- De vraag van… Gerard Dielessen, algemeen directeur NOC*NSF
- Aan... André de Jeu, directeur van Vereniging Sport en Gemeenten
De vraag
Beste André, wij hebben met elkaar - ministerie van VWS, NOC*NSF en de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) - direct na het afsluiten van het landelijk sportakkoord ‘Sport verenigt Nederland’ de gemeenten en de lokale sport opgeroepen lokale sportakkoorden af te sluiten. Weet jij hoe dat bij de gemeenten is gevallen? Denk je dat veel gemeenten ons voorbeeld zullen volgen? En hoe denk jij dat wij vanuit onze landelijke organisaties de lokale partners zouden kunnen ondersteunen? Ik ben benieuwd.
Het antwoord
Gelukkig is het niet bepaald een sprong in het diepe, Gerard. Maar natuurlijk is het toch ook wel spannend of het lokaal ook daadwerkelijk zo wordt opgepakt. Het komen tot die lokale of regionale akkoorden is feitelijk maar een eerste stap. Het gaat om een cultuurverandering en misschien zelfs nog wel veel meer om een structuurverandering: wat ik af en toe verticale en horizontale integratie pleeg te noemen.
Even wat theorie erbij halen. Verticale en horizontale integratie zijn economische termen. Een organisatie kan meerdere activiteiten op hetzelfde niveau in verschillende ketens integreren (horizontaal) en/of op een zogeheten voorwaartse of achterwaartse integratie inzetten. Een eenvoudig voorbeeld is dat Shell niet alleen naar olie en gas boort, maar deze ook zelf verwerkt, transporteert en verderop in de keten ook verkoopt aan de pomp, verticaal dus. Als Shell vervolgens ook broodjes, koffie en snoepgoed aanbiedt in de shops van de tankstations is dat in feite een voorbeeld van horizontale integratie.
Binnen de sportsector is er nog heel veel samenwerking en versterking mogelijk, onder meer tussen bonden in samenwerking met NOC*NSF en dat geldt voor sport- en beweegaanbieders op lokaal niveau
Voor zover de theorie. Ik moest daaraan denken toen we samen met VWS en jullie (NOC*NSF) en vele meedenkers in de eindfase van het 'theoretische' model van het Nationaal Sportakkoord kwamen en dus de laatste hand aan het leggen waren over 'hoe de vertaalslag gemaakt kan worden op lokaal niveau': de échte praktijk dus. Vanwaar nu die verticale en horizontale integratie hoor ik je vragen. Dat verticale zit ‘m in dat binnen de sportsector er nog heel veel samenwerking en daarmee in mijn ogen versterking mogelijk is. Dat geldt tussen bonden in samenwerking met NOC*NSF en dat geldt voor sport- en beweegaanbieders op lokaal niveau.
En daarbij is nog een wereld te winnen in samenwerking tussen grote en kleine bonden, grote en kleine clubs, en ook tussen amateur en commercieel. En eigenlijk gaat het hier óók over de verschillende type sporters. Leden van sportclubs, commercieel of niet, mensen die sporten in de openbare ruimte tot wat mij betreft de niet-sporters aan toe.
Deze vormen van integratie binnen de sportsector zijn naast noodzakelijk ook een geweldige kans natuurlijk. Immers als we als sector professioneel aan tafel willen zitten met de andere beleidsvelden, dan is dit niet alleen een kans, maar ook een voorwaarde.
Gemeenten, uitvoeringsorganisaties en vele partijen zijn weliswaar al op weg, maar nog lang niet klaar met dat anders kijken naar vraagstukken
Zijwaartse horizontale integratie
Complexer, maar daarom niet minder aantrekkelijk, is de zijwaartse horizontale integratie. We kennen natuurlijk al de trajecten met (jeugd)zorg, onderwijs, kinderopvang en dergelijke. Het lijkt erop dat daar de discussie niet meer gaat over het waarom en wat, maar vooral over het hoe? Dat is een mooie stap vooruit. Interessanter wordt het over de vraagstukken van gezonde voeding, gedrag, gezonde werknemers bij bedrijven, inrichting openbare ruimte, sportieve recreatie en toerisme (een sportief weekeindje weg). Gemeenten, uitvoeringsorganisaties en vele partijen zijn weliswaar al op weg, maar nog lang niet klaar met dat anders kijken naar vraagstukken, integraler dus.
Kom ik bij de kern van jouw vragen Gerard. De gemeenten zijn zeker enthousiast omdat lokale sportakkoorden vooral ook tot doel hebben voor die noodzakelijke verbindingen te zorgen, de vele kansen te zien en te benutten. Elkaar te versterken. Maar het is ook een teer proces. Veel gemeenten zijn met allerlei vormen van beleid bezig om die zo geroemde participatiesamenleving optimaal te benutten, maar zoeken nog naar hun eigen rol van participerende overheid. Het gaat tenslotte niet om het gemeente, maar om de gemeenschap. Maar daar moeten op lokaal niveau nog vele partijen elkaar vooral ook nog voor leren kennen, elkaars kracht leren in te schatten en te waarderen, en misschien zelfs vooral ook wel elkaar te leren vertrouwen. Het komen tot lokale akkoorden is dus een geweldige eerste stap op weg naar iets nieuws. Mooi toch?
Het is geweldig dat we samen met VWS en jullie het mogelijk maken dat er lokaal neutrale Sportformateurs kunnen worden aangesteld die dat proces objectief gaan begeleiden
Komen tot sportakkoord
Wat wij samen kunnen bieden is kennis van voorbeelden en methodieken waar je lokaal zo mee aan de slag kunt. Er gebeurt immers al heel veel in Nederland. Er zijn over het hele land verspreid bij gemeenten en bij vele bonden heel veel deskundigen die daar graag bij helpen. Maar de eerste stap is het allerbelangrijkst. Om de tafel gaan met elkaar, naar elkaar luisteren en elkaar aanvullen en dan samen komen tot een sportakkoord. Daarbij moeten alle partijen gelijkwaardig aan tafel zitten. Daarom is het geweldig dat we samen met VWS en jullie het mogelijk maken dat er lokaal neutrale zogenaamde Sportformateurs kunnen worden aangesteld die dat proces objectief gaan begeleiden.
En dan stopt het nog niet, want als er dan zo’n akkoord is, dan begint het pas. Op basis van die akkoorden kan - naar rato van de omvang van een gemeente - een budget worden aangevraagd om juist ook die eerste paar belangrijke jaren een zetje in de goede richting mee te geven. En de bonden en NOC*NSF en natuurlijk ook wij als VSG zullen daar desgewenst graag onze kennis, ervaring, en methoden voor aanreiken. En dat allemaal uiteindelijk om dat ene grote doel te bereiken, namelijk lekker sporten en bewegen voor iedereen, met wie en waar je maar wilt, tegen een zo betaalbaar mogelijk tarief en met zo veel mogelijk plezier?
Volgende keer het antwoord op de vraag van André de Jeu aan Hans de Boer, voorzitter VNO*NCW:
Het begrip duurzaamheid wordt vaak in één adem genoemd met energie. Naar mijn mening gaat het echter ook om duurzame inzetbaarheid van mensen, gezonde medewerkers dus. Wordt het niet eens tijd dat we gezondheid, sport en bewegen in één adem gaan noemen met een duurzame economie? En wat zou daarbij dan de rol van het bedrijfsleven kunnen zijn?