door: Klaas Faber
Op 15 mei jl. werd in een persbericht bekend gemaakt dat de drempelwaarde voor cannabis is verhoogd. Spontaan borrelden bij mij diverse gedachten op. Allereerst: waarom nú pas? Van de oude drempelwaarde was immers al jaren goed bekend dat deze willekeurig is en leidt tot talloze nodeloze veroordelingen. Ik zie u denken: talloze? Ja, talloze! Cannabis is wereldwijd verantwoordelijk voor bijna twintig procent van alle veroordelingen met uitschieters als Zwitserland (één op twee) en Nieuw-Zeeland (twee uit drie).
Om te beginnen dan het persbericht:
'Het bestuur van het World Anti-Doping Agency (WADA) heeft besloten om de drempelwaarde voor cannabis te verhogen. Als gevolg hiervan zal het aantal cannabis-zaken aanmerkelijk gaan afnemen.
Samen met verschillende andere landen heeft Nederland geadviseerd om cannabis van de dopinglijst te schrappen. WADA heeft niet besloten om het verbod geheel op te heffen, maar wel om de drempelwaarde te verhogen van 15 ng/l naar 150 ng/l.
De nieuwe drempelwaarde is erop gericht om gebruik van cannabis binnen wedstrijdverband op te sporen en te vervolgen. Naar verwachting zal de verhoging van de drempelwaarde het aantal cannabis-overtredingen sterk doen afnemen.
De wijziging heeft geen gevolgen voor al afgehandelde zaken.'
Eerste en derde alinea
Hier wordt de verwachting uitgesproken dat het aantal cannabis-zaken aanmerkelijk zal afnemen. Daarmee wordt dus expliciet erkend dat in het verleden honderden sporters ten onrechte zijn gestraft. In 2009 schreef ik een column getiteld Ruim 50% van de Nederlandse dopingaangiftes over 2008 is twijfelachtig naar aanleiding van de ‘oogst’ van de Dopingautoriteit over het jaar 2008. Van de 25 aangiftes werden er 11 veroorzaakt door cannabis. De oude drempelwaarde miste haar uitwerking niet, wel het eigenlijke doel. Over dat doel bestond nooit een misverstand (zie persbericht): 'gebruik van cannabis binnen wedstrijdverband op te sporen en te vervolgen'. Ik noemde twee voorbeelden:
Voorbeeld 1: de voetballer Purrel Fränkel
Het AD van 3 maart 2009 kopte met 'Joint kost Fränkel maand speeltijd', waarna men verder kennis kan nemen van het volgende:
'Fränkel verklaart in het persbericht van De Graafschap dat hij enkele dagen voor de wedstrijd samen met wat vrienden een joint had opgestoken.'
Voorbeeld 2: de basketballer Charles Richardson
Richardson testte op maandag 23 februari 2009 ‘positief’ op cannabis. Het betrof hier een eigen test van de vereniging (Rotterdam Challengers). De dopingzondaar werd op staande voet ontslagen, ofschoon de test buiten wedstrijdverband was uitgevoerd en de goede man dus feitelijk niet in overtreding was. Eigenaar Johan van Haga:
'Bij de laatste vergadering van de Federatie Eredivisie Basketbal vertelde de Nederlandse Dopingautoriteit dat het gebruik van cannabis bij basketbal schrikbarend hoog was. Vandaar dat wij, net als andere clubs, gecontroleerd hebben.'
Laat dat laatste voorbeeld even goed doordringen: op advies van de Dopingautoriteit zijn de clubs zélf extra gaan controleren op cannabis. Dat advies valt trouwens niet te rijmen met de volgende uitspraak van Herman Ram, de direkteur van Dopingautoriteit in 2012:
'Wij zijn ervoor om sporters die de boel belazeren te pakken. Het is zonde van de tijd en het geld om achter iemand die cannabis heeft gebruikt aan te moeten.'
Ik heb zelden zo gelachen. Dopingautoriteit. What’s in a name.
Tweede alinea
Nederland heeft geadviseerd om cannabis van de dopinglijst te schrappen. Maar waarom dan eerder extra laten controleren op cannabis? Kan iemand mij dat uitleggen? Waarom nu dus gewoon niet toegeven dat hier sprake was en is van een nodeloze kapitaalvernietiging?
Er is inderdaad wel wat voor te zeggen om cannabis van de lijst te schrappen. Met name is relevant of het prestatiebevorderend is. Hierover verschillen de meningen. Laat ik me beperken tot een ‘gezaghebbende’ bron, de site van het USADA. De gewenste informatie staat op deze pagina.
De naam van de pagina impliceert dat cannabis prestatiebevorderend is, right? Anders noem je het namelijk geen performance enhancing drug (PED). Leest u even mee:
Cannabinoids (Marijuana)
Physiological
• Increased heart rate
• Impaired short-term memory
• Distorted sense of time and space
• Diminished ability to concentrate
• Slowed coordination and reaction of reflexes
• Respiratory diseases
Psychological
• Mood instability
• Impaired thinking and reading comprehension
Ik verbaas me nergens meer over.
Vierde alinea
De wijziging heeft geen gevolgen voor reeds afgehandelde zaken, ook al is daarin (vaak) geen recht geproken. Het is derhalve ordinair ‘foutje, bedankt!’ Waarom zou je immers sporters willen gaan compenseren voor nodeloos aangedaan leed? Dat is iets voor de normale rechtspraak: uitdelen maar ook kunnen incasseren. Zo’n houding past echter niet bij een organisatie met zelfverklaarde ‘absolute authority’. Mag ik dat ronduit schandalig vinden?
Voortstrompelend inzicht op kosten van sporters
De logica dicteert dat voor álle stofjes die buiten wedstrijdverband zijn toegestaan, functionele drempelwaarden worden gehanteerd. Neem tophockeyer Jesse Mahieu die onlangs is ‘betrapt op doping’: één week voor de wedstrijd waarbij hij werd gecontroleerd, had hij cocaïne genomen. Hij slaat zelf de spijker op zijn kop:
'Als ik in de zomer op een feestje uit de band spring, heeft dat niets te maken met mijn spel in de hoofdklasse.'
Een schorsing van een jaar en ontslagen door zijn club Pinoké. Dankzij een verwaarloosbaar restje.
De lopende band met onzinnige veroordelingen stopt echt niet nu er alléén een verhoogde drempelwaarde is voor cannabis.
Verder dicteert de logica een onderbouwd differentiëren naar sport. Neem alcohol. Dat is verboden binnen wedstrijdverband, maar slechts voor een beperkt aantal sporten zoals bowlen. Waarom niet systematisch differentiëren? Waarom moet die lijst zo klungelig in mekaar steken?
Tot slot mag je van een organisatie met zelfverklaarde ‘absolute authority’ verwachten dat dat allemaal ‘right first time’ geschiedt. Een stofje op de lijst dat buiten wedstrijdverband is toegestaan? Dan direct vergezeld van een functionele drempelwaarde.
Aflsuitend een poging tot duiding
Je vraagt je wel eens af hoe dit soort geïnstitutionaliseerde misstanden kunnen (blijven) bestaan. Gelukkig biedt de wetenschap antwoorden. Mats Alvesson and André Spicer van de Universiteit van Lund hebben een indrukwekkend artikel geschreven met de titel 'A Stupidity-Based Theory of Organizations' (Journal of Management Studies 49:7 November 2012). In dit artikel zetten zij zich af tegen de huidige eenzijdige stelling dat moderne organisaties gericht zijn op het mobiliseren van cognitieve vaardigheden. Daartoe introduceren zij het begrip ‘functional stupidity’. Omdat ik het niet beter kan zeggen dan de auteurs zelf, geef ik hieronder een cruciaal fragment:
'Functional stupidity is organizationally-supported lack of reflexivity, substantive reasoning, and justification. It entails a refusal to use intellectual resources outside a narrow and ‘safe’ terrain. It can provide a sense of certainty that allows organizations to function smoothly. This can save the organization and its members from the frictions provoked by doubt and reflection. Functional stupidity contributes to maintaining and strengthening organizational order. It can also motivate people, help them to cultivate their careers, and subordinate them to socially acceptable forms of management and leadership. Such positive outcomes can further reinforce functional stupidity. However, functional stupidity can also have negative consequences such as trapping individuals and organizations into problematic patterns of thinking, which engender the conditions for individual and organizational dissonance. These negative outcomes may prompt individual and collective reflexivity in a way that can undermine functional stupidity.'
Dit lijkt helemaal van toepassing op het extreem in zichzelf gekeerde anti-doping systeem. Vooralsnog betaalt de sport een hoge prijs.
Klaas Faber is in 1994 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen gepromoveerd in de chemometrie. Hierop volgden twee jaar onderzoek in de VS. Tussen 1996 en 2002 heeft hij chemometrisch en statistisch advies gegeven binnen het Nederlands Forensisch Instituut (Rijswijk) en de Agrotechnology and Food Sciences group (Wageningen). Vanaf 2002 voert hij deze activiteiten zelfstandig uit, zie www.chemometry.com. Daarnaast onderhoudt hij contacten met meer dan tien verschillende universiteiten voor het verder ontwikkelen en toepassen van methoden voor onderzoek.