Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

De gymzaal bedreigd als wifi-vrij reservaat 3 maart 2015

door: Ivo van Hilvoorde, Jaap Kleinpaste & Jeroen Koekoek

De gymles en digitale technologie: voor velen zijn dat nog steeds gescheiden werelden. De gymzaal is in goed gezelschap van het vliegtuig, als het gaat om de nog resterende reservaten waar we vrijwillig offline gaan. En er is veel voor te zeggen, voor de opvatting dat er nog plekken moeten zijn waar kinderen vrijuit mogen spelen en met plezier leren bewegen zonder gefilmd of digitaal beoordeeld te worden. De gymzaal als afkickkliniek. Voor deze positie zijn veel goede argumenten te geven.

Dat neemt niet weg dat er inmiddels veel initiatieven zijn die dit wifi-vrije reservaat ‘bedreigen’. Veel leerkrachten zijn inmiddels actief in de weer tijdens de gymles met tablets, nieuwe apps, camera’s en videofeedback, in de hoop daarmee het bewegen en spelgedrag van kinderen te stimuleren. Zouden al die pionierende docenten zich dan - als blinde slaven van Apple - op een dwaalspoor begeven?

Of dat zo is, en hoe een geschikte digitale omgeving er dan uit zou kunnen zien voor de gymles, daarover gaat het congres ‘Van tikken naar taggen 2015’ (25 maart). Na de succesvolle en goed beoordeelde editie in 2014 (zie de Youtube-film onderaan deze column) hebben we besloten ook dit jaar een congres te organiseren waarin alle nieuwe ontwikkelingen aan bod komen en onderzoekers uit het hele land (en Vlaanderen) bijeen komen om het onderzoek en de nieuwe inzichten te delen met belangstellenden uit de wereld van de sport en het bewegingsonderwijs. Gezien de vragen, ontwikkelingen en aanmeldingen (er zijn inmiddels alweer meer dan driehonderd aanmeldingen), zal er hoogstwaarschijnlijk ook weer een editie volgen in 2016.

"We willen de discussie aangaan met de criticaster die denkt dat kinderen volgehangen met technologie niet meer aan bewegen en spelen toekomen"

Het is onmogelijk om op deze plaats alle onderzoeken en inzichten te bespreken. De geïnteresseerde lezer verwijzen we graag naar de inhouden van de twaalf workshops die op 25 maart op Windesheim worden aangeboden. Op deze plaats willen we wel nog even de discussie aangaan met de criticaster die een beeld voor ogen heeft van kinderen die, volgehangen met technologie, niet meer aan bewegen en spelen toekomen. In het boek Van tikken naar taggen (2014) hebben we ook al aangegeven dat we geen voorstander zijn van ondoordachte introductie van allerhande technologie, simpelweg omdat het kan of innovatief lijkt.

Hoewel een ideologie als Quantified self voor veel volwassen sporters aansprekend kan zijn voor het disciplineren van het meetbare lichaam, pleiten wij allerminst voor een onkritische introductie van dergelijke technologie in het onderwijs. Het mag wetenschappelijk gezien heel spannend zijn om kinderen vol te hangen met technologie, van stappentellers tot caloriemeters, maar met de inhoud en didactiek van het bewegingsonderwijs heeft dat verder weinig te maken. Over dergelijke toepassingen gaat dit congres dan ook niet. Het gaat primair om toepassingen die nauw aansluiten bij de bestaande vakdidactiek en die mogelijkheden in zich dragen om elementen van het motorische leerproces (zoals instructie, feedback) te verbeteren. En die mogelijkheden zijn er wel degelijk, zo constateren we op basis van de nieuwe inzichten die het onderzoek heeft opgeleverd.

Het onderzoek dat we binnen het lectoraat hebben uitgevoerd noemen we graag praktijkgericht, een aanduiding die nogal eens wordt verward met de term toegepast onderzoek. Het is met deze materie geen kwestie van toepassen van kant en klare kennis, die wordt ingevlogen uit de wetenschap. Ook een veelgebezigde term als evidence-based practice is hier misleidend. Als we het dan toch met wat Engels willen upgraden, dan kunnen we het beter hebben over evidence-informed practice.

Omdat we zijn gestart met de vragen die de leerkrachten en opleidingsdocenten zelf stelden, zijn het nog steeds dezelfde docenten die geïnteresseerd zijn in het onderzoek, de uitkomsten en de producten die zijn ontwikkeld. Deze samenwerking maakt het ook eenvoudiger om de kennis en expertise over digitale technologie een plek te geven in de LO-opleiding zelf of als module in de nieuwe Master Physical Education and Sport Pedagogy.

"Docenten en onderzoekers zijn nog steeds bezig met het selecteren van geschikte hard- en software (en niet zelden met het afwijzen van ongeschikte technologie)"

Tegelijkertijd willen we in gesprek blijven gaan met de groep van kritische volgers; reden dat we één van de workshops wijden aan een kritische dialoog over het digitale aanbod. Zo’n kritische dialoog moet het beeld voorkomen dat we te maken zouden hebben met voldongen feiten (‘zo moeten jullie dit doen’) of gestolde wetenschappelijke inzichten over digitalisering en (leren) bewegen, die slechts wachten om te worden toegepast. Dat betekent dat docenten en onderzoekers nog steeds bezig zijn met het selecteren van geschikte hard- en software (en niet zelden met het afwijzen van ongeschikte technologie).

Voordat je camera’s en beeldschermen in de gymzaal gaat ophangen, moet je wel een heel goed idee hebben hoe dat ingepast gaat worden in een reguliere gymles. Daarom is ook veel tijd geïnvesteerd van opleidingsdocenten in het zoeken naar de juiste technologie en meest geschikte functionaliteiten. Ook al betekent dat in de praktijk soms dat ‘onderzoek’ bestaat uit wachten (op een wifi-signaal), wachten (op een programma) of constateren dat iets niet werkt. Dat wachten en afwijzen heeft als voordeel dat anderen die doodlopende wegen niet meer in hoeven te slaan, en dat uit alle beschikbare technologie de - naar huidige inzichten - beste keuze kan worden gemaakt.

Het onderzoek aan de Hogeschool Windesheim heeft onder andere geleid tot het ontwikkelen van een aantal apps die geschikt zou moeten zijn voor de gymles. Deze apps zullen tijdens het congres worden gepresenteerd, gedemonstreerd en ter beschikking gesteld aan de Apple-bezitters (ja, excuus, toch een beetje slaven).

"De professionals zelf kunnen en moeten het onderscheid maken tussen de zin en onzin van digitale technologie in het bewegingsonderwijs"

Hoeveel kritische vragen er ook nog te stellen zijn (en moeten worden), het belangrijkste argument om dit onderzoek en deze kennisontwikkeling mogelijk te maken is dat het de professionals zelf zijn die het onderscheid kunnen en moeten maken tussen de zin en onzin van digitale technologie in een educatieve en dynamische omgeving als het bewegingsonderwijs.

Ivo van Hilvoorde is lector ‘Bewegen, School & Sport’ (Windesheim) en Universitair Docent Bewegingswetenschappen (VU). Jeroen Koekoek en Jaap Kleinpaste zijn als opleidingsdocenten werkzaam op de Calo (Windesheim) en als onderzoekers verbonden aan het project ‘Digitalisering in de gymles’.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst