Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Vraag & Antwoord-Item

De vraag van Peter Hopstaken aan Jan Willem Meerwaldt 20 juni 2017

De vraag van… Peter Hopstaken, hoofdredacteur van Sport Knowhow XL
Aan... Jan Willem Meerwaldt, dertig jaar werkzaam geweest bij het ministerie van VWS (Directie Sport) en nu vicevoorzitter van de Jeu de Boulesbond

PeterHopstaken150De vraag  
Je bent heel lang werkzaam geweest op het ministerie van VWS (afdeling sportzaken) en vervolgens een tijdje bij Kenniscentrum Sport. Na je pensionering ben je alweer o.m. een paar jaar actief als vicevoorzitter van de Nederlandse Jeu de Boulesbond. Wat is jou het meest opgevallen, nadat je van relatieve buitenstaander de wereld van sportbonden echt van binnenuit bent gaan meemaken? En meer in het bijzonder, welke ontwikkelingen heeft de Jeu de Boulesbond de laatste jaren ondergaan en wat staat er momenteel op stapel? Hoe is het als relatief kleine bond om al die noodzakelijk geachte transitieontwikkelingen te (moeten) ondergaan?

JanWillemMeerwaldt175Het antwoord 
Beste Peter, 

Zoals je in je vraag al aangeeft, was de sportwereld voor mij geen nieuw terrein. Ik ben bijna dertig jaar (!) werkzaam geweest bij de Directie Sport van VWS en heb in die jaren de sportwereld goed leren kennen. Inderdaad vanuit een functie bij de overheid, want daar lag in die tijd mijn belangstelling en motivatie. Daarbij heb ik het grote voorrecht gehad om een aantal jaren lid te zijn geweest van het managementteam van de directie. Vanuit die positie ben ik veel in contact gekomen met de wereld van de sportbonden. En kon ik kennis nemen van de ontwikkelingen, vragen en behoeftes die daar leefden, en de vraag op welke manier wij daar vanuit de overheid al dan niet op zouden kunnen inspelen. 

Bioleg
Dat gaf me ook een ingang naar de vele enthousiaste en bevlogen sportbestuurders en sportprofessionals die ik in die jaren heb ontmoet. Bovendien heb ik uit de aard van mijn functie gedurende lange tijd mogen aanschuiven bij het structurele overleg tussen de directies van VWS en NOC*NSF, het zogenaamde Bioleg. Daar werden de meest uiteenlopende onderwerpen besproken die van gezamenlijk belang waren, zij het uiteraard vanuit verschillende invalshoeken. Ook dat geeft een goed inzicht in de zaken die voor de sport belangrijk zijn. En waar je elkaar zou kunnen helpen en versterken. 

"Ze zochten iemand van buiten de organisatie, die met een frisse blik vorm en inhoud zou willen gaan geven aan de gewenste veranderingen in de bondsorganisatie"

De laatste paar jaar ben ik werkzaam geweest voor het Kenniscentrum Sport, waar ik een bijdrage heb geleverd aan het project ‘Beweegvriendelijke Omgeving’. In die tijd lag mijn netwerk voornamelijk bij vertegenwoordigers van gemeenten en andere kenniscentra. 

Maar de sport is altijd blijven trekken! Toen ik dan ook door de Stichting Sport en Zaken werd benaderd of ik belangstelling had voor een bestuursfunctie in de sport heb ik meteen 'ja' gezegd. 

Nederlandse Jeu de Boules Bond
Kort daarop werd mij gevraagd of ik zou willen toetreden tot het bestuur van de NJBB, de Nederlandse Jeu de Boules Bond. Daar zochten ze juist iemand van buiten de organisatie, die met een frisse blik vorm en inhoud zou willen gaan geven aan de gewenste veranderingen in de bondsorganisatie. Er lag op dat moment een prima meerjarenbeleidsplan voor de periode 2014-2016, waarin de basis was gelegd voor een aantal nieuwe ontwikkelingen op verschillende beleidsterreinen, zoals de ontwikkeling van een nieuwe landelijke competitie, verenigingsondersteuning, communicatie en promotie en een vernieuwde bondsorganisatie. Dit alles met als centrale doelstelling om jeu de boules ('petanque') verder te ontwikkelen tot een volwaardige wedstrijdsport. Maar daartoe moest in eerste instantie het ‘eigen huis’ verder op orde komen. 

Bovendien klikte het goed in de persoonlijke contacten met de overige bestuursleden en met het bondsbureau, met name in de persoon van de bondsdirecteur en de beleidsmedewerker. Voor mij was dat ook meer dan voldoende aanleiding om vol enthousiasme aan de slag te gaan in het bestuur met de portefeuille bondsorganisatie. 

"Per 1 januari 2017 zijn we overgegaan naar een nieuwe bondsorganisatie"

Aan het einde van 2016 hebben we de balans opgemaakt van de afgelopen beleidsperiode. En ik moet zeggen dat er veel is bereikt. Ik noem met name: 
 

  • Per 1 januari 2017 zijn we overgegaan naar een nieuwe bondsorganisatie. We hebben afscheid genomen van de oude afdelingsstructuur (met eigen besturen); mede vanuit de wens om de bondsorganisatie dichterbij de verenigingen te brengen zijn er acht districten geformeerd waarbij er in elk district een districtsteam is samengesteld, bestaande uit vrijwilligers, dat fungeert als verlengstuk van het bondsbureau in de regio en eerste aanspreekpunt vormt voor de verenigingen; er is een nieuwe bondsraad geformeerd waarbij de leden alle verenigingen vertegenwoordigen zonder last en ruggenspraak; ten behoeve van het proces van democratische besluitvorming worden er in elk district jaarlijks een of meer ledenraadplegingen georganiseerd waarbij het bestuur in gesprek gaat met de verenigingen; de input die daaruit resulteert zal onderwerp van besluitvorming kunnen zijn op de bondsraad. 
     
  • Er is een nieuwe landelijke competitie opgezet, de Nationale Petanque Competitie. Het afgelopen seizoen heeft die voor de eerste keer volledig gedraaid en de resultaten en ervaringen zijn zonder meer positief te noemen. 
     
  • Er zijn nieuwe opleidingen ontwikkeld voor scheidsrechters, wedstrijdleiders en basisinstructeurs petanque. 
     
  • Er is een nieuwe communicatie- en promotie strategie ontwikkeld, inclusief een nieuwe huisstijl.
     
  • Lancering sportplatform ‘NLpetanque’, waar alles op het gebied van de wedstrijdsport is terug te vinden. 
     
  • Lancering promotielijn ‘Play Petanque’ en het concept ‘Monsjeu de boules’ (die laatste was te zien bij de afgelopen Sportconventie). 
     
  • Last but not least: de vaststelling dat de verenigingen sterker betrokken zijn geraakt bij alle ontwikkelingen binnen de bond. 
"Veel van wat in de afgelopen periode in gang is gezet zal nog verder moeten worden door-ontwikkeld en geïmplementeerd"

Maar daarmee zijn we er nog lang niet. Er liggen ons nog vele uitdagingen te wachten. Zoals: 

  • Veel van wat in de afgelopen periode in gang is gezet zal nog verder moeten worden door-ontwikkeld en geïmplementeerd. 
     
  • Door de focus op de ontwikkeling van jeu de boules tot volwaardige wedstrijdsport zijn andere ontwikkelingen noodgedwongen nog even in de wachtkamer gezet. Ik denk dan bijvoorbeeld aan zaken als het verder nadenken over de toekomstige positie van onze verenigingen, ledenbehoud en verjonging (het huidige ledenbestand vergrijst in hoog tempo), aandacht voor de niet-wedstrijdspelers, inhaken op maatschappelijke activiteiten op lokaal niveau, samenwerking zoeken met andere verenigingen, uitwisseling van ervaringen en ‘best practises’, en de vraag hoe we niet-leden (individuele beoefenaars) aan onze sport kunnen verbinden. 
     
  • Aansluiting zoeken bij landelijke ontwikkelingen zoals het transitietraject, de relevantie van de bond buiten de huidige ledenorganisatie, imagoverbetering van de sport, marktoriëntatie, de maatschappelijke betekenis van onze sport, de financiering op langere termijn etc. 

Kortom: allemaal aandachtspunten die niet nieuw zijn en zeker niet alleen spelen in de NJBB, maar die wel een behoorlijke ambitie vertegenwoordigen voor een relatief kleine sportbond als de NJBB. 

"Ook bij ons leeft de wens om samenwerking met andere bonden te zoeken en uit te breiden"

Transitietraject
Mede daarom is het transitietraject voor onze bond ook van groot belang. Ook bij ons leeft de wens om samenwerking met andere bonden te zoeken en uit te breiden, liefst over de grenzen van de meer traditionele taken zoals de organisatie van het sportaanbod, dienstverlening of verenigingsondersteuning. 

Het gaat dan vooral om zaken als het profiteren van elkaars kennis en ervaring, samen optrekken bij bepaalde projecten, samen nadenken over het belang en de relevantie voor niet-leden en wat we voor die groep zouden kunnen betekenen, het verzamelen van (markt)gegevens, kostenreductie, vergroting van de maatschappelijke waarde e.d. 

In die zin vind ik het dan ook jammer, hoewel anderzijds ook wel begrijpelijk, dat het Huis van de Sport-concept nu wat aan waarde lijkt in te boeten doordat de sportbonden na de huurperiode van het huidige kantoor in Nieuwegein uit zullen gaan waaieren over verschillende locaties in Nederland. Ik hoop dan ook van harte dat de nieuwe samenstellingen van sportbonden die qua huisvesting zullen ontstaan elkaar gaan vinden in een nieuw samenwerkingsconcept, en bij voorkeur met de nodige inhoudelijke steun van NOC*NSF.

Die behoefte tot samenwerking geldt wat mij betreft in het bijzonder de vraag hoe we als sportbond onze leden-verenigingen kunnen (blijven) ondersteunen in hun eigen veranderings- en moderniseringsproces, hoe we relevant kunnen zijn voor de grote groep niet-gebonden individuele beoefenaars en de vraag naar toekomstige financiering van de sport. Wat mij betreft kan juist op dit soort onderwerpen de samenwerking een belangrijke meerwaarde zijn. 

Opvallende zaken
Tenslotte nog de vraag wat mij nu in de afgelopen drie jaar dat ik bestuurslid ben het meest is opgevallen. Een aantal zaken heb ik hiervoor al genoemd. De sport is altijd in beweging en dat zal ook altijd zo blijven. Want dat moet ook. Je moet meegaan met je tijd en je aanpassen aan veranderende omstandigheden. De meeste onderwerpen van nu zijn andere dan die van een aantal jaren geleden en dat is ook volstrekt logisch. 

"Er blijft voor de bonden die belangrijke kerntaak bestaan voor de grote groep sporters die zich wel willen of willen blijven verenigen in georganiseerd verband"

Maar er zijn ook vaste aandachtspunten die blijven terugkomen. Die hebben te maken met de kernwaarden van de georganiseerde sport, met de vraag hoe we de verenigingen optimaal kunnen faciliteren, met vrijwilligersbeleid, met vraagstukken rond de topsport, het beter onder de aandacht brengen van de maatschappelijke betekenis, de problemen rond de financiering etc. Want dat is wat we natuurlijk niet moeten vergeten. 

Kerntaak
Naast alle aandacht voor vernieuwingen en het inspelen op nieuwe ontwikkelingen, blijft er voor de bonden die belangrijke kerntaak bestaan voor de grote groep sporters die zich wel willen (blijven) verenigen in georganiseerd verband. Ook al wordt die groep dan relatief geringer in omvang ten opzichte van het totaal aan sportbeoefenaars, het blijft voor de bonden van zeer grote betekenis. 

Dit punt kwam ook duidelijk naar voren bij de bestuurderssessie tijdens de afgelopen Sportconventie. Dat wil niet zeggen dat bonden en verenigingen zich niet zouden moeten aanpassen aan de veranderende omstandigheden, integendeel. Elke sportbond en elke vereniging zal daar op eigen manier en naar eigen vermogen mee omgaan. Maar laten we de aandacht daarvoor vooral ook hoog in het vaandel houden. 

Wat verder opvalt is: 

  • dat de sport nog steeds mogelijk wordt gemaakt door heel veel enthousiaste vrijwilligers die daar veel tijd in steken; 
  • dat die tijd vooral gaat zitten in basistaken als zorgdragen voor competitie, scheidsrechters, kantine en accommodatie; 
  • dat er daardoor (te) weinig tijd overblijft voor zaken als samenwerking met andere lokale (sport)organisaties en inspelen op nieuwe ontwikkelingen; 
  • dat de verenigingsbestuurders zich grote zorgen maken over de terugloop van het ledental maar niet goed weten wat te doen; 
  • dat een cultuuromslag in de richting van de transitiegedachte op lokaal niveau nog niet echt leeft; 
  • dat het soms voor een sportbond lastig is om de leden te overtuigen van de meerwaarde van het bondslidmaatschap; het bestuur moet oppassen dat ze niet op te grote afstand komt te staan van de verenigingen; 
"Er is nog steeds weinig sprake van (inhoudelijke) samenwerking tussen sportbonden"
  • dat er nog steeds weinig sprake is van (inhoudelijke) samenwerking tussen sportbonden en dat er ook nog steeds weinig sprake lijkt te zijn van samenwerking met overheden en andere organisaties op lokaal niveau; 
  • dat het voor relatief kleine bonden heel lastig is tijd en geld vrij te maken voor de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten, te kunnen inspelen op nieuwe ontwikkelingen of verbinding te zoeken met andere maatschappelijke thema’s en organisaties als bijvoorbeeld gezondheid, onderwijs, recreatie; 
  • dat datzelfde bijvoorbeeld geldt voor het kennis nemen van resultaten van relevant (wetenschappelijk) onderzoek en/of uitwisseling van kennis en ervaringen. 

Voor mij persoonlijk geldt daarnaast dat ik het heel prettig vind om een deel van het oude netwerk van bestuurders en professionals weer te mogen ontmoeten en daar weer van te leren. 

Een paar weken geleden ben ik voor een tweede termijn van drie jaar benoemd. Ik ben vast van plan mij in de komende periode met dezelfde energie en hetzelfde enthousiasme te blijven inzetten voor de sport, want dat is me tot nu toe heel goed bevallen. 


Volgende keer het antwoord op de vraag van Jan Willem Meerwaldt aan Hugo van der Poel, directeur bij het Mulier Instituut:
Wat zijn de meest recente (wetenschappelijke en praktijkgerichte) inzichten in de relatie tussen de omgeving en het sport- en beweeggedrag? In hoeverre is sprake van een (zekere mate van) integratie van sport in de leefomgeving? Wat zijn hier de meest recente trends? 
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst