Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Vraag & Antwoord-Item

De vraag van Maarten Arens aan Hans Gootjes 3 november 2015

De vraag van… Maarten Arens, voormalig topjudoka en judobondscoach
Aan… Hans Gootjes, topsportmanager en technisch directeur van de KNGU

MaartenArens125De vraag
De turners hebben een duidelijke keuze gemaakt om zich als team te plaatsen voor de Olympische Spelen van Rio. Daardoor zal een topper als Epke Zonderland en ook de andere turners zich moeten richten op meerdere en ook andere toestellen. Hoe gaan de turners daar fysiek mee om? Het is toch een groot verschil of je alleen je 'eigen oefening' hoeft te doen of je daarnaast ook nog op andere toestellen moet bewijzen? Bestaat het risico niet dat dit te koste gaat van de individuele prestaties zoals die van Epke?

Het antwoord
HansGootjes150Beste Maarten,

Dank voor deze interessante vraag die mij de gelegenheid geeft te reflecteren op enkele ins and outs van onze mooie turnsport. Uiteraard geef ik ook graag antwoord op de door jou aangehaalde balans tussen het 'matchen' van individuele belangen en het leveren van prestaties als team.

Turnen is primair een individuele sport. Eenmaal op het podium sta je er alleen voor. Bij de heren zijn er zes toestellen: vloer, voltige, ringen, sprong, brug en rek. Als een turner op alle zes toestellen uitkomt tijdens een wedstrijd, dan is er sprake van een meerkamp. Bij de dames gaat een meerkamp - ook wel All-Around (AA) genoemd - om vier toestellen: sprong, brug ongelijk, balk en vloer. Tijdens een meerkamp wordt in een vast format geturnd, in de bovengenoemde olympische volgorde bij de heren en de dames. Loting bepaalt op welk van de zes respectievelijk vier toestellen moet worden begonnen.

Moeilijkheidsgraad oefening
Er is sprake van een zware en veelzijdige belasting - waaronder kracht, coördinatie, snelheid en lenigheid - die samenhangt met de specifieke kenmerken van de toestellen. Springen, steunen, hangen/zwaaien, (meervoudige) salto's en schroeven, allemaal elementen die elkaar in verschillende combinaties (verbindingen) in snel tempo opvolgen. Hoe moeilijker de oefening, des te hoger is de zogeheten uitgangswaarde, ook wel D-score genoemd, van Difficulty. De kwaliteit van de uitvoering, de netheid van de oefening, wordt uitgedrukt in de E-score die staat voor Execution. De optelsom van de D- en E-scores, die worden bepaald door een jurypanel, geeft de totaalscore per toestel.

Zo kreeg Epke Zonderland voor zijn gouden rekoefening in de finale van de Olympische Spelen in Londen 16.733, opgebouwd uit een (zeer hoge) D-score van 7.9 en een E-score van 8.433. Zijn combinatie van drie opeenvolgende vluchtelementen - Cassina, Kovacs, Kolman - leverde hem ook nog een 'verbindingsbonus' van 0.4 op.

"Het gaat om het zoeken naar de optimale balans tussen de moeilijkheid van de oefening en de netheid van de uitvoering"

Uiteindelijk gaat het om het zoeken naar de optimale balans tussen de moeilijkheid van de oefening en de netheid van de uitvoering. De Japanner Uchimura - winnaar van zes (!) achtereenvolgende AA-titels - beheerst deze ultieme combinatie van hoge D- en E-scores als geen ander. Hij wordt alom beschouwd als de beste turner aller tijden. The International Gymnast Magazine sprak lovend over zijn ongeëvenaarde skills:

'a combination of tremendous difficulty, supreme consistency and extraordinary elegance of performance'

Uchimura, naast een fenomeen in de All-Around ook (voormalig) wereldkampioen op vloer, brug en rek, is het levende bewijs dat een meerkampspecialist ook kan excelleren op individuele onderdelen.

Meerkamper
Wat velen zich niet realiseren is dat ook Epke Zonderland 'van huis uit' een meerkamper is. Zijn internationale doorbraak was op de EK voor junioren in 2004 waar hij vierde werd in de meerkampfinale en tweede in de toestelfinale rekstok. In Melbourne (2005) werd Epke elfde in de meerkamp, tijdens de EK 2007 in Amsterdam zesde. In de aanloop naar de Olympische Spelen in 2008 heeft hij zich, hoofdzakelijk door blessures, steeds meer moeten toeleggen op zijn favoriete specialismen: rek en brug.

Vanuit de KNGU wordt gestimuleerd dat jonge turners en turnsters veelzijdig worden opgeleid. In de periode dat Epke op alle zes toestellen uitkwam tijdens de WK in 2005, was het alleen maar mogelijk om je individueel via een meerkamp te plaatsen voor de Olympische Spelen. Met de opkomst van de vele toestelspecialisten is inmiddels ook het behalen van een medaille (goud, zilver, brons) op enig toestel tijdens het preolympisch WK een olympisch startbewijs waard. Het niet behalen van een medaille in 2011 noopte Epke ertoe terug te vallen op zijn veelzijdige achtergrond als turner op alle zes toestellen. Zoals bekend slaagde hij erin zich op het Olympisch Test Event via de meerkamp te plaatsen voor de uiteindelijke selectie die toegang bood tot de Spelen in Londen, met zijn historische prestatie als gevolg: olympisch goud op rek!

"De belangrijkste overweging is dat plaatsing met een team betekent dat 5 turners mogen deelnemen op de Olympische Spelen in Rio"

If the individual hits, the team benefits. Vanaf de start van deze nieuwe olympische cyclus hebben we binnen het Nederlandse turnen ingezet op het behalen van een ticket voor Rio met een team. In het verlengde van deze doelstelling heeft de KNGU zowel in de olympische kwalificatie-eisen als in de aanloop naar de EK’s en WK's individuele belangen doelbewust ondergeschikt gemaakt aan de teamprestatie. De belangrijkste overweging is dat plaatsing met een team betekent dat vijf turners mogen deelnemen op de Olympische Spelen in Rio; met medaillekansen voor vijf turners in plaats van slechts één. Het team is het ultieme platform voor het realiseren van individuele prestaties.

De recente prestaties tijdens de WK in Glasgow bevestigen nog eens de waarde van de gekozen teambenadering. Het herenteam dwong met de beste klassering ooit plaatsing af voor het olympisch kwalificatietoernooi, terwijl de dames zich zelfs rechtstreeks kwalificeerden voor de Olympische Spelen in Rio.

Risico's
Daarmee is het voor de turners aan de voorkant duidelijk dat ook beslissingen in het selecteren van het team langs die meetlat worden gelegd. Een recent voorbeeld dat deze benadering onderstreept, is de keuze om ringenspecialist Yuri van Gelder niet op te nemen in de selectie van zes turners die uitkwamen op de WK in Nanning in 2014; niet omdat hij niet in vorm was - integendeel, hij had zich zeer goed voorbereid, met in elk geval finaleperspectief - maar omdat de samenstelling van het team vroeg om een extra allrounder. Ook zien we dat turners hun oefening op onderdelen aanpassen, eenvoudiger maken, om met iets minder risico een stabiele uitvoering neer te zetten en een ‘zekere score’ te halen voor het team. Eenmaal in een individuele finale kan dan alsnog besloten worden om de moeilijkheidsgraad naar boven bij te stellen.

Tijdens de WK wordt geturnd in een zogeheten 6-5-4-format, wat wil zeggen dat van de zes turners uit het team, er vijf in actie komen op een toestel; de beste vier resultaten tellen. Hierdoor wordt het mogelijk om de laagste score per toestel ‘weg te strepen’. Met minder dan vijf sporters op een toestel uitkomen, als gevolg van het opnemen van teveel toestelspecialisten, betekent dat alle scores tellen en dus ook eventuele fouten hard(er) doortellen in de teamscore.

"Naast het goed uitvoeren van je oefeningen, zou ook de totale teampresentatie van invloed kunnen zijn op het teamresultaat"

Voorafgaand aan de start van de wedstrijd bepaalt de coach de startvolgorde van de individuele turners in het team. Hiervoor geldt in feite de omgekeerde redenering ten opzichte van de bijdrage van het individu aan het team, in dit geval: if the team hits, the individual benefits. Naast het goed uitvoeren van je oefeningen, zou ook de totale teampresentatie (o.a. enthousiasme, uitstraling, indruk op de jury) van invloed kunnen zijn op het teamresultaat. De ervaring leert dat de jury geneigd is om bij de beoordeling van een oefening het niveau van de voorgaande turn(st)er in het team ‘mee te wegen’ bij het bepalen van de E-score. Door het inzetten van de - op papier - beste sporter in het team, kan deze laatste sporter hier wellicht van profiteren.

Internationale regelgeving
Ook de regelgeving van de FIG - de internationale gymnastiekfederatie - had tot voor kort invloed op de noodzaak om ook als toestelspecialist te trainen op andere toestellen. Voor deelname aan de Olympische Spelen in Londen was het bijvoorbeeld nog nodig dat de medaillewinnaars op een toestel op het preolympisch WK in Tokio, in 2011, ook op twee andere toestellen een minimale score dienden te behalen. Met ingang van deze cyclus is die onlogische bepaling gelukkig geschrapt uit de reglementen.

Stel je immers voor dat een topatleet als Churandy Martina, behalve kwalificatie voor de 100 of 200 meter, zich ook nog zou moeten bewijzen op het onderdeel hoogspringen. Toch is juist de atletieksport een ander mooi voorbeeld van de waarde van breed opleiden. Evenals in het turnen worden atleten doorgaans opgeleid als meerkampers, waarna pas in een later stadium specialisatie plaatsvindt. Het ultieme voorbeeld is natuurlijk Dafne Schippers: op de meerkamp al een mondiale topper, maar nu een serieuze medaillekandidaat op de 100 en/of 200 meter op de Olympische Spelen in Rio.

Kortom, fysieke overwegingen en beperkingen daargelaten en met inachtneming van de regels die gelden in de teamwedstrijden, lijkt ook bij het turnen de balans door te slaan in het voordeel van het uitkomen op meerdere toestellen.

Volgende keer het antwoord op de vraag van Hans Gootjes aan Joop Alberda:
Velen herinneren zich de keuze van Inge de Bruijn om in de aanloop naar de voor haar zo succesvolle Olympische Spelen van Sydney te gaan trainen onder leiding van de Amerikaanse coach Paul Bergen in Oregon (VS). Sinds het vertrek van Jacco Verhaeren naar Australië, per januari 2014, hebben nogal wat wisselingen plaatsgevonden in de begeleiding van Nederlandse topzwemsters: Ranomi Kromowidjojo wisselde in korte tijd twee maal van coach, terwijl na Sharon van Rouwendaal ook Femke Heemskerk en Moniek Nijhuis ervoor kozen uit Nederland te vertrekken voor hun dagelijkse topsportprogramma. Hoe komt het dat steeds meer topzwemsters ervoor kiezen zich in het buitenland voor te bereiden en welk signaal wordt hiermee afgegeven aan de talentvolle jeugd?
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst