Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Klein is ook fijn! Omarm en ondersteun de kleine sportverenigingen 29 januari 2019

door: Jeroen Weijermars

Vraag enkele willekeurige personen op straat of gezond leven in combinatie met sport belangrijk is en de meerderheid zal deze vraag met ‘ja’ beantwoorden. Natuurlijk zullen er ook enkele respondenten zijn die het adagium ‘Liever te dik in de kist, dan weer een feestje gemist’ omarmen, maar de grote meerderheid zal voor een gezond leven kiezen.

Aandacht voor een gezonde leefstijl neemt toe. Naast gezonde voeding hoort daar voldoende sport en bewegen bij. Het is logisch dat er een groeiende belangstelling voor dit thema is, want uiteindelijk word je er gewoon (vitaal) ouder door. Daarbij snijdt het mes aan twee kanten, want als wij een beetje gezond blijven zijn overheden minder geld aan gezondheidszorg kwijt om ons in de eindfase van ons leven op de been te houden.

Het is niet verrassend dat zowel op nationaal als lokaal niveau steeds meer ingezet wordt op de combinatie van gezonde voeding en sport en bewegen

Gezonde combinatie
Eerder schreef ik al eens dat bij gelijkblijvende omstandigheden ons zorgstelsel een budget vraagt van tenminste 150 miljard euro. En natuurlijk vallen er allerlei nuances te maken, zie ook de reacties op de column Welke partij durft? Minder geld naar zorg, meer naar sport. Tegelijkertijd is gezond ouder worden voor alle partijen - burgers en samenleving – aantoonbaar goedkoper dan ongezond leven. 

XL4 OpenPodium-JeroenWeijermars-1Het is daarom niet verrassend dat zowel op nationaal als lokaal niveau steeds meer ingezet wordt op de combinatie van gezonde voeding en sport en bewegen. Lokaal wordt er meer en meer domeinoverschrijdend beleid gemaakt en wordt sport daarvoor als middel gebruikt. Mede ook omdat naast de gezonde kracht van sport ook de sociaal-economische kracht van sport en de maatschappelijke kracht van sport onderkend wordt. 

Welwillendheid van de georganiseerde sport
Maar hoe zet je beleid om naar daadwerkelijke interventies in de maatschappij. Daar kan de georganiseerde sport in de vorm van sportverenigingen een enorme bijdrage aan leveren. Beleidsmakers én sportbestuurders zijn zich daarvan bewust en bij spreekbeurten, congressen of andere bijeenkomsten waar deze twee groepen elkaar treffen, zie en hoor je ook de welwillendheid van de georganiseerde sport. Dus als de wederzijdse bereidheid er is, dan is een gezonde samenleving uitbouwen middels de sportverenigingen een 'kat in het bakkie'? 

Sportverenigingen zijn lastige partners om mee samen te werken. De vereniging draait op vrijwilligers en is dus niet altijd beschikbaar tijdens kantoortijden

Helaas is de realiteit weerbarstiger dan de goedbedoelde intenties. Sportverenigingen zijn lastige partners om mee samen te werken. De vereniging draait op vrijwilligers en is dus niet altijd beschikbaar tijdens kantoortijden. Daarnaast weet iedereen die weleens actief heeft meegedaan in een vereniging dat iedere vereniging een eigen dynamiek kent. Dat inlevingsvermogen kost tijd. De reflex - die net zo begrijpelijk is als onverstandig - is dat er door bonden, gemeenten en andere stakeholders in de sport meer en meer ingezet wordt op grote gezonde verenigingen.

Stelsel onder druk
Onze nationale sportstructuur is er één die geschraagd is op een diversiteit van sporten en wordt aangeboden door een bont palet aan sportverenigingen. Dit is een redelijk uniek stelsel dat ons land zowel in de breedtesport als de topsport veel heeft gebracht. Met een veranderende samenleving waarin de 24 uurseconomie, tweeverdieners en toenemende - door de overheid gestimuleerde - individualisering  zijn intrede deed, kwam dat stelsel de afgelopen decennia onder druk. 

Vrije tijd werd een kostenpost en - in ieder geval gevoelsmatig - schaarser. Daarnaast hebben verenigingen sinds de paarse kabinetten (1994) te maken met een terugtrekkende overheid, maar een toenemende regeldruk. Van de op vrijwilligers draaiende vereniging werd meer en meer verwacht, terwijl ondersteuning via geld minder en minder werd. 

Kleine sportverenigingen dragen bij aan een kleurrijk koraalrif van de sport en zorgen voor diversiteit

XL4 OpenPodium-JeroenWeijermars-2Hulp
En toch wordt er ook nu weer met het huidige gezondheidsdenken gekeken naar de verenigingen en geeft de overheid min of meer de opdracht: ‘Iedere vereniging moet aantoonbaar - maar niet alleen door sport - bijdragen aan een gezondere samenleving.’
De bereidheid bij verenigingen is groot, maar daarbij is wel hulp nodig. Niet alleen bij de grote georganiseerde clubs, maar juist bij de kleinere verenigingen. 

Grotere verenigingen lossen dit vaak op met semiprofessionele krachten, maar bij kleinere clubs gaat dit niet zomaar lukken. Hoewel kleinere sportverenigingen er doorgaans wel het nut en de noodzaak van inzien, hebben zij vaak te weinig mogelijkheden om dit soort extra taken op te pakken en uit te rollen. Deze kleine sportgemeenschappen hebben hun handen reeds vol aan de dagelijkse gang van zaken.

Extra ondersteuning
Hoewel dat misschien voor overheden, bonden en andere organisaties uit de periferie van de sport in eerste instantie minder efficiënt is, pleit ik toch voor extra ondersteuning van juist de kleine verenigingen. Zij dragen bij aan een kleurrijk koraalrif van de sport en zorgen voor diversiteit. Juist dat stelt mensen, vooral jeugd, in staat om de sport te kiezen die bij hen past. Het in het verleden ontstane aanbod waaruit wat te kiezen viel, zorgde ervoor dat sportende basisschoolkinderen in overgrote meerderheid (zo’n 75 procent) dit doet bij een sportclub. En we weten uit onderzoek dat wanneer er eenmaal is kennisgemaakt met sport de kinderen ook in hun latere leven langer blijven sporten.

Het koraalrif van de georganiseerde sport mag best meer waardering, aandacht en ondersteuning krijgen

De afgelopen jaren is er nogal ingezet op het omarmen van de massa. Dit zag je onder meer gebeuren in onderwijs en zorg. Dat dit voordelen heeft is evident, maar het kent ook een keerzijde. Bij de sport zie je dat door schaalgrote de diversiteit van het sportaanbod afneemt. Niet iedereen wil hockeyen, of voetballen. En met name voor de basisschoolleerlingen, die te jong zijn om zelf ongeorganiseerd urban te sporten, is een divers verenigingsaanbod wenselijk. 

Het koraalrif van de georganiseerde sport, met diverse en kleurrijke verenigingen, mag daarom best meer waardering, aandacht, ondersteuning en misschien zelfs wat bescherming van de (lokale) overheid, de bonden en de andere betrokken partijen krijgen.

Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de opleiding Sportkunde van de Haagse Hogeschool en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -beleid. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, LinkedIn, of www.zjerom.nl

« terug

Reacties: 2

Huub Stammes
29-01-2019

Eens met je betoog Jeroen, alleen mag je veel groter denken. Het preventie-akkoord leunt ook stevig op de sportverenigingen. En in het preventie-akkoord is bijna geen cijfer te vinden over de benodigde financiele investeringen om de beoogde resultaten te behalen. En de overheid kan inderdaad de sportvereniging niet verder overvragen, zonder de portemonnee te trekken. En wij van de sport moeten leren dat de overheid steviger die portemonnee moet trekken. De georganiseerde sport is het meest kostenefficiente middel om gezondheidsdoelen te realiseren. Het preventie-akkoord spreekt over stevige gewenste individuele gedragsveranderingen. We weten hoe lastig dit is. Denk eens als je zelf je gedrag fundamenteel wilt veranderen. Of dit nu stoppen met roken, minder vet eten, of geen alchohol meer nuttigen is. En als de sportvereniging deze massale gedragsverandering moet ondersteunen dan is er echt heel veel geld nodig. Even een paar getallen. De rijksbegroting voor de zorg is nu ca. € 100 mijard voor met name curatieve handelingen. Wil de preventie echt kans krijgen dan zijn daar miljarden voor nodig, en dus ook voor de sportvereniging. 1 miljard delen met 25.000 verenigingen betekent € 40.000 per club. Dat is slechts 1 full-timer per vereniging. Of anders gerekend 25.000 fte voor 5,5 miljoen sporters. Dat is een fte voor 140 sporters, waarvan 1/3 deel hun gedrag moet wijzigen. Vraag eens een psycholoog, dietist hoeveel clienten zij per maand kunnen helpen en hoe vaak een consult gegeven moeten worden om structurele gedragsverandering tot stand te brengen en wat de kosten per client per maand zijn. Het lijkt mij realistisch als sport ook de tarieven van de ingehuurde professionals in rekening kan brengen voor de gewenste gedragsverandering. Hoe zie jij dit?

Jeroen Weijermars
15-02-2019

Dank voor je reactie Huub,

Omdat de verenigingsportwereld geschoeid is op een leest van vrijwilligerswerk is de branche er niet aan gewend dat er geld voor diensten wordt gevraagd. Iedere uitwerking van economiseren van de uren die worden besteed door dit leger van sportgepassioneerden laat zien dat de de sport dan daadwerkelijk onbetaalbaar wordt. Tegelijkertijd is het tijd om toch ook aan beleidsbepalers op nationaal en lokaal niveau te vragen, misschien zelfs te eisen, 'put your money where your mouth is"'. Dat betekent niet dat alle huidige vrijwillige inzet betaald moet worden maar wat mij betreft dat nieuwe maatschappelijke interventies niet zomaar over de schutting gemikt kunnen worden bij de vereniging zonder structurele ondersteuning van betrokken professionals voor alle sportverenigingen. Daarbij is jouw suggestie een goed vertrekpunt.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst