Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Sportakkoord: gemiste kans 17 oktober 2017

door: Loek Jorritsma

Door zowel NOC*NSF (o.m. via het rapport 'Klinkende Munt'), door de VVD (bij monde en initiatief van voormalig Tweede Kamerlid Rudmer Heerema), als door de Nederlandse Sportraad (brief aan informateur van 12 april 2017) is een lans gebroken voor het sluiten van een zogenaamd sportakkoord. Vorige week werden die wensen gehonoreerd in het regeerakkoord. Dat is heel bijzonder, niet eerder werd er een dergelijke overeenkomst op nationaal niveau in de sport aan de orde gesteld en geformuleerd.

De tekst over het sportakkoord in het regeerakkoord luidt als volgt: 'We willen een sportakkoord sluiten. Belangrijke partners hierbij zijn de sportbonden, sportverenigingen, sporters met een beperking, en gemeenten. Doel is om de organisatie en financiën van de sport toekomstbestendig te maken. Daar hoort in onze tijd ook diversiteit in de samenstelling van sportbonden bij, net zoals de ontwikkeling van open sportclubs in wijken en een laagdrempelige toegang voor kinderen. Voor het versterken van de positie van de sportbonden trekt het kabinet structureel tien miljoen euro uit. De regeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties wordt daarnaast verlengd.'

Aan het Sportakkoord kunnen geen juridische rechten worden ontleend

Disclaimer
Op zich is het natuurlijk uitstekend dat de sport vanaf het aantreden van het kabinet genoemd wordt en er blijkbaar toe doet. Maar hoe goed? En welk belang mogen we eraan hechten? Want het enige sportakkoord dat we kennen is dat van de Provincie Gelderland. Ook daar een keur aan gerenommeerde organisaties die zich hebben verenigd rondom de Kracht van Sport. Daar vergelijken we het dan mee. En dan blijkt een klein euvel want 'Het (Gelderse) Sportakkoord is een ambitiedocument. Hieraan kunnen geen juridische rechten worden ontleend', zo luidt de disclaimer aan het begin van de overeenkomst. En dat geldt ook voor het Sportakkoord op nationaal niveau.

Er kunnen geen rechten aan worden ontleend. Daarmee kan het zelfs niet mislukken.
Want na verloop van tijd kan altijd worden verklaard dat de ambities blijkbaar niet konden waargemaakt, jammer dan. Ieder zijn verklaring en excuus: het geld was op, de brug was dicht/open, er kwamen niet genoeg mensen, tegenvallers, morgen maar weer verder. 

Gemiste kans
Deze exercitie is, in mijn ogen, een gemiste kans. Want ik vind dat er een ‘akkoord’ moet komen waaraan wél rechten kunnen worden ontleend. Dat hiervoor in het regeerakkoord geen pleidooi wordt gehouden is wat mij betreft de bevestiging van de beleidsarmoede op het gebied van de sport van de afgelopen jaren. Daarmee zeg ik niet dat de combinatiefunctionarissen, buurtsportcoaches, topsportbeleid met de topsportscholen en het evenementen- en accommodatiebeleid resultaten zijn van die armoede. Integendeel, die zijn het resultaat van gevoerd beleid in veel eerdere jaren. Ik kan dat staven en doe dat aan de hand van de activiteiten van de NLsportraad. Dan komen we vanzelf bij dat echte akkoord. Want deze geeft daarvoor wel een prima voorzet.

"Laten we de prioriteiten in het werkprogramma van NLsportraad nagaan en kijken welke beleidsrijkdom sinds de millenniumwisseling is opgedaan"

Die NLsportraad is momenteel het belangrijkste adviesorgaan inzake het sportbeleid en heeft op 12 april 2017 een aantal prioriteiten voor de komende kabinetsperiode aangegeven. Aanvullend daarop zag het werkprogramma 2018–2020 op 15 september 2017 het licht. Laten we die prioriteiten eens nagaan en kijken welke beleidsrijkdom sinds de millenniumwisseling is opgedaan.

Prioriteiten NLsportraad
a. het aanstellen van een coördinerende bewindspersoon voor sport en bewegen
Op pagina 52 (laatste bladzijde) van de kabinetsnota 'Wat Sport Beweegt' van 1996 lezen we wat de functie van VWS zal zijn als het gaat om de implementatie van deze nota: 'Het ministerie van VWS zal, wat betreft de concrete definitie en implementatie van dergelijke win-win mogelijkheden, als coördinatiepunt fungeren.'

Hiertoe werd het Breed Interdepartementaal Sportberaad (BIS) in het leven geroepen. Alle departementen leverden in de BIS een vertegenwoordiging op directeursniveau, voorzitter was de Directeur Generaal van VWS. 'Wat Sport Beweegt' was leidraad. Aan de slag.

b. het ontwikkelen van een integrale en ambitieuze beleidsnota voor sport en bewegen; het volledig benutten van de kansen die sport biedt voor (met name) het preventiebeleid, onderwijsbeleid, integratiebeleid en het economisch beleid; van alle betrokken ministeries is een wezenlijke bijdrage noodzakelijk voor het welslagen van deze sportnota;
De eerste zin van de kabinetsnota Wat Sport Beweegt van 1996 luidt als volgt: 'Met deze nota komt het kabinet tegemoet aan de wens van uw Kamer een integrale en interdepartementale sportnota op te stellen'. De onderwerpen: sportaanbod, topsportklimaat, waarden en normen, maatschappelijke participatie (waaronder onderwijs), gezondheid, werkgelegenheid, stedelijke leefbaarheid, ruimtelijke ordening, milieu en internationale samenwerking. 

Voorts werd ten behoeve van de BIS een document opgesteld waarin alle raakvlakken van de departementen met sport in kaart werden gebracht. Ook enkele te verwachten thema’s waaronder de mogelijke organisatie van de Olympische Spelen 2028. In 2003 werd het concept door de BIS onderschreven. Daar zou nog een paar keer gezamenlijk de stofkam doorheen moeten en alle relevante wetgeving zou worden zichtbaar gemaakt. Dat is indertijd niet afgemaakt. Blijkbaar is dat recent alsnog gebeurd. Mariken Leurs, voormalig plv. Directeur Sport zei daarover in een interview op Sport Knowhow XL van 26 september jl. dat het afgelopen najaar een overzicht is gemaakt op welke wijze departementen inzetten op sport en bewegen.

"Het Beleidskader Sportevenementen van het ministerie van VWS van 12 november 2013 heeft voor de mogelijke organisatie van de Europese Spelen weinig houvast geboden"

c. het smeden van partnership van landelijke partijen bij gezamenlijke doelen, bijvoorbeeld door middel van een sportakkoord; een gezamenlijke evenementenkalender maakt hier onderdeel van uit;
Er moet hier worden gewezen op het Beleidskader Sportevenementen van het ministerie van VWS van 12 november 2013, dat voor de mogelijke organisatie van de Europese Spelen weinig houvast heeft geboden. Een sportakkoord bleek dus van weinig waarde.

d. het opplussen en toetsen van de sportbegroting van de rijksoverheid (marktfalen, rendement); het bezien van de rijksbijdrage in verhouding tot de algehele financiering en governance in de sport;
Als ik het goed zie sluit dit aan bij het rapport 'Klinkende Munt', tot stand gekomen onder leiding van Jack de Vries. Een rapport dat vooral een kwantitatieve benadering van de externe financiering was. Het lijkt er op alsof er nogmaals een goede analyse van het marktfalen nodig is om te komen tot de vaststelling van de juiste hoogte van de rijksbijdrage aan de sport. De hoogte voor individuele gevallen wordt echter nu al begrensd door bijvoorbeeld de juridische bepalingen zoals die er zijn vanuit de Wet Markt & Overheid en de (Europese en dus door Nederland onderschreven) regelgeving vanuit de Mededingingswet, bijvoorbeeld de zogenoemde Altmark-criteria en de bepalingen inzake Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Daaruit valt de maximale hoogte af te leiden.

"Hoe druk je de politieke waardering uit voor de maatschappelijke betekenis van de sport?"

Maar hier kan ook zijn bedoeld om het algemene bedrag op de rijksbegroting voor de sport te vergroten. Dat is een politieke beslissing, politieke wil. Want hoe druk je de politieke waardering uit voor de maatschappelijke betekenis van de sport? Duurzaam en substantieel? Belangrijkste is dan om de structuur van de sport (bonden, verenigingen en hun maatschappelijke betekenis) zo goed mogelijk vast te leggen, want dat is nu niet het geval.

e. het borgen van de (ongeschreven) publieke taken op het gebied van sport en bewegen, bijvoorbeeld in de Wet Publieke Gezondheid of de Wet maatschappelijke ontwikkeling. Dit is des te prangender als er ten gevolge van het Bridport-arrest een aanzienlijke bijdrage voor sport wordt toegevoegd aan het gemeentefonds;

Hier is die prachtige voorzet van de NLsportraad. Want als inderdaad de publieke taken op het gebied van sport en bewegen worden geborgd, dan dienen ze ook te worden beschreven. En daarvoor heb je eerst nodig te bepalen wat nu eigenlijk die publieke taken zijn en aan welke voorwaarden je dan moet denken. Dan gaan we ook te rade bij de bepalingen inzake Altmark en DAEB. En in het voetspoor daarvan de Wet Markt & Overheid. 

De betrokken organisaties moeten van daaruit expliciet belast zijn met die publieke taken en die dienen zorgvuldig te zijn omschreven zodat dat kan dienen als legitimering voor een positieve overheidsbemoeienis. Als dat niet gebeurt dan kan het zomaar zijn dat het gaat om ongeoorloofde staatssteun dan wel om een onjuiste toepassing van de regels en dan is het ook nog eens onrechtmatig.

Deze Altmark-criteria (vernoemd naar het Altmark-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van juli 2003) luiden als volgt:

  • de begunstigde onderneming moet daadwerkelijk belast zijn geweest met de uitvoering van openbare dienstverplichtingen en die verplichtingen moeten duidelijk zijn afgebakend;
  • de criteria op basis waarvan de compensatie wordt berekend moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze zijn vastgesteld;
  • de compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van de uitvoering van openbare dienstverplichtingen geheel of gedeeltelijk te dekken, rekening houdend met de opbrengsten alsmede met een redelijke winst uit de uitvoering van die verplichtingen.
"Het voorgestelde sportakkoord in het regeerakkoord mag dan dienen als een – oneerbiedig gezegd – vergaarbak van alle betrokkenen en hun samenwerking"

En zo zijn we aangekomen bij dat echte sportakkoord. Het voorgestelde sportakkoord in het regeerakkoord mag dan dienen als een – oneerbiedig gezegd – vergaarbak van alle betrokkenen en hun samenwerking. Een echt akkoord is er vooral voor de sportorganisaties, sportaccommodaties, sportevenementen en de sporters. Mijn advies is om de publieke taken van de sportorganisaties wel te benoemen en uit te schrijven. Omdat het zo moet. Vervolgens die niet vast te leggen in andere wetgeving zoals door de NLsportraad wordt voorgesteld, maar om te komen tot de ontwikkeling van een Kaderwet Specifiek Sportbeleid. 

Vergelijk dat met wetten als die inzake Cultuur, Onderwijs of de Media. Bij die laatste wet hebben de omroeporganisaties de publieke taak om te zorgen voor media-uitzendingen. In het geval van sport zouden de sportorganisaties (bonden en verenigingen) dus de publieke taak hebben om zorg te dragen voor verantwoorde sportbeoefening.

f. het creëren van een gunstig en eenduidig fiscaal klimaat voor de in cash en in kind investeringen van burgers, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen.
Dit betekent dat sportorganisaties in ieder geval niet alleen maar zoals nu worden gezien als Sociaal Belang Beogende Instellingen (SBBI) maar als Algemeen Nut Beogende Instellingen (ANBI). Ook dan is het noodzakelijk om te komen tot een goede vastlegging van de publieke taken van de organisaties, zoals hierboven beschreven. 

Voorkomen moet worden dat sportorganisaties die ‘onverantwoorde’ sportactiviteiten organiseren op vergelijkbare wijze profiteren van fiscale regels als de bonafide organisaties. Het kan dan alleen gaan om organisaties die als zodanig door de rijksoverheid erkend zijn als ANBI. Die dienen dus ook aan die governance-voorwaarden te voldoen. Maar ja, dat moet je dan wel in eigen wetgeving, via publieke opdracht, vastleggen. Zodat daar rechten aan kunnen worden ontleend door de sport.

"De discussie over een Kaderwet Sport moet opnieuw worden gevoerd en in kaart gebracht om zo de eigenheid van de sport en haar structurele inbedding in het rijksoverheidsbeleid te kunnen borgen"

Politieke en ambtelijke wil
Maar voor dit alles is ambtelijke en politieke wil noodzakelijk. Sinds een eerdere poging in 2005 is de vraag naar een dergelijke wet voor de sport op een laag pitje komen te staan. De afgelopen jaren is daar een lichte wijziging in gekomen. De door de betrokken wetenschappers in kaart gebrachte knelpunten op het gebied van de Mededinging (want sportorganisaties zijn gewoon ondernemingen), fiscaliteit, veiligheid en media werden telkens meer zichtbaar. En dus recent door NLsportraad weer opgerakeld. De discussie over een Kaderwet Sport moet opnieuw worden gevoerd en in kaart gebracht om zodoende de eigenheid van de sport en haar structurele inbedding (de unieke bonds- en verenigingsstructuur in Nederland) in het rijksoverheidsbeleid te kunnen borgen.

Loek Jorritsma was wethouder (o.a. sport) in de gemeente Hoorn (1974–1976). Daarna studeerde hij af in de sociale wetenschappen en werkte vanaf 1979 bij de Directie Sport van het Ministerie van VWS, waar hij onder andere verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van het beleid op het gebied van topsportevenementen en topsportaccommodaties. Met ingang van 1 april 2006 is hij met de VUT. Bij zijn afscheid schreef Jorritsma een bijdrage aan de discussie over de juridische verankering van sport in het beleid van de rijksoverheid. Hij pleit er voor om sport meer te zien als een publieke zaak en te komen tot een kaderwet specifiek sportbeleid.

« terug

Reacties: 1

John Weggeman
16-08-2023

Goed verhaal Loek! Ik onderschrijf volledig wat er in dit stuk staat en helaas dreigen we nu - anno 2023 - opnieuw op dit punt aanbeland. 
in mijn scriptie over Lokale Sportakkoorden concludeerde ik al dat de vrijblijvendheid van de Sportakkoorden ertoe heeft geleid dat er van structurele verbeteringen op het gebied van samenwerken tussen diverse instanties (zorgpartijen, sportaanbieders, gemeente, verenigingen) - met als doel gezamenlijk verantwoordelijkheid te pakken voor het behalen van bijv. De beweegdoelstelling in 2040, dat er daarvan zeer weinig is terechtgekomen 

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst