Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Een pleidooi voor een exacte definitie van doping: de ‘Ansatz’ van Samaranch was zo slecht nog niet 3 september 2013

door: Klaas Faber

Het D-woord blijft de gemoederen bezighouden, niet alleen binnen het wielrennen. Ik zal ter illustratie één recent voorbeeld uitlichten. Onlangs maakte het Wereld Anti-Doping Agentshap (WADA) de resultaten van een onderzoek bekend waaruit bleek dat binnen de atletiek op grote schaal doping werd gebruikt. Je kunt dan denken aan bijna een derde van de deelnemers aan het WK atletiek van 2011 in Daegu. Oeps!

Het is uiteraard bizar dat dit onderzoek niet kort na de oprichting van het WADA in 1999 is uitgevoerd. Of liefst nog daarvóór. Waarom? Dan had met name het IOC (100% financier) in kunnen schatten welke taak men het WADA toevertrouwde, so to speak. Ik zou zelf graag als adviseur ruim tien jaar aanmodderen en dan bij gelegenheid eens aan de opdrachtgever melden hoe groot de klus nou eigenlijk was, waar ik al die tijd netjes voor betaald heb gekregen. De realiteit is helaas ‘anders’: geen carte blanche voor mij. Maar ik werk dan ook doorgaans niet met subsidies.

De noodzaak van een exacte definitie van doping
Als veel ernstiger kwalificeer ik echter het feit dat de onlangs gepubliceerde cijfers niet bijster veel zeggen over het werkelijke dopingprobleem binnen de atletiek (nu en eerder), aangezien het WADA als meetlat een nodeloos vage definitie van doping hanteert. Hoe zat het ook al weer? Een stof of methode kan op de dopinglijst worden geplaatst indien deze aan minimaal twee van de volgende drie condities voldoet:
1. (mogelijk) prestatiebevorderend;
2. (mogelijk) schadelijk voor de gezondheid;
3. in strijd met de ‘Spirit of Sport’.

Over de derde conditie kan ik kort zijn: die is niet objectief en evenmin objectiveerbaar. Door het ronduit onwetenschappelijke karakter staat deze conditie een exacte definitie in de weg. Dat is niet mijn vondst of mening. Toen het WADA in 2003 besloot om die conditie mee te nemen, verklaarde Arne Ljungqvist - de voorzitter van de medische commissie van het IOC - het volgende:

'Met het begrip spirit of sport kan ik niet uit de voeten; ik ben een wetenschapper die uitgaat van feiten. Maar in mijn positie moet ik ook leven met compromissen. Dat geldt ook voor cannabis. Een blowende snowboarder hoeft voor mij niet gestraft te worden. Wat niet wegneemt dat ik twijfel aan zijn voorbeeldfunctie. Om die reden had ik liever gezien dat naast de dopinglijst een gedragslijst zou worden opgesteld, waar middelen als cannabis en heroïne een plaats zouden krijgen. Maar dat is overruled door het IOC, dat een tegenstander van twee lijsten is. Zo gaat dat soms; we moeten de mening van andersdenkenden maar accepteren.'

Wat moet ik daaraan tovoegen? Cannabis is verantwoordelijk voor ca. 18% van de veroordelingen wereldwijd. Stel je voor dat het Nederlandse strafrecht dit soort ‘onduidelijkheden’ bevatte. Ruim één op zes twijfelachtige veroordelingen. En er is meer dat er nu voor de argumentatie even niet toe doet.

Laat ons derhalve nu de aandacht richten op condities 1 en 2. Dan lijkt het mij buitengewoon interessant om in herinnering te roepen wat Juan Antonio Samaranch daarover te melden had in 1998, oftewel betrekkelijk kort voordat het WADA werd opgericht. Ik citeer uit hetgeen toendertijd is opgetekend:

'The list of banned doping products must be slashed and substances that don’t damage an athlete’s health should not be prohibited, Olympic chief Juan Antonio Samaranch said in a Sunday interview with a Spanish paper.'

'Doping demands an exact definition ... and I have been asking for it for years.'

'He denied that the IOC has considered legalizing doping but argued that ‘the actual list of [banned] products must be reduced drastically.'

‘Doping [now] is everything that, firstly, is harmful to an athlete’s health and, secondly, artificially augments his performance,’ Samaranch said. ‘If it’s just the second case, for me that’s not doping. If it’s the first case, it is.’


Samaranch pleit er dus voor om alleen conditie 2 te beschouwen, namelijk het gezondheidsaspect. Die ene(!) conditie was een ‘Ansatz’ om te komen tot een sluitende omkadering van doping pur sang, excusez le mot. Met een exacte definitie van doping hoopte Samaranch vooral een drastische reductie van de toenmalige verboden lijst te bewerkstelligen. Er waren toen reeds legio twijfelachtige veroordelingen.

N.B. Samaranch had al jaren gevraagd om een exacte definitie!

Ik ga in het vervolg proberen wiskundig (logisch) te bewijzen dat Samaranch met zijn ‘Ansatz’ zélf – wellicht onbewust – een exacte definitie van doping heeft gegeven. Daarbij zal het de lezer hopelijk tevens duidelijk worden dat er in principe oneindig veel exacte definities mogelijk zijn. Echter, het voorstel van Samaranch heeft als bijkomend voordeel aan te sluiten bij hetgeen (tegenwoordig) maatschappelijk relevant wordt geacht. Dat maakt het juridisch gezien robuust (tegen rechtzaken), een niet te onderschatten voordeel in de praktijk.

Die observaties lijken mij van groot belang. Het spreekt immers vanzelf dat we nu met zijn allen een heel andere discussie zouden voeren indien zijn voorstel doorgang had gevonden. In plaats daarvan werd Samaranch niet serieus genomen - om maar een understatement te gebruiken - en heeft het WADA besloten om alles te verbieden wat los en vast zit. Daardoor is met name de verboden lijst (veel) langer geworden dan door Samaranch in 1999 reeds te lang werd geacht. Samaranch stond hierin overigens niet alleen, waarvan akte.

Het officiële Nederlandse standpunt rond 2003
Het jaar 2003 is een scharnierpunt in de geschiedenis van de dopingbestrijding. Dit is namelijk het jaar waarin het WADA het stokje overneemt van het IOC alwaar het het invullen van de verboden lijst betreft. Tijdens een conferentie in Kopenhagen heeft het WADA besloten om de derde conditie (‘Spirit of the sport’) in de definitie op te nemen. De Nederlandse afvaardiging heeft een dag tegengestribbeld en is uiteindelijk toch akkoord gegaan.

Wat was namelijk het Nederlandse standpunt? Een en ander valt goed te reconstrueren uit een publicatie van de voorloper van de Dopingautoriteit. De titel van het stuk spreekt boekdelen:

'Alleen echte doping komt op WADA-lijst. Harm Kuipers verwacht in 2003 opgeschoonde dopinglijst'

Een citaat:

'In het kader van het onderzoek ‘Denksport en doping’ heeft het NeCeDo pas dan stoffen als doping aangemerkt wanneer die én potentieel prestatiebevorderend zijn én schadelijk voor de gezondheid. Dit heeft geleid tot een gefundeerde denksportdopinglijst als basis voor een geloofwaardig antidopingbeleid. Een principe waar ook in internationaal verband veel lof voor werd verkregen. Dit door Nederland gekoesterde ‘én-én principe’ wordt ook met kracht richting WADA gecommuniceerd.'

Maar goed, die nobele inspanningen hebben allemaal niet mogen baten. Exit streven naar een ‘geloofwaardig antidopingbeleid’, toch? Intro een langere lijst, nog meer twijfelachtige veroordelingen, etc.

Het verschil tussen het officiële Nederlandse standpunt rond 2003 en het voorstel van Samaranch is dat bij eerder genoemde de conditie ‘prestatiebevorderend’ een rol speelt. Echter, dat verschil is allesbehalve wezenlijk. De conditie ‘prestatiebevorderend’ is namelijk wiskundig gezien redundant. Dat wil zeggen: overbodig, want het levert geen onafhankelijke informatie (om te kunnen kiezen). Dan kun je die conditie ook (zonder gevolg) weglaten, en kom je bij Samaranch uit. Ik zal dat proberen te verduidelijken.

Stel je voor dat je wiskundig wilt bewijzen dat een stof of methode een kandidaat is voor de verboden lijst. Daartoe zijn condities nodig. Het voorschrift is:

Indien dít geldt (= conditie(s)), dan volgt dát (= kandidaat voor lijst).

Die condities beoordeel je op hun eigenschappen. Welke zijn dat? Terug naar de middelbare school:

Is de conditie noodzakelijk dan wel voldoende om het bewijs te leveren?

Neem dan de conditie ‘prestatiebevorderend’. Is die conditie noodzakelijk dan wel voldoende? Nee, geen van beiden, want er zijn talloze tegenvoorbeelden te bedenken. (één is trouwens voldoende). Dat zou niet als een verassing moeten komen, aangezien in de (top)sport werkelijk álles in het teken staat van prestatiebevordering. Ik beperk me hier tot twee ‘hulpmiddelen’ die onlangs in zwang zijn geraakt, namelijk bietensap en compressiekleding. De lijst is eindeloos. Voor (een chemische bewerking van) bietensap wordt een prestatiebevordering geclaimd tot 16%, voor compressiekleding van een bepaald merk tot ruim 3%. Bij de gepubliceerde percentages prestatiebevordering kun je kanttekeningen plaatsen (wishful thinking?), maar dat heeft geen invloed op het eindoordeel: de conditie ‘prestiebevorderend’ is redundant.

Laat hier trouwens geen misverstand over bestaan: met minder dan 1% voordeel ten opzichte van de concurrentie wordt ‘moeiteloos’ de Tour gewonnen.

Bij EPO kun je denken aan ca. 5% prestatiebevordering indien je historische verschillen in klimtijden op Alpe d’Huez (ca. 2 minuten) geheel aan EPO kunt toeschrijven. Dat is vergelijkbaar in orde van grootte met de mogelijke prestatiebevordering met bovengenoemde compressiekleding. Waarom dan zo'n drukte maken over EPO?

Een heldere tweet
Alles rond internet ervaar ik bij wijlen nog als messages from outer space. Sommige van die boodschappen kunnen gelukkig helder schijnen. Neem de tweet van Marjan Olfers, hoogleraar sport en recht aan de Vrije Universiteit, d.d. 2 april j.l.:

'Wanneer normovertreding (doping) door grote groep plaatsvindt is er ook wat mis met controle/handhaving en/of met de norm.'

Op het gevaar af dat ik verdacht wordt van cherry picking (selectiebias), wil ik toch wel de aandacht richten op het laatste deel, de norm. Ja, daar lijkt wel wat mis mee.

Europees Sociaal Handvest en Rudi Altig
Hierboven heb ik betoogd dat de status van de conditie ‘prestiebevorderend’ dringend aan een revisie toe is. Wiskundig gezien is deze conditie redundant – overbodig. Dan heb je dus een andere, onafhankelijke conditie nodig. Aldus bekeken, heeft Samaranch – wellicht onbewust – een sluitende redenering gevolgd. En komt zijn Ansatz neer op een exacte definitie.

In beginsel zijn er oneindig veel onafhankelijke condities (en daarmee exacte definities). Ik bedoel: onafhankelijk van ‘prestatiebevorderend’. Jezelf beperken tot het gezondheidsaspect heeft als voordeel dat het nú maatschappelijk relevant wordt geacht. Ik stelde dan ook dat zijn voorstel juridisch gezien tegen een stootje kan, een niet te onderschatten voordeel in de praktijk.

Neem het volgende artikel uit het Europees Sociaal Handvest, een mensenrechtenverdrag uit 1961:

'Everyone has the right to benefit from any measures enabling him to enjoy the highest possible standard of health attainable.'

Klinkt dat nou nou niet heel erg voor de hand liggend oftewel logisch? Stoffen en methoden die herstel bevorderen, die vallen daar toch onder, bijvoorbeeld? Hoe kun je die nou verbieden?

De bekende schrijver en wielrenner Tim Krabbé haalt in dit opzicht graag een uitspraak van Rudi Altig aan:

'Wij zijn geen sportlieden, wij zijn professionals.'

Voor de duidelijkheid: Rudi Altig gebruikte openlijk middelen die toendertijd niet geoorloofd waren. Terecht of onterecht, that’s the question. Ik denk dat Altig het goed aanvoelde en de associatie met burgerlijke ongehoorzaamheid is mijns inziens het overdenken waard.

Voorbeeld: EPO en dergelijke
Onder ‘EPO en dergelijke’ versta ik lichaamseigen stoffen waarvan ‘suppletie’ op dit moment voor enige hysterie zorgt. Onlangs wees de cardioloog en wielerarts Jan Hoogsteen op een in het oog springende inconsistentie:

'Iedere arts weet: of je nu in een zuurstofarme tent gaat zitten, of je doet een hoogtestage om je Hb op te krikken, of je neemt een keer een beetje epo: fysiologisch is dat allemaal precies hetzelfde. Alleen in het laatste geval schreeuwt iedereen: doping!'

Die zuurstofarme tent is razend populair, wánt prestatiebevorderend én niet verboden. Eenieder herinnert zich de Olympische titel van Maarten van der Weijden. Leverde het slapen in die tent geen prachtige beelden op? Toch is het gebruik daarvan niet gespeend van risico’s:

'If such methods should be used, it should only be under controlled parameters (altitude, duration, exposure) and under medical supervision.'

Michael Boogerd heeft wel eens verklaard blauw aan te lopen als hij die tent op 6000 meter hoogte instelde. Die was op dat moment dus echt niet goed bezig! Waar was de medical supervision?

Terug naar ‘EPO en dergelijke’. Hoe gevaarlijk zijn die ‘supplementen’ eigenlijk voor de gezondheid? De Spaanse onderzoeker Bernat López heeft als eerste grondig onderzoek gedaan naar eventuele gezondheidsrisico’s van EPO en groeihormoon en voor die stoffen blijkt het reuze mee te vallen. Verder blijkt er met name geen onderbouwing te zijn voor de zogenaamde EPO-doden rond 1990. Tim Krabbé heeft dat onlangs in NRC aan de orde gesteld. Waarom dan botweg verbieden in plaats van toelaten onder medisch toezicht? Koudwatervrees?

Commisie Sorgdrager
De Armstrong-affaire heeft in Nederland o.m. geleid tot een onderzoek naar de dopingcultuur in het Nederlandse wegwielrennen bij de heren. Direkt doet zich de fundamentele vraag voor: wat valt te verstaan onder een dopingcultuur zonder een exacte definitie van doping? De Commissie lijkt zich terdege bewust van dit probleem, maar stapt er vervolgens over heen. Ik citeer uit het rapport:

'14] Regelmatig wordt gesteld dat deze criteria niet sluitend zijn. Zo zijn er extreme trainingsvormen die prestatie bevorderend én schadelijk voor de gezondheid zijn, zonder dat deze zijn verboden. Ook is onduidelijk welke handelingen nu wel en niet onder de ‘Spirit of Sport’ vallen. Verder mogen wielrenners wel een hoogtestage doen of in een zuurstoftent slapen om te bevorderen dat het bloed meer zuurstof opneemt en in het lichaam afgeeft, maar geen medicamenten gebruiken om hetzelfde effect te bereiken.'

'16] Het gebruik van doping definiëren wij dus als een regelovertreding: het schenden van de afspraak in de sport dat bepalingen uit het dopingreglement niet mogen worden overtreden. Uit deze definitie volgt dat er alleen sprake kan zijn van dopinggebruik wanneer er een dopingreglement bestaat. In de periode voordat er dopingreglementen waren, spreken wij daarom niet van doping maar van ‘prestatie bevorderende middelen’.'


Het gebruik van doping wordt dus zuiver procedureel gezien, niet inhoudelijk (= handeling). Verder wordt het dopingreglement even bindend verklaard als ooit de Bijbel. En ook hier zie je weer die (onlogische) focus op de overbodige conditie ‘prestatiebevorderend’. Uit de laatste zin blijkt trouwens dat de auteurs denken dat met de invoering van dopingreglementen álle prestatiebevorderende middelen op de lijst zijn gekomen. Enkel het etiket ‘doping’ werd erop geplakt. Zucht.

De Commissie komt uiteindelijk tot aanbevelingen voor een ‘schone’ wielersport. Het spreekt vanzelf dat hierin veel ruis schuilt. De weeffouten planten zich immers ongestoord voort. Hier laat ik het bij.

Pijnmedicatie en de illusie van een ‘schone’ sport
Het wordt inmiddels hoog tijd om de lezer gerust te stellen. Evenals Samaranch ben ik níet voor het legaliseren van doping. Ik volg Samaranch enkel in zijn pleidooi voor een exacte definitie. Kiezen we - zoals betoogd - voor het gezondheidsaspect, dan blijft er genoeg over dat mijns inziens écht uitgebannen dient te worden. Hoe eerder, hoe liever.

Voor diverse stoffen gebeurt dat helaas niet. Ik vind het bijvoorbeeld ongehoord dat pijnmedicatie op grote schaal wordt toegestaan. Neem American football, dat vooral in het (doping)nieuws komt vanwege het (vermeende) misbruik van groeihormoon. De gevolgen daarvan vallen echter in het niet bij de gevolgen van pijnmedicatie. Ik zou de lezer willen aansporen deze link te volgen en enkele persoonlijke verhalen tot zich te nemen. 'Aan lager wal raken' is een eufemisme voor veel oud-footballspelers. Dankzij misbruik van pijnmedicatie.

Dichter bij huis luidt de FIFA al jaren de noodklok over het schrikbarende misbruik van pijnmedicatie. Recentelijk nog:

'De FIFA weet dat op het WK onder 17 jaar van twee jaar geleden in Mexico liefst één op de vier spelers pijnstillers slikte. Ook bij volwassenen is de trend stijgend. Lag het percentage van spelers die voetballen met pijnstilling op het WK 2006 nog op 29 procent, dan was dat vier jaar later in Zuid-Afrika al geklommen naar 35 procent. ‘Op dat WK was er zelfs een ploeg waarvan 21 van de 23 spelers medicatie nodig hadden. Dat is zorgwekkend.’

De belangrijkste conclusie van FIFA:

'Niet doping, maar het misbruik van medicatie is de grootste complicatie in het voetbal.'

Pijnmedicatie resulteert in nodeloze sportinvalides. Ik zou wederom de lezer willen aansporen: klik deze link aan en laat het eens goed doordringen.

Snel op de lijst, denk ik dan. Pijnmedicatie voldoet overigens prima aan alle drie condities die het WADA nu hanteert. Waarom is het dan niet al lang verboden? Ik verwijs naar uitlatingen van Hans Geyer, de vicedirecteur van het Keulse dopingcontrolelaboratorium. Volgens Geyer kan het niet verboden worden omdat de betreffende middelen makkelijk verkrijgbaar zijn. Dat is echter een drogredenering van jewelste want alcohol is in diverse sporten verboden. Wederom een diepe zucht. Dit kan toch niet de werkelijke reden zijn om het toe te staan?

Ik durf de stelling te verdedigen:

Door pijnmedicatie aldus toe te staan, is ‘schone’ sport een illusie.

De derde weg
Men leest wel eens opiniestukken waarin de keus wordt besproken tussen (1) doorgaan op de huidige weg en (2) doping vrijgeven. Ik pleit, in navolging van Samaranch, voor de derde weg: doping eindelijk eens goed regelen. Dat begint met een exacte definitie. Hoe anders?

Ongetwijfeld schuilt in de praktische, gedailleerde uitwerking van die derde weg iets arbitrairs in de zin van ‘onderhevig aan oordeel’. Te denken valt aan het oordeel van medici en andere deskundigen en die zijn het vaak onderling niet eens. Dergelijke complicaties zijn in de praktijk niet te vermijden, maar spelen nu even goed, bóvenop willekeur.

I rest my case.

Klaas Faber is in 1994 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen gepromoveerd in de chemometrie. Hierop volgden twee jaar onderzoek in de VS. Tussen 1996 en 2002 heeft hij chemometrisch en statistisch advies gegeven binnen het Nederlands Forensisch Instituut (Rijswijk) en de Agrotechnology and Food Sciences group (Wageningen). Vanaf 2002 voert hij deze activiteiten zelfstandig uit, zie www.chemometry.com. Daarnaast onderhoudt hij contacten met meer dan tien verschillende universiteiten voor het verder ontwikkelen en toepassen van methoden voor onderzoek.

« terug

Reacties: 4

-
03-09-2013
Klaas, mooi betoog. In aansluiting op je laatste alinea: juist omdat oordelen over 'schadelijk voor gezondheid' arbitrair zijn, is het wezenlijk dat degenen die het hardst worden getroffen door de oordelen van deskundigen zelf volwaardig zouden moeten meebeslissen over wat 'aanvaardbaar' is ten aanzien van risico's voor de gezondheid. Zolang de bedrijfstak topsport geleid wordt door gremia die zichzelf 'verversen' (Willem-Alexander door Eurlings) - gremia die mordicus tegen meebeslissen van spelersvakbonden zijn - zolang blijft dit onderwerp vooral een speelbal voor allerlei deskundigen die er hun plasje op doen. Topsporters en oud-topsporters trekken aan het kortste eind. Want ook voor oudtop-sporters geldt inmiddels dat ze life time worden gestraft met Berufsverbot in hun sport, zelfs indien ze jaren later in verband worden gebracht met dopinggebruik. Je biedt met je stuk een mooie onderbouwing voor spelersvakbonden die hierin in het geweer zouden moeten komen. Heeft NLSporter al contact met je gezocht? Paul Ruijsenaars
-
04-09-2013
Paul, Helemaal correct. Hoe wil je trouwens geloofwaardig differentiëren naar sportdiscipline zonder de sporter in dat proces te betrekken? Klaas
-
05-09-2013
1. "Oordelen" is per definitie subjectief. 2. OF je spelers vakbonden bij dit onderwerp zou moeten betrekken is nog maar de vraag. Kijk maar eens naar de rol die de vakbond van MLB speelt bij de invoeren EN handhaving van doping reglementen / toezicht. Uiteraard pleit deze vakbond uitsluitend en alleen voor het (micro) belang van hun leden. Het (macro) belang van de samenleving speelt daarbij voor hen geen enkele rol. Kees Renzenbrink
-
06-09-2013
Uiteraard zou ik willen zeggen want het (micro) belang van de leden is groter dan het (macro) belang van de samenleving. Dat laatste belang is immers fictief. Verder heeft de MLB wellicht in de gaten dat het dopingreglement aan alle kanten rammelt. Ca. 50% van de veroordelingen is op zijn minst twijfelachtig. Cannabis en aanverwante futiliteiten. Sporter aan de (digitale) schandpaal etc. Dát soort misstanden is iets voor een vakbond om zich druk over te maken. Helaas stellen verreweg de meeste sportbonden zich op als mak stemvee en verkwanselen ze daarmee de belangen en rechten van hun leden. En intussen is de oplossing van het dopingprobleem verder weg dan ooit dankzij die vage definitie van doping. Klaas Faber

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst