”
Vrije slag-land
Succes is grotendeels afhankelijk van het talent van de zwemmer, maar ook enigszins van de nummers waarop hij in actie komt. Op dat terrein valt winst te boeken. Alberda: we zijn een vrije slag-land geworden. Bijna al onze toppers komen daarop in actie. Natuurlijk speelt prestige mee, maar het zijn niet toevallig ook de nummers met de meeste concurrentie. Ik pleit voor een breder slagenarsenaal om er voor te zorgen dat zwemmers in actie komen op de nummers waar hun talent het beste tot zijn recht komt. Van 25 meterbad tot 10 kilometer 'open water'. Daar kunnen we niet vroeg genoeg mee beginnen.”
Als de blik wat wijder getrokken wordt dan alleen de vrije slag, ziet Alberda de kans op succes toenemen. Het EK In Berlijn is wat dat betreft een goede graadmeter. Sharon van Rouwendaal en Ferry Weertman waren beiden succesvol in het open water. “Het is heel goed dat zich nieuwe namen aandienen. Zo gaat het altijd. Als dat niet zo is, wordt de druk op de schouders van iemand als Kromowidjojo wel erg groot.” Als alles volgens plan verloopt, gaat de Nederlandse equipe dus hoge ogen gooien op bijvoorbeeld de Spelen in Rio. Toch waagt Alberda zich niet nu al aan voorspellingen. “Dat heeft in de zwemsport geen enkele zin. Doelstellingen voor het komend jaar spreek ik uit op 1 januari. Er gebeurt te veel qua concurrentie, vormpeil en voorbereiding om veel langer vooruit te kijken.”