Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Vraag & Antwoord-Item

De vraag van Koen Breedveld aan Loek Jorritsma 23 augustus 2016

De vraag van… Koen Breedveld, directeur van het Mulier Instituut
Aan... Loek Jorritsma, gepensioneerd VWS-ambtenaar met veel kennis over juridische verankering van sport in het beleid van de rijksoverheid

KoenBreedveld125De vraag
Dat de overheid een sportbeleid voert is niet wettelijk verankerd. Er is geen ‘sportwet’, zoals die er wel bijvoorbeeld is voor cultuur. Is dat een gemis? Wat zou er in zo’n wet geregeld moeten worden, en wat kan zo’n wet de sport opleveren?

Het antwoord
LoekJorritsma150Er is geen sportwet, maar er zijn wel andere wetten die van zeer grote invloed zijn op sportorganisaties, sportaccommodaties en (top)sportevenementen. Denk aan:

  • de Wet Markt en Overheid (WM&O) inzake het verrekenen van de kostprijs bij gebruik gemeentelijke accommodaties;
  • belastingwetgeving in verband met het aangepast BTW-tarief voor sportorganisaties en sportevenementen;
  • algemene veiligheidswetten zoals bijv. die voor arbeidsomstandigheden bij professionele sport;
  • mediawetgeving inzake het toestaan van reclame uitingen bij uitzendingen van sportwedstrijden;
  • de wegenverkeerswet waarbij het verboden is wedstrijden te houden op de openbare weg.

Voorts is er de Europese wet- en regelgeving bij de Mededingingswet inzake Staatssteun en Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB) en de Algemene GroepsVrijstelling (AGV) voor onderdelen van sport.

Het is voor deze bijdrage niet zinvol al deze wetgeving te behandelen. Ik sluit aan bij de twee meest recente voorbeelden. Die inzake de belastingwetgeving en het BTW-tarief en de evaluatie van de WM&O en DAEB. En ook dat slechts kort.

Belastingwetgeving
Voor dit artikel heb ik op 14 juli 2016 aan het Ministerie van Financiën het volgende voorgelegd. Bestaat bij u een overzicht van
1.    sportorganisaties die de beoefening van sport ten doel hebben;
2.    diensten die nauw samenhangen met de beoefening van sport en onontbeerlijk zijn voor het verrichten van sportdiensten, en
3.    criteria die gelden voor sportevenementen om onder deze noemer van sport te vallen, en die daarom alle, op onderdelen, in aanmerking komen voor een aangepast Btw-tarief.

"Ook het EK sjoelen, telefoonboekscheuren, het NK kooivechten, WK speedpokémonteren en dominosteentjes laten omvallen kunnen zomaar sportevenementen zijn"

Waarom deze vragen? Wat betreft de eerste vraag: organisaties die zich de beoefening van sport of de bevordering daarvan ten doel stellen worden gezien als sportorganisaties en komen daarom in aanmerking voor de BTW-vrijstelling. Dat geldt voor zowel het voetbal, volleybal, tafeltennis en ook voor de Nederlandse Postduiven Organisatie (NPO). Maar ook voor sportvissen, hondensport, pokémon spelen, oriënteren, paardrijden of modelzweefvliegen?

Bij de tweede vraag gaat het om de vraag welke diensten door de Belastingdienst als onontbeerlijk voor sportbeoefening worden gezien. Zijn dat de terbeschikkingstelling van sportaccommodaties, van scheidsrechters, van sportattributen als een doel, net, bal, fiets, ringen voor postduiven, hengels voor bij het vissen enzovoorts?

En bij de derde kan het zomaar dat het EK openwaterzwemmen, EK atletiek, NK dammen, de CHIO, EK bridge ook het EK sjoelen, telefoonboekscheuren, het NK kooivechten, WK speedpokémonteren en dominosteentjes laten omvallen, sportevenementen kunnen zijn.

Extra punt van aandacht bij de evenementen nog voor de betrokken sportaccommodaties. Want is bijvoorbeeld het water bij het EK openwaterzwemmen inderdaad een sportaccommodatie? En als dat zo is, komt dan de realisering van dat water tot zwemsportwater ook voor een BTW-vrijstelling in aanmerking? En bij de Vierdaagse en het CHIO het parcours, WK darts, biljarten in het café, sjoelen in het buurthuis?

"Ik stel vast dat bij het ministerie van VWS – oneerbiedig gezegd - slechts sprake is van subsidiebeleid voor de sport"

Op mijn vraag aan het Ministerie van Financiën heb ik (nog) geen antwoord gekregen. Vakantie? Resteert de inhoud van de site van de Belastingdienst inzake sport. Die is vooral voorbeeldend van aard. Ik stel daarom vast dat, naast het ontbreken van een sportwet bij het ministerie van VWS, bij dat departement – oneerbiedig gezegd - slechts sprake is van subsidiebeleid voor de sport. En dat bij het ministerie van Financiën geen afgerond beeld bestaat van het beleidsterrein sport.

Wat hier nog wel voorhanden is, is de Regeling landelijke sportorganisaties Successiewet 1956. Daarbij gaat het om vrijstelling voor schenkingen aan landelijke sportorganisaties. Door deze organisaties als Sociaal Belang Beogende Instelling (SBBI) te gaan zien is dat mogelijk geworden. In de successiewet wordt nu in artikel 1 aangegeven dat de organisaties de bevordering of organisatie van de beoefening van een of meer takken van sport ten doel moeten hebben. In artikel 2 wordt VWS om het eindoordeel gevraagd over de vraag of de betrokken organisatie inderdaad is aangewezen als landelijke sportorganisatie. Bij VWS zou een overzicht van landelijke organisaties voorhanden kunnen zijn.

In mijn ogen zou dit eindoordeel ook van toepassing dienen te zijn als het gaat om te bepalen wanneer er sprake is van (top)sportevenementen en (top)sportaccommodaties.

Evaluatie WM&O
De Wet Markt & Overheid, de verdere uitwerking van de Mededingingswet, is van toepassing op de sport. Wanneer een activiteit in het algemeen (economisch) belang is, kan een uitzondering worden gemaakt. Naast het openbaar onderwijs is dat in deze wet ook de sport. Daarom hoeft de sport geen kostprijs te betalen bij het gebruik van een accommodatie van de overheid.

"Sportorganisaties zijn geen Algemeen Nut Beogende Instellingen (...) omdat ze vooral het eigen belang van de leden op het oog hebben en in mindere mate het algemeen belang"

Er staat nu een evaluatie van die Wet op touw waarbij vraagtekens worden gezet bij deze plaats van de sport. NOC*NSF en woordvoerders sport van de Tweede Kamer pleiten er nu voor om de uitzondering voor de sport te handhaven. Is de sport dan zo’n activiteit van algemeen (economisch) belang?

We weten dat sportorganisaties geen Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI) zijn maar ‘slechts’ SBBI’s. Dat komt omdat ze vooral het eigen belang van de leden op het oog hebben en in mindere mate het algemeen belang. De vraag is dan of deze organisaties dan inderdaad diensten van algemeen (economisch) belang kunnen leveren.

Want bij dergelijke diensten moet worden vastgesteld dat het gaat om marktfalen. De compensatie om dat marktfalen op te heffen (bijvoorbeeld subsidie) moet dan ook voldoen aan de zogenaamde Altmark-criteria. Het eerste criterium daarvan is dat de betrokken onderneming (de sportorganisatie) daadwerkelijk belast moet zijn met de uitvoering van die dienst en dat moet ook duidelijk zijn omschreven.

Was dat inderdaad het geval bij het EK atletiek, het EK openwaterzwemmen, de start van de Tour de France in Utrecht (marktfalen?!) en is dat het geval bij alle (top)sportevenementen?

"Ik adviseren te komen tot een nieuwe definitie van sport. Een die recht doet aan de ‘eigenheid’ van de sport"

Hoe nu verder?
Wat moeten we in de sport nu met deze observaties? Als ik dit ook als buitenstaander zou zien en dan vaststel dat de definiëring van sport, van sportorganisaties en sportaccommodaties en sportevenementen door de rijksoverheid niet op eenduidige wijze plaatsvindt, dan zou ik adviseren te komen tot een nieuwe ordening waarbij dat wel het geval is. Een die ook recht doet aan de ‘eigenheid’ van de sport.

Want eigen aan de sport is ook de monopoliepositie die sportorganisaties hebben in hun tak van sport; de kenmerken van de winner takes it all-markt; het product sport dat alleen bestaat bij de aanwezigheid van een vergelijkbare ander; gelijke strijd/competitive balance; de niet-restitueerbaarheid van wedstrijden en wat mij betreft ook integrale solidariteit.

Want zo is bijvoorbeeld het sportieve monopolie van de sportorganisatie niet per se uit te leggen als een economisch monopolie. Integendeel, als sportorganisatie moet je nieuwe toetreders tot de markt van de organisatie van jouw sport juist wel kunnen weren.

"Ik bepleit een radicale stap (...) waardoor de sport zich niet meer hoeft te verdedigen en bedelbrieven hoeft te sturen en deels afhankelijk is van de opbrengst van loterijen"

Het voert (veel) te ver om in dit bestek alle aspecten van het Altmark-arrest, marktfalen, DAEB, ANBI, SBBI, staatssteun, BTW-regeling en Mededingingswet en WM&O, het Binnenaanvaringsreglement, de Omgevingswet maart 2016, mediawet en televisie zonder grenzen en de Welzijnswet op hun - ook onderlinge - consequenties voor de sport verder uit te werken. Ik bepleit hierbij wel een meer radicale stap. Een stap die een eind maakt aan al die vragen naar marktfalen, ANBI, etc. Een stap waardoor de sport zich niet meer hoeft te verdedigen, bedelbrieven hoeft te sturen, sportorganisaties voor een deel niet meer afhankelijk zijn van de opbrengst van loterijen en van de toedeling daarvan door een particuliere belangenorganisatie. Maar een vaste plaats krijgt in de sociale infrastructuur van onze samenleving. Kortom de emancipatie van de sport in het publieke domein.

Sport als een publieke taak
Ik pleit er voor dat de rijksoverheid sportorganisaties juridisch zal erkennen als de organisaties met de daadwerkelijke belasting van de publieke taak van:

  • Het organiseren van de nationale competitie, het nationaal kampioenschap en – indien daartoe aangewezen – de officiële Europese- en Wereldkampioenschappen in die tak van sport. Dat houdt tevens dat NOC*NSF de publieke taak heeft om het olympisch team samen te stellen en - indien daartoe aangewezen - zorg te dragen voor de organisatie van de Europese -, Olympische en Paralympische Spelen;
  • Het uitroepen van de nationale kampioenen in de betrokken takken van sport;
  • De zorg voor de opleidingen in hun sport;
  • Het aanwijzen van de nationale selecties en de zorg voor die trainingen, inclusief de inhoud van de talentbegeleiding – in samenwerking met de betrokken onderwijsorganisaties – in de betrokken tak van sport.

Daartoe stelt de rijksoverheid voor alle betrokken organisaties instellingsbijdragen vast waardoor deze organisaties duurzaam in staat worden gesteld deze publieke taak vorm en inhoud te geven.

In het verleden is wel eerder een eerste aanzet gegeven tot onderzoek naar een dergelijke sportwet, een kaderwet specifiek sportbeleid. Voor sommige ontwikkelingen dient de tijd rijp te zijn. Bij de huidige discussies over de transities van de sport; de aanwending van de opbrengsten van de loterijen; de relatie van sport met publieke domeinen als gezondheidszorg, onderwijs en ruimtelijke ordening; de betekenis van sport voor specifieke groepen in onze samenleving; vragen inzake de organisatie van topsportevenementen pleit dat alles er voor om te bezien of aan dat onderzoek vervolg kan worden gegeven.

Daardoor kan de publieke functie van de sport, denk aan sociale cohesie, saamhorigheid, gezondheidsbevordering, bevordering van leerprestaties, etc. etc. blijvend worden versterkt. En wordt deze niet verdrongen door begrippen in het huidige louter commerciële jargon als nieuwe verdienmodellen, big data, zapp-cultuur en vergroten marktaandeel.

Sportraad
Het meest gerede instituut om een dergelijk proces te begeleiden lijkt me de Nederlandse Sportraad. Objectief kritisch ten aanzien van de sport, autonoom, multidisciplinair, van hoog competentieniveau en belast met vraagstellingen die de essentie van de sport raken.

Volgende keer het antwoord op de vraag van Loek Jorritsma aan Ted van der Bruggen, zelfstandig consultant die voor het werven van vrijwilligers een programma heeft ontwikkeld:
Ik ben er van overtuigd dat de sportvereniging in haar huidige vorm, weliswaar met noodzakelijke aanpassingen die iedere tijd vereist, voor de sport in Nederland van onschatbare waarde is. Jij bent als verenigingsadviseur dagelijks met sportverenigingen bezig. Deel jij die visie? Hebben sportverenigingen in Nederland inderdaad een gouden toekomst in jouw ogen?
« terug

Reacties: 5

Erik Ruts
23-08-2016

Mooie bijdrage, Loek. Ik kan je volgen en het lijkt mij een goed idee. Immers de sport is al voor veel maatschappelijke karretjes gespannen en krijgt daarvoor tijdelijk wat armslag. Tijd voor een andere aanpak. Laat de lobby beginnen en beleidsmakers dit idee uitwerken. 

Paul Ruijsenaars
23-08-2016

Beste Loek,

Koen zal net zo min als ik verbaasd zijn over je antwoord op zijn vraag. Want je bent al ruim 30 jaar pleitbezorger voor een sportwet. Maar de samenleving gaat al jaren met al haar publieke taken gebukt onder het neo-liberale gedachtegoed, als gevolg waarvan vele publieke zaken aan de markt worden overgelaten. Over het succes daarvan gaan we het niet hebben, en dus ook niet over de haalbaarheid van je voorstel, laar staan over de mogelijke gevolgen ervan als je kijkt naar wat  de gevolgen zijn in gezondheidszorg en cultuur om maar wat te noemen.
Maar ik mis een essentieel 'onderdeel' in je verhaal: de sporter. Laten we voor het gemak Yuri van Gelder hierbij als voorbeeld nemen. Afgaande op de reacties in de schrijvende pers bestaat er veel onbegrip en ook kritiek op hoe de relatie 'sporter als potentiële medailleleverancier' ten opzichte van 'de sporter als een topprestatie leverende Nederlandse burger' gemanaged wordt door de diverse sportechelons. (De NOS hield zich als 'embedded' mediapartner van NOC*NSF op de vlakte, omdat die veel eigen belangen had bij de contractuele verplichtingen waar de atleten voor hadden moeten tekenen. De enigen die zich daar aan durfden te onttrekken waren Hans van Zetten - hulde voor de wijze waarop hij dat formuleerde!! - en Erben Wennemars.)
Mijn verzoek aan jou is dan ook een apart hoofdstuk toe te voegen aan je pleidooi over hoe de sporter zich  in de sportwet beschermd mag weten met beroep op zijn burgerrechten ten opzichte van het tuchtrecht en private recht waar een sporter ineens mee wordt geconfronteerd wanneer hij/zij topsporter wordt.
En op de tweede plaats is het dan ook noodzakelijk om expliciet te maken dat topsport een bedrijfstak is, met dus ook bescherming van de atleten door het arbeidsrecht (paritaire beslissingsbevoegdheid over arbeidsomstandigheden, om maar een onderwerp te noemen.)
Wat is hier veel over te zeggen, maar in navolging: ik hou het kort!

loek jorritsma
23-08-2016

Hoi Paul, een korte reactie op je vraag naar de sporter. Weet dat de eerste actie van de Taakgroep Topsport in 1988 was het doen van onderzoek naar de Rechtspositie van de Topsporter, daarna Topsport, Opvoeding en Onderwijs (LOOT-scholen) een vervolgens het Fonds voor de Topsporter. Daarop werd dat fonds in 1992 te Barcelona door Hedy d'Ancona bekend gemaakt en gevuld door VWS. Binnen 3 jaar dus! Daaruit mag je afleiden dat in mijn perceptie ook hier geldt dat het gaat om het creeren van een optimaal ontplooiingsklimaat voor de sportief hoogbegaafden (net zoals voor intellecttueel en artistiek hoogbegaafden) en vervolgens het in staat te stellen om op professioneel niveau hun begaafdheid te verzilveren. Nog onlangs sprak minister Schippers zich uit voor begeleiding bij de afbouw van de sportcarriere. Maar in de Nota Kansen voor Topsport van februari 1999 wordt daar op pag. 26 al op gewezen. Ik stel dan, samen met jou, vast dat er sindsdien door de betrokken stakeholders veel te weinig structurele aandacht is geweest voor de positie van de topsporter. In plaats van deze vrijblijvendheid is er nu een strakker kader nodig. Dat kan door de regie daadwerkelijk in handen te geven van die instantie die verantwoordelijkheid draagt voor de omstandigheden waarin de optimale ontplooiing van onze jeugd tot zijn recht moet komen: de overheid. 

Bert van Lingen
24-08-2016

Beste Loek,

Fijn dat je weer van je laat horen. Ik heb het in mijn 50-jarige loopbaan in de praktijk van de sport, zeker in mijn periode bij de KNVB, zeer opmerkelijk gevonden dat tijdens elke nieuwe regeringsperiode de sportorganisaties 'misbruikt' werden om allerlei maatschappelijke problemen via de sport-infrastructuur aan te pakken. Ik heb het steeds wanneer de sportorganisaties wederom een subsidieworst werd voorgehouden als afleidend en storend ervaren in relatie tot de door jou ook genoemde kerntaak en eigenheid van de sport. Ik heb het in mijn periode bij de KNVB vaak gehad over beleid voeren binnen de context van de sporteigen bedoelingen en uitgangspunten. Soms leek het erop dat de sportorganisatie meer energie stak en omgevormd moest worden om in aanmerking komen voor een subsidiestroom van de overheid voor bijv. de integratie van mensen met een andere culturele achtergrond of het bestrijden van obesitas of bewegingsarmoede of het leggen van verbindingen met onderwijsinstellingen. Mijn stelling was en is nog steeds: "Sport maak goed duidelijk welke functie je hebt in de samenleving, welke waarde/betekenis je vertegenwoordigt en welke kansen er liggen om binnen het sportspecifieke en -eigen karakter integraal allerlei "subdoelen" mee te vangen en waar hebben we dan behoefte aan(accommodatie, infrastructuur, kader, management, onderzoek en vooral sporteigen beleidsmakers-vooral zo weinig mogelijk "Fremdkoerper")" Overigens moet de sport ook niet op de stoel van het bewegingsonderwijs worden gedrukt, dat is een ander vak! Dus meer een pro-actieve benadering vanuit de sport i.p.v. een re-actieve,"wat heeft de overheid nu weer voor ons bedacht"-benadering. Bij een Ministerie van Verkeer ligt het duidelijk, wanneer de file's te lang worden dan wordt er beleid gevoerd om dat probleem op te lossen.In het sportbeleid wordt de sport vaak "misbruikt" om allerlei actuele- en politiek-aantrekkelijke onderwerpen/dossiers. De sport laat dit toe op basis van gebrek aan het vermogen om sport op een volwaardige maatschappelijke sector te positioneren. Dus niet; "overheid, waar kunnen we jullie nu weer mee van dienst zijn?", maar: "overheid, dit zijn wij en we willen in de toekomst een volwaardige plaats krijgen en de dag na de derde dindag in september in de krant kunnen terugvinden hoe wij onze functie kunnen invullen".Ik ben bang dat de sport meer en meer  kampt met onvermogen om duidelijk te maken wat er voor nodig is om SPORT-beleid te voeren.Tenslotte wil ik benadrukken dat Nederland in de afgelopen decennia heeft getoond ,ondanks de hierboven genoemde problematiek ,door de tomeloze inzet van vooral vrijwilligers( de grootste financier van de sport!) een volwaardige plaats heeft behaald in de wereld. Loek bedankt voor je bijdrage.

loek jorritsma
24-08-2016

Bert, hartelijk dank voor je reactie. Voor mij is het inderdaad van groot belang dat de landelijke organisaties op het gebied van de sport hun kerntaak kunnen uitoefenen: het leveren van verantwoorde sportbeoefening voor hun leden en de sameleving. En dat de politiek niet alleen ziet wat het belang is voor de betrokken leden, maar voor de gehele samenleving. Dat belang is eigenlijk niet omstreden, dat wordt breed erkend. Maar nu moet dat nog 'even'  worden vastgelegd. Wat ik zag was dat de landelijke organisaties voor hun functioneren in een afhankelijke positie t.o.v. NOC*NSF kwamen te verkeren. Marcel Sturkenboom wees daar eerder ook al op. Dat wordt via Teamnl wellicht nog groter. Via de structurele financiering van de infrastructuur (de medewerkers, de huisvesting, de opleidingen incl. talentontwikkeling, internationale bestuurders) wordt die afhankelijkheid in belangrijke mate opgeheven. Dat creeert vervolgens ruimte om meer geld uit de markt te halen voor projecten op het gebied van topsport, sportstimulering, deskundigheisbevordering en topsportevenementen. Er valt een mooie (sport)wereld te winnen. De vrijwilligers in de sport krijgen daarmee de pluim die ze verdienen.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst