door: Eralt Boers en Meike Elfring
Sportverenigingen worden steeds vaker uitgedaagd om initiatieven te
ontplooien om hun maatschappelijke rol en functie te vervullen of te vergroten.
De verwachting is namelijk dat sportverenigingen in samenwerking met
verschillende partners een maatschappelijke bijdrage kunnen leveren op terreinen
als gezondheid, leefbaarheid en sociale verbanden. Om die maatschappelijke
functie te kunnen vervullen zijn verenigingen nodig die ondernemend zijn
ingesteld.
Een thema dat nauw samenhangt met de ondernemende vereniging is
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) of duurzaam ondernemen. Dat is een
vorm van ondernemen waarbij een organisatie (of sportvereniging) oog heeft voor
menselijke aspecten binnen en buiten de organisatie (people), het milieu
(planet) en rekening houdt met het effect van bepaalde activiteiten op de winst
(profit): de Triple-P benadering. De speerpunten van MVO zijn
dus:
- People: een gezonde leefomgeving met aandacht voor
participatie en sociale verbanden.
- Planet: benutten van de
ruimte, meervoudig en multifunctioneel.
- Profit: bevorderen
van samenwerking tussen verenigingen, kennisinstellingen en bedrijfsleven.
Bij MVO gaat het om het vinden van een balans tussen People, Planet en
Profit. Vaak blijkt dat deze balans leidt tot betere resultaten voor zowel de
sportvereniging als de samenleving. Een ander kenmerk van MVO is de duurzame
relatie met de verschillende stakeholders (belanghebbenden). Deze is gebaseerd
op transparantie en dialoog, waarbij de sportvereniging antwoord geeft op vragen
uit de samenleving.
Kennispraktijk – voor Sport, Onderwijs en Gezondheid ontwikkelt
momenteel op basis van een verdiepend onderzoek in opdracht van de provincie
Utrecht (in samenwerking met Sportservice Midden Nederland) een handleiding die
bedoeld is om sportverenigingen te ondersteunen bij het opzetten van
activiteiten vanuit de Triple-P benadering. In de handleiding wordt een traject
uiteengezet hoe een sportvereniging kan uitgroeien tot een maatschappelijk
verantwoord ondernemende sportvereniging. Met voorbeelden uit de praktijk worden
meerdere wegen besproken die kunnen leiden tot een duurzame sportvereniging.
Hierbij wordt expliciet rekening gehouden met de mate waarin een sportvereniging
professioneel is georganiseerd. Want elke vereniging kan de ambitie of droom
hebben om meer te doen voor haar omgeving. Voor zowel kleine, traditionele als
grote, professionele sportverenigingen worden daarom concrete handvatten
aangereikt.
Duurzaamheid als aanbrengen van minder schade
Nu het
onderzoek nagenoeg is afgerond en er voor sportverenigingen binnenkort een
handleiding met toolbox ligt, valt op dat op het terrein van Planet nog relatief
weinig gebeurt. Of positiever geformuleerd: op het onderdeel Planet is nog een
wereld te winnen. De komende jaren liggen er voor sportverenigingen en gemeenten
enorme kansen om serieus werk te maken van duurzaamheid. Zo is het Olympisch
Plan een Groen Plan en is ‘duurzaamheid’ een van de belangrijkste ambities.
Duurzaam bouwen en duurzame energie zullen bij het uitvoeren van het Olympische
Plan belangrijke pijlers zijn bij het vorm geven van de ambitie.
Bij duurzaamheid wordt echter nog hoofdzakelijk gedacht aan het terugdringen
van schadelijke stoffen en het zuinig omgaan met energie. Vanuit die gedachte
gaan verenigingen bijvoorbeeld ballen en pionnen aanschaffen die zijn gemaakt
van milieu vriendelijke stoffen, Led verlichting die energiezuinig is en worden
zonnepanelen geplaatst en het afval gescheiden. Zo zijn er natuurlijk meer
voorbeelden te noemen. Rode draad is dat ze vooral zijn gericht op het
traditionele denken in termen van ‘consuminderen’ en het voorkomen en reduceren
van afval. Het uitgangspunt van redeneren is dus nog steeds hoe we zo weinig
mogelijk schade toebrengen aan de aarde.
De mvo-agenda bestaat uit een vocabulaire van verminderen, voorkomen,
minimaliseren, behouden, begrenzen en stoppen. Het gaat daarbij vooral om, wat
biochemicus Michael Braungart en architect William McDonough in hun boek Cradle
to Cradle noemen, eco-efficiency. Dit houdt zoveel in dat men (bijvoorbeeld
bedrijven) steeds meer probeert om op een efficiëntere wijze om te gaan met
natuurlijke grondstoffen en streeft naar minder uitstoot van giftige stoffen.
Het gaat om beperken, hergebruiken, recyclen en reguleren. Reductie betekent nog
geen halt toeroepen aan uitputting en vernietiging, maar het gaat feitelijk om
een vertraging van het proces. Iets wat, aldus Marieke van der Werf in haar boek
‘Cradle to Cradle in bedrijf’, op hetzelfde neerkomt op ‘bescherm je kind en
sla het minder vaak’. Hoe goed het ook is om schade aan natuur en milieu te
beperken, de redenering blijft binnen een lineair eenrichtingsmodel, een
‘van-wieg-tot-graf proces’ (‘Cradle to Grave’). Ieder product belandt vroeg of
laat op het kerkhof, als restafval.
Duurzaamheid en het Cradle to Cradle proces
Sinds enkele
jaren zien we in het bedrijfsleven zogenoemde Cradle to Cradle initiatieven.
Cradle to Cradle is een nieuwe visie op duurzaamheid die uitgaat van een
circulair model. Dit concept, dat mede is ontwikkeld door de eerder genoemde
auteurs Braungart en McDonough, gaat uit van de notie Afval = Voedsel.
In het afvalstadium keren productmaterialen terug hetzij in nieuwe producten,
dan wel als voedsel voor de natuur. Cradle to Cradle stelt het concept
‘eco-effectiviteit’ tegenover eco-efficiency.
Eco-effectiviteit heeft als grondprincipe dat er een kringloop kan ontstaan
van materialen die steeds weer worden opgenomen in de natuur. De natuur heeft
dit uit zichzelf al gedaan en wel op een ingenieuze wijze. Kijk maar eens naar
een bloeiende kersenboom: duizenden bloesems leveren fruit op voor vogels en
mensen. De boom produceert een overvloed aan bloesems en fruit zonder zijn
omgeving uit te putten. Als de bloesems uiteindelijk op de grond vallen,
verteren ze en wordt alles afgebroken tot voedingsstoffen die micro-organismen,
insecten, planten en dieren voeden. De boom, en daar zit hem de crux, maakt meer
van zijn ‘product’ dan hij voor zijn eigen bestaan in het ecosysteem nodig
heeft.
Het gaat hier om een ingenieuze Cradle to Cradle-design die we als voorbeeld
zouden kunnen nemen voor materialen en producten die we gebruiken binnen de
sport. Dit begint bij de samenstelling van de gebruikte producten. Reeds daar
wordt bepaald of producten - stoelen, tafels, olie, papier - aan het einde van
levensfase afval wordt of terugkeert in een biologisch systeem.
Mooi zou zijn als we in de toekomst sportverenigingen een Cradle to Cradle
keurmerk kunnen geven. Dat sportverenigingen dus vanuit het Cradle to Cradle
principe werken met producten die als voedsel kunnen dienen van nieuwe
toepassingen. Een eerste stap zou kunnen zijn om in ieder geval die stoffen ‘uit
te bannen’ die schadelijk zijn voor de natuur. In het kader van de Olympische
gedachte zou het mooi zijn als in 2016 kan worden gezegd dat Nederland Sportland
een belangrijk vliegwiel is geweest voor een bredere invoer van het Cradle to
Cradle principe.
Voor vragen over maatschappelijke verantwoord ondernemen door
sportverenigingen: Eralt Boers (e.boers@kennispraktijk.nl)
en Meike Elfring (m.elfring@kennispraktijk.nl).
Eralt Boers is afgestudeerd aan de Faculteit der Sociale
Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daar heeft hij zich
gespecialiseerd op de terreinen beleid, communicatie en organisatie. Hij is
binnen Kennispraktijk onderzoeker en projectleider met verschillende accounts
binnen de sectoren sport en onderwijs. Daarnaast verzorgt Eralt binnen het
bureau de interne communicatie en is hij verantwoordelijk voor
bureauontwikkeling en relatiebeheer.
Meike Elfring is afgestudeerd aan de faculteit Sociale Wetenschappen
van de Universiteit Utrecht. Naar haar bachelor Pedagogische wetenschappen heeft
zij de master Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken afgerond. Het accent
tijdens haar studie lag op het sport- en beweeggedrag van kinderen en jeugdigen
en het beleid dat daarmee samenhangt. Binnen Kennispraktijk werkt Meike mee aan
verschillende onderzoeken en projecten.