Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Sport en wetenschap: wie betaalt bepaalt? 2 april 2013

door: Sandra Meeuwsen

Afgelopen maand werd bekend welke onderzoeksvoorstellen een subsidie hebben ontvangen vanuit het Onderzoeksprogramma Sport. Te midden van het tumult rond Cyprus, de aanhoudende koude, het nieuwe KNVB-plan tegen voetbalgeweld en de tweede tranche Sportimpuls, kreeg deze berichtgeving niet de aandacht die zij verdient. Welke onderzoeksprojecten gaan er allemaal van start, en op welke wijze gaat deze kennis de sport verder helpen?

Even terug in de tijd. In 2011 kwam het Sectorplan Sportonderzoek en -onderwijs tot stand; richtinggevend kader voor onderzoek en onderwijs binnen het domein van sport en bewegen voor de periode 2011–2016. Met de toen nog legitieme pay off: ‘Fundament voor Olympische Ambities’. In 2012 vond een vertaalslag plaats naar het onderzoeksveld.

Het medio 2012 door het ministerie van VWS en NOC*NSF geïnitieerde Onderzoeksprogramma Sport biedt de concrete onderzoeksagenda, van waaruit wetenschappelijk onderzoek op het terrein van sport gestuurd kan worden. De uitvoering vindt plaats via de technologiestichting STW, de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek / Geesteswetenschappen (NWO) en ZonMw. De Stichting Innovatie Alliantie heeft ook een bijdrage geleverd aan het programma. Het programma is gebaseerd op drie pijlers: Presteren (topsport en innovatie), Meedoen (sportparticipatie) en Vitaal (gezondheids- en bewegingsstimulering). Het in totaal te verdelen budget bedroeg maar liefst € 10,4 miljoen voor de periode 2013–2016.

Na de beoordeling ligt er dan nu een verzameling van onderzoeksprojecten. Dit jaar gaan 23 meerjarige onderzoekstrajecten van start, waarbij onderzoekers vanuit universiteiten, hogescholen en het Mulier Instituut samenwerken met uitvoerende partijen in het veld, zoals sportbonden, zorgaanbieders, gemeenten en producenten. Theorie en praktijk gaan elkaar ontmoeten, waarbij de maatschappelijke relevantie voorop staat. De partijen die een subsidie kregen toegekend, verdienen een felicitatie en kunnen aan de slag. Welk type onderzoek domineert? Hoe is de balans tussen traditie en innovatie?

Onder de noemer ‘Presteren’ valt op dat de productinnovatie centraal staat. Omwille van meer medailles is elke vorm van innovatie geboden. En dus komt er onderzoek naar nieuwe meetsystemen, sensoren en feedback-instrumenten. Allemaal direct toepasbaar in de praktijk. Verder zal ook onderzoek worden gedaan naar de verbetering van slaap, de toepassing van nitraat bij prestatieverbetering, en de effecten van trainingsvormen voor een optimaal piek- en duurvermogen. Ook dit type onderzoek kan direct worden getest bij topsporters, en zal de praktijk versterken.

Binnen ‘Meedoen’ draait het enerzijds om onderzoek naar sport voor specifieke doelgroepen, zoals chronisch zieken, jongeren in de jeugdzorg, kinderen met motorische beperkingen en de brede doelgroep van adolescenten waar via sport nog cognitieve winst is te behalen. Het onderzoek levert naast beproefde programma’s ook beleidsadviezen of richtlijnen op voor gebruikers. Daarnaast vindt onderzoek plaats naar de impact van meidenvoetbal, de relatie tussen accommodaties en sportdeelname, een beweegvriendelijke inrichting van de openbare ruimte, en de veranderende betekenis van clublidmaatschap voor toekomstige generaties sporters. Ook hier is het doel om vanuit kenniscreatie praktische handvatten aan te reiken voor beleid en uitvoering door relevante partijen.

Ten slotte de pijler 'Vitaal'. Ook hier weer veel doelgroep gerelateerd onderzoek; beproefde beweegprogramma’s voor Parkinson -, diabetes- en artrosepatiënten, chronisch zieke kinderen en jongeren, en het ontwikkelen van een kracht- en motivatieprogramma voor jeugd met overgewicht. Verder wordt het gebruik van de zogenaamde enkel-app gemeten, wordt er een veiliger inrichting van fysieke zones rond scholen bepaald, en vindt een evaluatieonderzoek plaats naar het netto-effect van buurtsportcoaches op de participatie en gezondheid in wijken.

Compleet overzicht
Een compleet overzicht van de gehonoreerde onderzoeksprojecten is hier te vinden.

Alles overziende, kan gesteld worden dat de geselecteerde onderzoeksprojecten in wetenschappelijk opzicht zeer solide zijn, gericht op een directe, praktische toepasbaarheid in het veld van sport, bewegen en gezondheid. Dat is ook logisch vanwege de expliciete keuze voor valorisatie (lees: toepasbaarheid) in het Onderzoeksprogramma Sport. Dit is ook in andere sectoren een steeds vaker voorkomende prioriteitsstelling bij subsidieprogramma’s voor wetenschappelijk onderzoek. Zeker als belangenpartners uit het maatschappelijk domein - zoals in dit geval NOC*NSF en de Stichting Innovatie Alliantie - mede-opdrachtgever zijn.

Deze keuze hangt samen met de klassieke dichotomie (split) tussen fundamenteel onderzoek en toegepast onderzoek. In deze tijd, waar nut en noodzaak het politieke debat over pijnlijke keuzes domineren, en Stapel-praktijken de publieke opinie over wetenschap kleuren, is het bijna onvermijdelijk dat toegepast onderzoek prevaleert. Zelfs binnen de exacte wetenschappen staat fundamenteel wetenschappelijk onderzoek onder druk. En natuurlijk is interactie met de praktijk - tevens object van onderzoek - noodzakelijk om goed gefundeerd onderzoek te kunnen verrichten. Echter, elk onderzoekdomein kent haar eigen blinde vlekken; Einstein had nooit zijn baanbrekend werk kunnen verrichten zonder een zijstap naar spiritualiteit. De hermetische logica van Wittgenstein zou nooit tot stand zijn gekomen zonder zijn verscheurende ervaringen in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog.

Welke blinde vlekken kent het onderzoeksdomein van sport en bewegen? Anders gezegd: hoe voorkomen we dat het huidige Onderzoeksprogramma Sport onderzoekers dwingt tot het produceren van ‘meer van hetzelfde’; meer doelgroeponderzoek, meer verenigingsgericht onderzoek, meer gezondheidsstimuleringsprogramma’s, meer productontwikkeling? Immers, de gebruikers in het veld zijn van nature gericht op het bestendigen van hun eigen positie. Hoe stimuleren we nog substantiële doorbraken, de voor groei vereiste ‘paradigmashifts’, als onderzoekers vooraf draagvlak moeten verzamelen bij de huidige spelers in het veld? De gekozen pijlers weerspiegelen het huidige traditionele sportlandschap, en hebben mede daardoor onwillekeurig een dempend effect op fundamenteel, baanbrekend onderzoek gericht op de evolutie van het huidige domein van sport en bewegen.

Het wetenschapsbeleid van de rijksoverheid richt zich op het creëren van een kenniseconomie, waarbij niet alleen meer kennis ontstaat – met het risico op gebrek aan consensus - maar vooral de zogenaamde ‘ongetemde’ vraagstukken vanuit wetenschappelijk perspectief geanalyseerd gaan worden. Voorbeelden hiervan zijn de klimaatverandering of de mondiale crisis. Ook de overheid is zich wel bewust van risico’s van het sturen op toegepast onderzoek; krijgt origineel, grensverleggend onderzoek wel voldoende kans met de toegenomen projectfinanciering?

De vraag is nu, of de huidige onderzoeksprojecten vanuit het Onderzoeksprogramma Sport de actuele ongetemde vraagstukken binnen het domein van sport en bewegen gaan helpen beantwoorden. Zoals daar zijn: de doorgaande hybridisering van het traditionele sportaanbod, Governance- en integriteitsvraagstukken, innovatieve verdienmodellen, dopingbestrijding, Top 10 beleid en verschraling, voetbalgeweld, corruptie en matchfixing. In het oog springend is dat geen van deze majeure prangende vraagstukken terugkomen in de huidige verzameling onderzoeksprojecten.

Zijn deze vraagstukken niet belangrijk genoeg om via een Onderzoekprogramma Sport te vertalen naar wetenschappelijk onderzoek? Zo nee, wie ontfermen zich dan nog over de wetenschappelijke analyse van deze thema’s? Laten we het aan de ‘markt’ en blijft het zoeken naar antwoorden op deze vragen dus vooral een interne kwestie? Zou het niet juist de taak van de overheid moeten zijn, fundamenteel onderzoek te stimuleren naar de genealogie en het groeipotentieel van het fascinerende maatschappelijk fenomeen, zoals we de praktijk van (top)sport best mogen noemen?

De externe, onafhankelijke academische attitude die dergelijk type onderzoek vergt, verdraagt zich minder goed met enkel beantwoorden aan de behoefte in het veld. Zeker, productinnovatie en beweegprogramma’s zijn gebaat bij toegepast onderzoek. Maar niet altijd is de aansluiting tussen wetenschap en praktijk een waarborg om progressie te boeken. Enkele voorbeelden: welke bondsbestuurders zijn bereid hun handtekening te zetten onder een onderzoek naar de morele praktijk van sportbesturen? Welke topcoach of wielerploeg is bereid mee te werken aan onderzoek naar de systeemoorzaken van dopinggebruik? Welke gemeente wil meewerken aan onderzoek naar de tegenstrijdigheden in haar ruimtelijke ordeningbeleid waarbij de sport aan het kortste eind trekt? Ook van NOC*NSF is het veel gevraagd opdracht te geven tot het wetenschappelijk identificeren van de afbreukrisico’s van het Top 10-beleid. Of tot het ontwikkelen van innovatieve verdienmodellen voor bonden die de fundamenten van het verenigingsmodel ter discussie stellen.

Samengevat: waar kritische zelfreflectie en deconstructie vereist zijn, is een ander proces gewenst dan het semi ‘contractonderzoek’ waar dit Onderzoekprogramma Sport nu naar neigt. En daarmee doe ik alle betrokken onderzoekers tekort, die zich vanuit hun beste intenties hebben gevoegd naar een programma dat maar beperkt ruimte laat aan eigen initiatief.

De hamvraag blijft: brengt het nu gecreëerde onderzoeksvolume het huidige domein van sport en bewegen substantieel verder? Prima om te zoeken naar een werkbare verbinding tussen wetenschap en praktijk, maar de huidige selectie van onderzoeksprojecten is wat eenzijdig, en laat het brede terrein van wat we zouden kunnen noemen ‘de sportethische thematiek’ buiten beschouwing. Laten we deze blinde vlek erkennen en van daaruit op zoek gaan naar oplossingen voor de problemen in het hier & nu.

Sandra Meeuwsen is filosoof, ondernemer en coach. Zij begeleidt sportbonden, gemeenten en derdelijns partijen in en rond de sport bij verandertrajecten. Daarnaast is zij Academic Advisor bij de Wagner Group. Voor meer informatie: www.soulconsult.nl

« terug

Reacties: 4

-
02-04-2013
Goed stuk Sandra. De opzet van het subsidieprogramma biedt inderdaad weinig ruimte voor sport-kritisch onderzoek. Dat is heel jammer, want ook daar is behoefte aan. Jan Janssens
-
02-04-2013
Beste Sandra, Een voortreffelijk artikel. Je kunt niet beter verwoorden waarom ik persoonlijk met een forse tegenzin uiteindelijk meegewerkt heb aan de kwalitatieve beoordeling van een aantal projecten binnen de poot "vitaal". Een in beweging gezette trein kun je moeilijk stoppen of op een ander spoor zetten. Er kunnen nog enkele andere (fundamentele) wetenschappelijke gebieden genoemd worden, die binnen het strakke kader van de subsidievoorwaarden of op basis van de drie aangegeven poten nooit een faire kans hebben gekregen. Ik hoop dat jouw kritiek gehoor vindt bij de subsidiërende instanties. Wim Mosterd
-
02-04-2013
Beste Sandra, Zeker terechte kritiek. Echter, gezien het groot aantal ingediende onderzoeksprojecten, waarvan maar een klein deel gehonoreerd kan worden, voldoet ook dit NWO-onderzoeksprogramma aan een grote behoefte binnen sportonderzoek. Dat wij daarbij in eerste instantie kiezen voor juist de koppeling onderzoek-praktijk moge duidelijk zijn, gezien de grote kloof tussen wetenschap en praktijk. Mijn complimenten gaan naar de sportonderzoekers die in deze competitie goede en relevante onderzoeksprojecten hebben ingediend, waar de sportpraktijk op zit te wachten en daar dus ook graag aan meewerkt.
-
03-04-2013
Beste Sandra, Interessante en terechte reflectie! Ik interpreteer het echter ook als vooruitgang dat dit toegepaste onderzoek er eindelijk vanuit een samenhangend kader is en dat het ook alleen kan ontstaan vanuit een 'dwingend' subsidiekader. Met de door jouw beschreven beperking als ongewenst bij-effect. Wellicht is het vraagstuk vervolgens: Hoe en door wie dient het fundamentele 'sportonderzoek' gefinancierd te worden? En met die vrijheidsgraden dat het ook echt tot wetenschappelijke vooruitgang leidt. Zoals je terecht omschrijft kan en mag je dat niet van de kalkoen zelf vragen die op het menu staat voor het kerstdiner.... Eric Luijpers

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst