door: Leo Aquina | 25 september 2014
‘Trainers zijn geen artsen of fysiotherapeuten, maar er zijn wel sportmedische aspecten waar je mee te maken kan krijgen’, aldus een informatiefolder van de Vereniging voor Sportgeneeskunde (VSG). Om de medische kennis en vaardigheden van trainers op te krikken heeft de VSG in samenwerking met NOC*NSF, de Academie voor Sportkader (ASK) en het Rode Kruis de cursus omgaan met sportongevallen en blessures ontwikkeld. Nelly Voogt van de VSG licht toe: “Als trainer sta je vaak voor een keuze, handelen of niet? Met deze cursus willen we trainers het gereedschap geven om verantwoorde keuzes te maken.”In het werkveld is weinig oog voor de sportmedische aspecten van het trainersvak, zo constateert Voogt: “Bij de medische kant van de sport wordt vooral gedacht aan sportartsen en fysiotherapeuten, maar wij richten ons echt op de trainers. Zij hebben een belangrijke rol. Als je kijkt naar de cijfers van bijvoorbeeld overbelastingblessures, dan is er nog veel terrein te winnen. Daar heeft de trainer een grote rol in omdat die de sporter als eerste ziet.”
Ondanks die belangrijke rol is de sportmedische kennis of een EHBO-cursus bij veel sporten geen onderdeel van het trainerscurriculum. Voogt: “In bijvoorbeeld de klim- en bergsport is het wel een verplicht onderdeel, maar in veel andere sporten is dat niet het geval.”
Belasting en belastbaarheidVSG ontwikkelde twee jaar geleden samen met ASK al een bijscholingstraject voor trainers van niveau 2, 3 en 4. “Dat traject hebben we doorontwikkeld”, vertelt Voogt. “In samenwerking met het Rode Kruis hebben we daar nu 'reanimatie' en 'EHBO' aan toegevoegd”, aldus Voogt. Naast deze praktische vaardigheden moet de cursus trainers vooral in staat stellen een betere inschatting te maken bij klachten van sporters.
“Als trainer ben je altijd bezig met belasting en belastbaarheid. Soms slaat de balans de verkeerde kant uit. Daar richten we ons in de cursus op. Het inschatten van de ernst van een blessure gebeurt vaak op basis van de ervaring die mensen hebben. Misschien moeten we mensen wel meer afleren dan aanleren. Trainers moeten vooral goed kijken wat er aan de hand is en vanuit de kennis die zij wel hebben handelen. Op die manier blijven ze zich ook na de cursus nog doorontwikkelen.”
SporttakoverschrijdendDe cursus die de VSG aanbiedt is sporttakoverschrijdend, maar het is ook mogelijk om de cursus specifiek op een bepaalde sport af te stemmen. “Dat doen we bijvoorbeeld al met de KNWU en de NTFU als het gaat om wielrennen. Ik praat daar ook met andere bonden over. Uiteindelijk willen we ernaar toe dat het een vast onderdeel van de trainersopleiding in iedere sport wordt”, zegt Voogt. “Als je de cursus specifiek voor een bepaalde sport aanbiedt, kun je betere voorbeelden van klachten geven en zaken behandelen die in die sport veel voorkomen. Dat spreekt de cursisten ook meer aan.”
De cursus kost deelnemers 130 euro. “Daarmee zijn we net uit de kosten”, vertelt Voogt. Per cursus is plaats voor achttien deelnemers en in het najaar van 2014 worden er in totaal zes cursussen gegeven. Dat is bij lange na niet voldoende om alle trainers in de Nederlandse sport te bereiken, realiseert ook Voogt zich. “Twee jaar geleden was er weinig animo voor de cursus. We proberen het nu goed onder de aandacht te brengen en hopen zoveel mogelijk mensen te bereiken. Het blijkt lastig om trainers voor dit onderwerp te interesseren, dus we hopen dat we de cursus deze keer vol krijgen. Dat zal ook weer bijdragen aan de bewustwording.”
Voor meer informatie: klik hier