Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Vraag & Antwoord-Item

De vraag van Gerard Dielessen aan Eddy de Smedt 13 juni 2017

De vraag van… Gerard Dielessen, algemeen directeur van NOC*NSF
Aan... Eddy de Smedt, directeur topsport bij het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC)

GerardDielessen150De vraag
Beste Eddy, 
 
In Nederland verschijnen na successen van Nederlandse topsporters steevast verhalen in de media over hoe gezegend wij toch zijn met zoveel talent. Waarbij telkens in het midden wordt gelaten of de successen het gevolg zijn van het hebben van deze talenten, of dat de successen wel degelijk ook het resultaat zijn van het Nederlandse topsportbeleid.

Mijn antwoord op zo’n vraag ligt voor de hand. Vandaar dat ik het nu eens aan een ander wil vragen, en wel aan iemand die verstand heeft van zaken en die zowel dicht genoeg bij ons staat om inzicht te hebben, als ver genoeg weg om met enige distantie te kunnen oordelen. Ik zou daarom jou als directeur Topsport van het Olympisch Comité van België (BOIC) willen vragen om jouw zienswijze op het tot stand komen van de Nederlandse successen met ons te delen. 

EddyDeSmedt175Het antwoord 
Beste Gerard,

Bedankt voor je vraag, die – dacht ik – nooit wordt gesteld als een land geen succes kent, maar zowat de meest gestelde vraag is wanneer dat land (meer dan) behoorlijke successen neerzet. De reden daarvan is m.i. terug te vinden in de wijze spreuk 'De overwinning kent vele vaders, de nederlaag daarentegen is een weeskind'. Prijs je gelukkig dat de vraag wordt gesteld, want dat wijst dus reeds richting succes.

Om jouw vraag te beantwoorden, val ik terug op mijn visie van de relatie tussen talent en succes. Lang geleden heb ik die proberen te vatten in het schema hieronder. Waarbij ik ervan uitging/uitga dat puur talent op zich onvoldoende was/is om succes te verklaren. Zolang dat aangeboren talent immers onvoldoende ambitie toont en/of zich onvoldoende engageert, zal het slechts in uiterst zeldzame gevallen tot scoren komen. Ambitie en hard werken stonden/staan hoger aangeschreven dan het pure aangeboren talent.

XL21-VraagAntwoordFoto-1Optimale ondersteuning
Wanneer een talent echter wél over voldoende ambitie beschikt en wél bereid is zich voluit te engageren, dan is het aan 'het beleid' (resp. clubs, federaties, overheid, NOC e.d.) om alles in het werk te stellen opdat dat talent zich kan ontplooien en uiteindelijk kan komen tot succes. Het beleid dient dan ook te voorzien in de optimale ondersteuning, zowel qua programma als begeleiding van dat talent. En indien dit allemaal in elkaar past, dan wordt de kans op succes reëel, want dan heb je alle mogelijke factoren die je kan beïnvloeden ten volle geëxploiteerd en ben je dus alleen nog afhankelijk van de sterkte van de tegenstander, een - meestal – oncontroleerbare factor.

"Het totaal aantal medailleerbare - en gemedailleerde - landen is enorm toegenomen"

De evolutie in de topsport – en de gehele wereld daaromheen - staat echter niet stil en de politieke situatie in een aantal geografische blokken (denk maar aan het uiteenvallen van het vroegere Oostblok) en de - gelukkig maar - veranderende situatie in een aantal landen in de gelijkheid vrouw-man, maken dat er in de medaillerace meer en meer landen hun graantje willen meepikken en daar ook daadwerkelijk in slagen. Het totaal aantal medailleerbare (en gemedailleerde) landen is daardoor enorm toegenomen (en neemt nog steeds toe) en dus heb ik mijn schema - hieronder - aangepast aan de actuele situatie.

XL21-VraagAntwoordFoto-2En dus is volgens mij vandaag - en wordt zeker in de toekomst - de factor talent terug van veel groter belang. Er gaat immers veel minder talent verloren. En het talent dat er is, wordt wereldwijd beter ondersteund. En bijgevolg zal het toptalent straks weer meer het verschil gaan maken. 

Streven naar perfectie
Tegelijkertijd wordt ook de inbreng van het beleid belangrijker, want gezien de steeds maar toenemende concurrentie volstaan investeringen in een optimaal programma en optimale begeleiding niet langer. Deze wereldklasse programma’s en coaches wedijveren immers met elkaar in hun streven naar perfectie. Wedijver waarop alleen 'ongelimiteerde' budgetten of het obligaat maken van keuzen een antwoord kunnen bieden. Onvermijdelijk dilemma voor het beleid!

Persoonlijk voeg ik daar graag aan toe dat de engagementen van elke betrokken atleet en coach - en ook van de beleidsmaker - moeten worden 'gebonden' met een saus van passie. Mijn model staat en valt immers met het begrip en het besef dat de topatleet/het topteam in het denken altijd centraal moet staan.

"Wanneer ik als zuiderbuur kijk naar jullie successen dan benijd ik jullie groot aantal talenten"

Tot zover bondig mijn visie op de relatie talent – succes en de rol van het beleid in de ontwikkeling en begeleiding ervan. Wanneer ik dus als zuiderbuur kijk naar jullie successen dan benijd ik inderdaad jullie groot aantal talenten. Dat aantal valt niet alleen te verklaren door het gegeven dat jullie statistisch gezien uiteraard tot de 'langste' mensen ter wereld behoren, of over veel water en fietswegen beschikken, veel zuivelproducten nuttigen etc. 
Er is wel degelijk een aanpak vanuit het beleid. 

Sportinfrastructuur op lokaal vlak
Weinig landen beschikken aan de basis over meer sportinfrastructuur op lokaal vlak. In weinig landen is de sport aan de basis zo goed georganiseerd als bij jullie en doen er zoveel mensen actief aan sport (jullie federaties hebben ledenaantallen waarvan andere alleen maar kunnen dromen) en in weinig landen zijn mensen bereid om de lidgelden te betalen, die jullie wel investeren en die een professionelere aanpak mogelijk maken op alle echelons. Dus hoeft het niet te verbazen dat er telkens weer wel talent opduikt.

En dus begrijp ik jouw vraag ... Maar - verwijzend naar mijn schemaatje – vraag ik mij af, wanneer we het hebben over het beleid en meer bepaald het topsportbeleid, of de vra(a)g(en) niet eerder moet(en) gaan in de richting van:

  • Heeft het beleid elk talent alle kansen geboden?
  • Heeft het beleid dat vertaald in de beste begeleiding en het beste programma?
  • Heeft het beleid de atleet en zijn directe omgeving maximaal gechallenged?
"Als succes op de grootste internationale competities een graadmeter is dan zijn jullie op dat vlak toch niet echt slecht bezig"

Het antwoord op de eerste deelvraag, moet ik uiteraard schuldig blijven, maar als succes op de grootste internationale competities, eerder dan op jeugdkampioenschappen een graadmeter is – en dat is volgens mij zowat de enige – dan zijn jullie op dat vlak toch niet echt slecht bezig. Daarnaast creëren de uitbouw van Papendal als centre of excellence, de uitbouw van jullie centrale knowledge-platform, de integratie van ‘s werelds beste experts in jullie 'support team', het mastercoach programma, etc. ongeziene mogelijkheden voor hen die er willen op ingaan.

Prestatiegericht beleid
Wat programma en begeleiding betreft, benchmarken jullie als NOC*NSF wereldwijd elke vorm van succes en vertalen dat in een absoluut prestatiegericht beleid. Jullie delen niet alleen de resultaten met jullie coaches en bonden, maar challengen hen ermee en verbinden jullie steun aan de inhoud en de kwaliteit van hun prestatieprogramma’s. 

Jullie 'verplichten' jullie sporters, coaches en bonden na te denken – the hardest thing in the world, that’s why so few people engage to it (Henry Ford) – over hoe zij hun succes willen/zullen bereiken. Eens een consensus over visie en programma bereikt, ondersteunen jullie niet alleen de programma’s en de begeleiding, maar gaan die ook mee 'sturen'. 

"Draagt sturen bij tot onafhankelijkheid of leidt het daarentegen naar groeiende afhankelijkheid?"

En daar ligt meer dan waarschijnlijk een gevoelig punt van jullie beleid, echter niet alleen van jullie maar van om het even welk ambitieus beleid, namelijk hoe ver kan/moet/mag je 'sturen'...? Naargelang de stakeholder en diens topsportstatus zal de interpretatie hier zeker verschillen. Draagt sturen bij tot onafhankelijkheid of leidt het daarentegen naar groeiende afhankelijkheid?

Geen uniforme Belgische aanpak
Ons complexe Belgisch topsportlandschap laat deze uniforme aanpak niet toe, prijs jullie gelukkig dat dit bij jullie wel kan. Eén topsportkanaal, één referentie... één visie?

Wie ben ik echter om jullie raad te geven in deze? Misschien toch één tip? Laat structurele oplossingen altijd primeren boven 'vaste' structuren (want die zijn volgens mij voorbestemd om uiteindelijk vast te roesten), houd gedecentraliseerde mogelijkheden open naast de centrale modellen die jullie (succesvol) aan het ontwikkelen zijn. Want ergens in het land zal er wel een creatieve of innovatieve geest aan het werk zijn met één van jullie toptalenten die mogelijk de benchmark wordt voor de toekomst.

"Het overgrote deel van jullie talenten mag zich gezegend weten met een uitstekende structurele aanpak vanuit het Nederlandse topsportbeleid"

En dus kom ik tot het besluit (en misschien was dat voldoende geweest als antwoord): een medaille kan enkel en alleen worden gewonnen door een atleet/team, dus is het behalen van de medaille altijd zijn/haar succes. In het creëren van de mogelijkheden/noden om deze medaille te realiseren is de inbreng van het – jullie - beleid wel degelijk aanwezig.

Topsportbeleid
Beste Gerard, hoe langer ik erover nadenk hoe eenvoudiger jouw vraag te beantwoorden is: 
natuurlijk zijn jullie gezegend met heel wat talent en natuurlijk moet een mens daar blij om zijn, zonder talent immers geen successen. Het overgrote deel van deze talenten mag zich echter op zijn beurt gezegend weten met een uitstekende structurele aanpak vanuit het Nederlandse topsportbeleid.

Het ga je (en het Nederlandse topsportbeleid) goed,

Eddy de Smedt


Volgende keer het antwoord op deze vraag aan Jan Willem Meerwaldt:
Je bent heel lang werkzaam geweest op het ministerie van VWS (afdeling sportzaken) en vervolgens een tijdje bij Kenniscentrum Sport. Na je pensionering ben je alweer o.m. een paar jaar actief als vicevoorzitter van de Nederlandse Jeu de Boulesbond. Wat is jou het meest opgevallen, nadat je van relatieve buitenstaander de wereld van sportbonden echt van binnenuit bent gaan meemaken? En meer in het bijzonder, welke ontwikkelingen heeft de Jeu de Boulesbond de laatste jaren ondergaan en wat staat er momenteel op stapel? Hoe is het als relatief kleine bond al die noodzakelijk geachte transitieontwikkelingen te (moeten) ondergaan?
« terug

Reacties: 1

loek jorritsma
13-06-2017

Een aanrader: nog een keer de beide kabinetsnota's 'Wat Sport Beweegt'  en 'Kansen voor Topsport' doorlezen. Die beleidslijnen in zijn consequenties verder doortrekken. Is ook mogelijk voor onze Belgische lezers. 

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst