door: Remko van den Dool
Verenigingen vormen het hart van een ijzersterke sportstructuur die bewezen heeft zeer succesvol te zijn. Verenigingen zijn enerzijds de kraamkamer voor topsporttalenten en geven anderzijds veel sportplezier. Maar waar voor kinderen het ‘marktaandeel’ 1 van verenigingen onder sporters op 58 procent ligt, is dat voor volwassenen slechts 20 procent.
In de tijd gezien blijft het percentage volwassen leden van sportclubs redelijk constant. Door de opkomst van fitness en individuele sporten, zoals hardlopen, daalt het marktaandeel van verenigingen. Ondanks de beleidsintenties groeide het percentage 18-79-jarige (wekelijkse) sporters in de afgelopen 15 jaar nauwelijks (52% in 2016 2).
Sommige beleidsmakers verwachten desondanks dat sportverenigingen dit percentage kunnen opkrikken. We zien dit terug in de grote hoeveelheid Sportimpuls-projecten, proeftuinen van NOC*NSF en buurtsportcoaches die zich op verenigingen richten. In marketingtermen lijkt voor verenigingen een grote ‘markt’ braak te liggen om volwassenen aan het sporten te krijgen. Kunnen sportverenigingen deze rol vervullen en waarom ‘pakken’ de sportverenigingen dit aandeel niet?
"Rond de puberteit stoppen jongeren vaak met hun clubsport. De stopleeftijd verschilt sterk per sporttak"
Puberteit overgangsmoment van clubsport naar ander sportverband/geen sport
Voor een goed begrip van de positie van de clubsport bij volwassenen ga ik eerst in op de overgangsperiode waarin het verenigingslidmaatschap sterk afneemt, zo rond de puberteit. In deze periode stoppen jongeren vaak met hun clubsport. De stopleeftijd verschilt sterk per sporttak. Voor gymnastiek is dat vaak na de basisschool, teamsporters gaan soms door tot hun veertigste en tennissers zijn niet zelden tot op hoge leeftijd nog lid van een club.
Doordat lang niet iedereen een andere sportbezigheid vindt of zoekt, neemt met het toenemen van de leeftijd de sportdeelname af. Een flink deel van de volwassenen zoekt als alternatief voor de (georganiseerde) jeugdsport zijn of haar heil bij een individuele sport of bij fitness. Vooral omdat deze sporten flexibeler zijn dan sporten met strakke tijdschema’s voor trainingen en competities. Het totale ‘verval’ in sportdeelname per generatie blijft door dit soort alternatieven beperkt. Enkelen zullen als herintreder na een studie en/of het opgroeien van kinderen een eerder beoefende sport oppakken en wellicht weer verenigingslid worden. Er zijn drie redenen te noemen, los van de al genoemde strakke tijdschema’s, waarom verenigingen bij volwassenen niet populair zijn.
Reden 1 | Minder aantrekkelijk: opleiding tot expert in specifieke sport
Verenigingen zijn sterk gericht op de promotie van één specifieke sport. Zij leiden vrijwel uitsluitend kinderen daarin op en stimuleren de competitie. Volwassenen zijn echter minder gemotiveerd om de beste te worden. Een toppositie zit er voor hen immers niet meer in. Daarnaast zijn volwassenen minder leergierig, zeker in vergelijking met kinderen. Als zij op hogere leeftijd een sport willen aanleren, dan zullen zij vaak met jeugd moeten optrekken. Zowel voor de kinderen als de volwassenen is dit minder aantrekkelijk.
"Weinig volwassenen kiezen voor een sport die zij niet eerder beoefenden. Uitzonderingen: sporten met individuele training en sporten waarvoor weinig hoeft te worden geleerd"
Daarnaast is het voor vrijwilligers en trainers makkelijker om met (kneedbare) kinderen om te gaan dan met soms veeleisende volwassenen. Dit leerproces is met name een drempel voor volwassenen die zich als minder sportief zien. Per saldo kiezen weinigen voor een sport die zij niet eerder beoefenden. Uitzonderingen zijn sporten waar sprake is van individuele training zoals tennis en voor sporten die zich richten op volwassenen (zoals golf in de jaren negentig en momenteel de hardlooptrainers). Andere uitzonderingen betreffen sporten waarvoor weinig hoeft te worden geleerd (fitness, hardlopen, wandelen).
Reden 2 | Minder aantrekkelijk: verenigingssport niet marktgericht
Veel verenigingen bieden hun specifieke sport op nogal traditionele wijze aan en zijn minder gericht op potentiële klanten die hun activiteit wel aanspreekt, maar niet in de aangeboden vorm. De sportbonden schrijven immers precies voor hoe de sport moet worden beoefend om een eerlijke competitie mogelijk te maken. Vernieuwingen zoals loopvoetbal laten zien dat voetbal bezig is om een omslag te maken. Zoiets verdient navolging door andere sporten.
Reden 3 | Minder aantrekkelijk: geen groeibehoefte, flexibiliteit huur sportaccommodatie beperkt
Een andere reden voor de beperkte groei van sportverenigingen is dat zij vooral gericht zijn op behoud van hun aandeel in de capaciteit van een sportaccommodatie. Dit betekent soms leden werven en soms een wachtlijst. Zij hebben minder de ambitie om zich te verdiepen in de wensen van de (oudere) sporter.
"De vraag is of de (huidige) verenigingen geschikt zijn om volwassenen aan het sporten te krijgen of dat wellicht andere verbanden/vormen zich daar beter voor lenen"
Luisteren naar de niet-sportende volwassene
Tot nu toe heb ik een aantal redenen beschreven waarom het marktaandeel van verenigingen bij sport voor volwassenen zo laag is. Het blijft echter onder andere vanwege gezondheidsrisico’s belangrijk dat (veel) meer mensen gaan sporten (en bewegen). De vraag is of de (huidige) verenigingen geschikt zijn om dit voor elkaar te krijgen of dat wellicht andere verbanden/vormen zich daar beter voor lenen.
In principe zijn verenigingen ook voor volwassenen aantrekkelijk vanwege de grote diversiteit van het aanbod waarin kan worden gesport. Lang niet iedere volwassene wil immers hardlopen of fitnessen. Belangrijk lijkt het daarom om vooral te luisteren wat de niet-sportende volwassene wil om het sportaanbod zo goed mogelijk op zijn of haar behoeften aan te passen.
Onvermijdelijk gaat het daarbij om denken vanuit doelgroepen zoals volwassenen die rustig willen sporten op hun eigen moment of mensen die op vaste momenten stevig gedrild willen worden. Een onderdeel van dat luisterproces zou ook het toepassen van flexibeler (spel)regels/sportvormen kunnen zijn, zoals het al genoemde wandelvoetbal.
Een ander systeem om een sport aan te leren, bijvoorbeeld via landelijke of regionale kennismakingsweekends, kan ook kansen bieden voor verenigingssporten. Wellicht kunnen aspirant-sporters na de cursus makkelijker in bestaande groepen instromen.
"Gemeenten zouden een flexibeler systeem kunnen hanteren om de sportcapaciteit te verdelen kunnen hanteren"
Rol gemeenten bij opzet flexibeler verhuursysteem
Ook gemeenten kunnen een rol spelen bij het stimuleren van sport voor volwassen. Zij zouden een flexibeler systeem kunnen hanteren om de sportcapaciteit te verdelen, zodat voor experimenten meer ruimte komt en verenigingen bijvoorbeeld tijdelijk wat capaciteit bij kunnen huren. Helaas heeft dat ook betrekking op de populaire uren want veel volwassenen werken overdag.
Ondanks alle inspanningen zal een deel van de niet-sporters niet te bereiken zijn met bestaande sporten en beweegactiviteiten zoals wandelen en fietsen. Wellicht kiezen zij voor lichtere beweegvormen zoals yoga, vogels kijken, geocaching of speurtochten (Pokemon Go).
Tot slot zouden verenigingen met fitnesscentra kunnen samenwerken om meer volwassenen aan het sporten te krijgen. Fitnesscentra hebben immers wel marktgericht leren werken en slagen om vele volwassenen te laten sporten. Verenigingen kunnen het aanbod van deze centra verruimen. Gemeenten zouden deze samenwerking via subsidies kunnen stimuleren.
Sportverenigingen hebben kansen om meer volwassenen te laten sporten, maar de vraag is: kunnen en willen zij deze kansen pakken? De stagnerende sportdeelnamecijfers voor volwassenen laten in ieder geval zien dat actie nodig is.
Noten:
1. Met het aantal keer dat volwassenen aan sport deelnemen, bepalen we ‘marktaandelen’ van sportverbanden. De volwassene sporter doet dat 42% alleen, 17% met familie/kennissen, 14% in een fitnesscentrum, 20% bij een sportvereniging en 7% in andere verbanden (van den Dool, 2016).
2. Eigen bewerking CBS Gezondheidsenquête 2001-2016.
Dag van het Sportonderzoek
Op 9 november presenteert Remko van den Dool tijdens de Dag van het Sportonderzoek in Zwolle de resultaten van het onderzoek waarnaar hij in bovenstaande column verwijst.
Verder lezen:
• Anders georganiseerde sport kan grote rol spelen bij stimuleren sportdeelname
• Dool, R. van den (2016). Anders georganiseerde sport: sport buiten sportverenigingen om. Utrecht: Mulier Instituut
• Verlaat, M. van ‘t (2010). Marktgerichte sportbonden: een paradox? Oisterwijk: Uitgeverij Boxpress.
Remko van den Dool houdt zich bij het Mulier Instituut bezig met onderzoek naar sportdeelname en sportmotivatie. Daarnaast heeft hij als taak onderzoekers te ondersteunen met de opzet van onderzoek, analyses en vragenlijsten. Een onderdeel hiervan vormen nieuwe ontwikkelingen om data te verzamelen.