door: Henk Kraaijenhof
Ook op Sport Knowhow XL wordt, terecht, aandacht besteed aan wetenschappelijke ontwikkelingen in de sport. Ja, sportwetenschap lijkt volgens velen uit de kinderschoenen gestapt en een vaste plaats in te nemen binnen de begeleiding van topsporters en topteams. In mijn eigen blog schreef ik recentelijk al, hetgeen behoorlijk wat verontwaardigde reacties opriep, met name van jonge sportwetenschappers: 'As we all know, coaches are in general 20-30 years ahead of the findings by sports sciences. Sport scientists often only just confirm what we already now, but thanks anyway'.
Wellicht behoeft deze kritische noot enige verklaring: ik ben er inderdaad van overtuigd dat de sportwetenschap zelden of nooit met echt innovatieve ideeën aankomt, hooguit is er sprake van technologische vooruitgang en maakt men nu ook gebruik van technologieën die elders, bijvoorbeeld in een kliniek al langer gebruikt werden. Denk aan MRI-scans voor onderzoek naar spieractiviteit bij training. Maar beter nog, ik kan u een aantal bewijzen leveren dat de sportwetenschap niet voorop loopt maar juist achter de praktijk aan hinkelt.
In 2018 is opnieuw het buskruit uitvinden, of gewoon je vakliteratuur niet gelezen hebben, een euvel waarmee vele jonge sportwetenschappers lijken te kampen
Vakliteratuur niet gelezen
U hoeft hiervoor maar terug te gaan naar enkele vorige bijdragen op Sport Knowhow XL, een kop: 'Een nieuwe benadering binnen de krachttraining: Velocity Based Training (28 augustus 2018), verwijzend naar een recent artikel in het blad Sportgericht1, met het accent op het woord ‘nieuwe’.
Nota bene in hetzelfde blad schreef ik al begin 1994 een artikel met de titel: 'Powertraining, een nieuwe ontwikkeling binnen de krachttraining'2. Ja, inderdaad in 1994 was het nog nieuw, een concept ontwikkeld en toegepast met een aantal collega’s en sportwetenschappers, 24 jaar geleden. In 2018 is opnieuw het buskruit uitvinden, of gewoon je vakliteratuur niet gelezen hebben, een euvel waarmee vele jonge sportwetenschappers lijken te kampen. Alles dat geschreven is vóór 2013 of niet digitaal is, lijkt niet meer van belang te zijn. Een intelligent mens, Winston Churchill (wie was dat ook al weer?) schreef ooit: 'The farther back you can look, the farther forward you are likely to see'. Ofwel: ken je klassiekers, en neem de moeite om eens binnen je eigen vakgebied te kijken wat er al gebeurd is.
Heruitvinden van het wiel
Een andere recente bijdrage, ook op Sport Knowhow XL, ging over het gebruik van spierbiopsies om sportprestaties bij sporters te kunnen bepalen. Maar ook hier is slechts sprake van de het heruitvinden van het wiel, goed gemarket, dat wel. In 1986 namen we spierbiopsies - in het Radboud Ziekenhuis in Nijmegen - van Nelli Cooman, Arjen Visserman en andere Nederlandse en internationale topatleten onder wie Merlene Ottey. Dit deden we om sportprestaties te kunnen verklaren, te kijken naar talent (qua snelle of langzame spiervezels) en om de effecten van training te kunnen monitoren. 1986, dat is ondertussen 32 jaar geleden.
Het Nederlandse zwemmen verkeert in een onverkwikkelijke toestand, mogen we dat ook wijten aan de invloed van de sportwetenschap zoals zij vaak een aandeel opeist voor succes?
Maar laten we verder kijken. Zowel coaches als sportwetenschappers claimen dat sportwetenschap en technologische vooruitgang hebben bijgedragen tot betere prestaties. Nu is dat sowieso moeilijk te kwantificeren, want wat was het aandeel van talent, de trainer en de training?
Dwaalspoor
Denk aan zwembad de Tongelreep: een pareltje van technologie, volgepropt met de laatste snufjes, hoewel ook deze al in de DDR door de zwemmers gebruikt werden in de voorbereiding op de Olympische spelen van 1976 (!), zoals een krachtplatform in het startblok en onderwatercamera’s. Maar goed, waar blijven de prestaties van het niveau van Pieter van den Hoogenband of van Inge de Bruijn? Het Nederlandse zwemmen verkeert in een onverkwikkelijke toestand, mogen we dat ook wijten aan de invloed van de sportwetenschap zoals zij vaak een aandeel opeist voor succes? Geeft sportwetenschap alleen maar een weg omhoog of leidt het ook wel eens tot een dwaalspoor?
Overal kom je embedded scientists tegen die kennis komen brengen, maar waar blijft eigenlijk de embedded coach die gericht zijn kennis komt halen in laboratoria en de universiteit?
Ook het niveau van het Nederlandse voetbal lijkt ondanks de giga-investeringen in moderne technologieën - met name dataverzamelingen en het aantrekken van hele hordes aan specialisten en wetenschappers - niet beter te zijn dan dertig jaar geleden zonder al deze voorzieningen.
Aandeel in geheel wordt overschat
In de atletiek vinden we eenzelfde fenomeen: om de start van Dafne Schippers te verbeteren heeft men de hulp van een biomechanicus ingeroepen. Het resultaat is na anderhalf jaar voor iedereen zichtbaar, namelijk een start die slechter is dan voorheen. Overal kom je embedded scientists tegen die kennis komen brengen, maar waar blijft eigenlijk de embedded coach die gericht zijn kennis komt halen in laboratoria en de universiteit?
Nee, ik heb zeker geen hekel aan sportwetenschappers, integendeel, ik werk veel en vaak op zeer plezierige wijze met hen samen in internationale projecten en heb veel van hen geleerd. De huidige trend van een jongere generatie die hun eigen kennis op hun eigen vakgebied nota bene en hun aandeel in het geheel overschat - of oude wijn in nieuwe zakken probeert te verkopen - stuit mij echter tegen de borst. Kortom, sportwetenschap kan een positieve bijdrage leveren aan de sportprestatie, maar doet dat zeker niet altijd en slechts in een mate die men zeker niet moet overdrijven.
Bronnen:
- Rietvelt, J. (2017). Velocity Based Training. Deel 1: Meerwaarde ten opzichte van Percentage Based Training. Sportgericht, 71 (6), 22-27.
- Kraaijenhof, H. (1994). Powertraining, een nieuwe ontwikkeling binnen de krachttraining. Sportgericht, januari/februari 1994, 123-124.
Henk Kraaijenhof is performance consultant bij zijn eigen bedrijf Vortx en guest lecturer aan de Shanghai University of Sport. Eind vorig jaar verscheen zijn boek 'What we need is speed'. Eerder was Kraaijenhof atletiekcoach van o.a. Nelli Fiere-Cooman, Merlene Ottey, Troy Douglas en Letitia Vriesde. Verder was hij consultant van de Engelse rugbybond, coördinator van de krachttraining van het Nederlands herenhockeyteam, conditietrainer van o.a. tennisser John van Lottum en tennisster Mary Pierce, consultant bij voetbalclub Juventus en bondstrainer van de KNAU bij de heren, dames en junioren. Kraaijenhof is ook één van de oprichters van NLcoach, de belangenbehartiger van trainers en coaches. Voor blogs van zijn hand op zijn eigen site zie hier.