Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Een fusie? Daar zijn onze leden nog niet aan toe… 17 februari 2015

door: Jeroen Weijermars

De kracht van de herhaling wordt vaak geroemd door marketeers. En in de sport heeft men daar ook een handje van. Sommige uitspraken worden zo vaak herhaald dat na verloop van tijd niemand meer zich afvraagt of de stelling nog wel klopt. In 2015 wil ik een aantal veel gehoorde uitspraken - soms clichés - van sport besturend Nederland tegen het licht houden. Daarmee kijkend of bestuurders nu echt een punt hebben of papegaaien zijn. Deze keer de uitspraak 'Een fusie? Daar zijn onze leden nog niet aan toe…'

De minimale omvang van een sportvereniging om in de nabije toekomst levensvatbaar te zijn is tenminste 400 leden. Aanvankelijk van welk onderzoek je volgt wordt loopt dit aantal zelfs op tot 500. Zowel deze onder- als de bovengrens ligt ver af van de gemiddelde omvang van de sportvereniging van dit moment. Uit de Rapportage Sport 2014 blijkt dat de gemiddelde omvang van sportverenigingen in Nederland op dit moment 196 leden is. Dat ligt ver af van de eerder genoemde 400 leden. Het is daarom niet zo vreemd dat er door verenigingen met regelmaat naar schaalvergroting gekeken wordt. Behalve dat dit soms als een vlucht vooruit wordt gezien, is een fusie voor veel verenigingen zo gek nog niet. Mits het fundament van de fusie stevig genoeg is…

'Fusieplannen belanden uiteindelijk niet zelden in de prullenmand'

Het is bij een voorgenomen fusie van belang dat er veel tijd wordt besteed aan het voortraject. Doorgaans vindt eerst een soort oriëntatie plaats om te bepalen welke mogelijke fusiekandidaten er op de markt zijn. Vervolgens verwerft een bestuur de goedkeuring van de leden om de daadwerkelijke fusiebesprekingen te starten. Men gaat hierbij niet over één nacht ijs. Hoewel officiële cijfers ontbreken, lijkt het vaker niet dan wél tot een daadwerkelijke fusie te komen. En zo belanden fusieplannen naar een langdurige periode van voorbereiding uiteindelijk niet zelden in de prullenmand. Zonde. Niet alleen vanwege de mogelijk gemiste kans, maar ook omdat er veel energie is weggevloeid naar een initiatief dat in een eerdere fase wel levensvatbaar leek. Na zo'n gestrand proces wordt in de lokale media vervolgens de quote opgetekend dat 'de leden er nog niet aan toe waren'.

Maar is dat nu wel zo? Om te kunnen bepalen waarom verenigingen fusies overwegen is het goed om - naast een minimale omvang - de basiskenmerken van een goede vereniging helder te hebben. Die kenmerken zijn overzichtelijk:

  • de financiën op orde, zonder al te grote externe afhankelijkheid;
  • voldoen aan de wensen van de leden;
  • voldoende aandacht voor het verenigingskarakter.

Overigens hebben alle deze kenmerken ook direct of indirect verband met de omvang van een vereniging: het aantal leden. Daarnaast is het uitgangspunt van iedere vereniging dat deze 'van, voor en door' de leden ‘in de lucht gehouden’ wordt. Men draagt bij (contribueert) in geld en vrije tijd. Anders spreken we niet over vereniging met leden maar over een organisatie met klanten.

'Er blijft een latente behoefte aan een fusie aanwezig terwijl die al van de baan is'

Dat een vereniging (lees: de leden) denkt aan een fusie komt voort uit een behoefte. Of beter gezegd, komt voort uit een lacune in een van de bovenstaande kenmerken. Die behoefte of lacune is niet verdwenen wanneer de fusie wordt afgeblazen. Ze begonnen de queeste naar een fusiepartner immers niet zomaar. Met andere woorden… er blijft een latente behoefte aanwezig terwijl de fusie van de baan is.

Waar gaat het dan toch verkeerd?

Buiten het feit dat de wil om samenwerken er moet zijn, is het ook noodzakelijk dat men de zwakke plekken in de eigen vereniging herkent maar vooral erkent. En dat is lastig. Het is niet iedere bestuurder gegeven met enige terughoudendheid naar de eigen vereniging te kijken. Dat is ook niet onlogisch. Men heeft veel vrije tijd in de organisatie zitten en dan valt het niet mee te erkennen dat het realiseren van de verenigingsdoelstellingen beperkt of niet gelukt is. En als je dan met de billen bloot moet bij een potentiele ‘huwelijkskandidaat’ is het aanwijzen van de zwakke plekken van de ander in plaats van je eigen omissies te benoemen wel zo prettig.

Daarnaast is het de mindset waarmee bestuurders of afgevaardigden een fusietraject aanvliegen. Men gaat de besprekingen in vol goede moed. Maar al snel zie je dat bij een fusiebespreking de focus verlegd wordt naar de verschillen in plaats van de overeenkomsten van de mogelijke partner. En als je die verschillen maar vaak genoeg blijft benoemen dan worden deze een waarheid op zichzelf. Terwijl als de mindset er een van samenwerken is, is een fusie al voor de helft gerealiseerd is.

'Door te focussen op de overeenkomsten in plaats van de verschillen worden niet alleen de schaalvoordelen maar ook de synergetische voordelen zichtbaar'

Voor mij is een andere definitie van samenwerken: 'samen problemen oplossen die je in je eentje niet zou hebben'. Dit klinkt negatiever dan het is. Want als de beide partijen rond de tafel er op uit zijn elkaar te helpen worden fusiebesprekingen bij voorbaat constructiever. En door te focussen op de overeenkomsten in plaats van de verschillen worden niet alleen de schaalvoordelen maar ook de synergetische voordelen zichtbaar. En daarmee kan de achterban ook meer dan met de beperkingen.

Wat nu te doen. Er is geen panklaar fusiedraaiboek. Mijn ervaring is dat elke fusie anders is. Maar wanneer een aantal eenvoudige vertrekpunten voor ogen gehouden worden dan neemt het slagingspercentage ongetwijfeld toe:

  • zorg voor een heldere fusiedoelstelling en blijf deze voor ogen houden;
  • benoem de overeenkomsten en niet de verschillen van de toekomstige partner;
  • herken en erken je zwakke plekken in je eigen vereniging;
  • overweeg een neutrale partij de fusie te begeleiden.

Want wie veel mislukte fusiepogingen naast elkaar legt zal net als ik vaak moeten constateren dat de leden wel aan een fusie toe waren maar de bestuurders nog niet…

Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast geeft hij als parttime docent aan de Johan Cruyff University les in de vakken sportmanagement, sportmarketing en media. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, Linkedin of www.zjerom.nl

« terug

Reacties: 1

Edwin
18-02-2015

Herkenbaar! Is fusie+sportverenigingen een contradictio in terminis? Zo lijkt het soms. Daar waar de fusie is geslaagd zie ik achteraf de voordelen en de verzilverde kansen. Daar waar het kansloos is gestrand speelt meestal historie een grote rol. Die historie kan te maken hebben met religie, cultuur of gewoonweg oude koeien en lange tenen. Niet zelden is een club ontstaan uit onvrede elders. Dat geldt dan voor leden en hun (uit hun midden gekozen) bestuur. Gemeenten en onafhankelijke scheidsrechters (adviseurs) hebben hierbij een belangrijke rol m.i.
Edwin van Miltenburg,

Praesentis

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst