Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

De onderschatte betekenis van de lettergreep 'bio' in biomechanica. 3 oktober 2017

Tweeluik: misvattingen over techniekvorming
In een tweeluik belichten Peter Murphy en Bennie Douwes veelvoorkomende misvattingen over techniekvorming. Nadat vorige keer de valkuil van het kopiëren van toppresteerders over het voetlicht werd gebracht, wijzen ze in sluitstuk op de onderschatte betekenis van de lettergreep bio in het toepassen van biomechanische principes.

door: Peter Murphy & Bennie Douwes

Vanuit de bio- en neuromechanica is er terecht veel aandacht voor het beperken van de luchtweerstand in bijvoorbeeld het hardlopen, schaatsen en wielrennen en de waterweerstand in o.a. het zeilen, surfen en zwemmen. Denk maar eens aan de als een tweede huid zittende kleding en de stroomlijning van de gekozen materialen. Het levert afhankelijk van de af te leggen afstand (fracties van) seconden op, die het verschil met de concurrentie kunnen maken. 

Maar hoe zit het met de houding en techniek van de sporter zelf. Bekend zijn de verhalen in het wielrennen waarbij de fiets door bewegingswetenschappers in theorie ideaal wordt afgesteld, maar de renners zelf de aanpassingen een dag later weer in de oude stand terugzetten omdat ze er eenvoudigweg geen gevoel bij hebben. Wat hier achter zit is dat in modellen geen rekening wordt gehouden met het individuele karakter van motoriek. In dit artikel een greep uit de praktijk van het zwemmen, wielrennen en hardlopen waarbij de positie van de ellebogen centraal staat.

"De optimale techniek is afhankelijk van motorische voorkeuren en die kennen een individueel karakter"

Topzwemmers over techniek
Tijdens de onlangs gehouden wereldkampioenschappen zwemmen in Boedapest is Adam Peaty als eerste zwemmer ooit op de 50 meter schoolslag onder de 26 seconden gedoken. De Brit verbeterde zijn eigen wereldrecord tot 25.96 seconden. Over de schoolslag merkte Arno Kamminga, nationaal recordhouder op de 200 meter, als eens op: ‘zoveel zwemmers, zoveel stijlen’. Om er aan toe te voegen: ‘Als er acht man van het blok gaan, houden ze er allemaal een eigen slag op na. Dat er niet één techniek is om hard te gaan, maakt de schoolslag zo interessant. Timing is alles. Daar draait het om. Het gevoel dat je krijgt wanneer alles goed gaat, dat is echt onbeschrijfelijk.’

Het is een constatering die we in alle sporten tegenkomen. De optimale techniek is afhankelijk van motorische voorkeuren en die kennen een individueel karakter. Een van de dimensies is het verschil tussen een verticale en een horizontale organisatie van de motoriek. In het zwemmen komt dit concreet neer op de positie van de ellebogen. Zwemmers met een verticale organisatie van de motoriek hebben voor hun natuurlijke coördinatie de behoefte dat de ellebogen dichter langs het lichaam gaan; voor zwemmers met een horizontale organisatie van de motoriek is dat iets van het lichaam af.

‘Topzwemmers kunnen zich met onderwatercamera’s en apparatuur helemaal laten doorrekenen door wetenschappers, maar de juiste slag is en blijft vooral een gevoelskwestie’

In Volkskrant van 10 juli 2017 stipt Maarten van der Weijden bij zijn tips voor de borstcrawl dit onderscheid aan. ‘Tel je slagen van de ene naar de andere kant van het zwembad. Experimenteer bijvoorbeeld door je armen wat breder naast je lijf te houden, of juist wat dichterbij. Je wilt zoveel mogelijk meters afleggen in zo min mogelijk slagen.’ 

Kortom, je moet er achter zien te komen hoe het bij jou werkt. De olympisch kampioen op de tien km openwaterzwemmen van Beijing geeft verder aan: ‘Topzwemmers kunnen zich met onderwatercamera’s en apparatuur helemaal laten doorrekenen door wetenschappers, maar de juiste slag is en blijft vooral een gevoelskwestie.’

Lucht- en waterweerstand
In het zwemmen speelt het beperken van de waterweerstand een belangrijke rol, net zoals dat in bijvoorbeeld het wielrennen en hardlopen geldt voor luchtweerstand. Op Sport Knowhow XL van 24 november 2016 lazen we een opmerkenswaardig artikel onder de titel ‘Olympisch kampioen kan sneller met tips wetenschapper’. Leo Aquina interviewde hoogleraar neuromechanica Bert Otten. Het ging onder meer over de positie van de ellebogen van baanwielrenner Elis Ligtlee. Een citaat: 

'Ik zag dat ze heel erg met haar armen naar buiten fietst, waarschijnlijk heeft ze dat overgehouden aan haar BMX-verleden. In het wielrennen levert het overbodige luchtweerstand op. Ik heb in de simulatie haar ellebogen meer naar binnen gezet en dat bleek haar 1,60 meter op 250 meter op te leveren, een nog grotere winst. Natuurlijk stelde ik mij ook de vraag of ze harder aan haar stuur zou kunnen trekken met de ellebogen naar buiten, maar dat bleek niet het geval. Hier kan ze dus echt winst halen.’

"Elis Ligtlee haar stijl wijst op een horizontale organisatie van de motoriek en in haar geval is dat niet voor niets"

Het is een voorbeeld van hoe in de biomechanica en neurofysiologie (neuromechanica) door het hanteren van modellen gemakkelijk voorbij kan worden gegaan aan het individuele karakter van motoriek en coördinatie. Elis Ligtlee haar stijl wijst op een horizontale organisatie van de motoriek en in dat geval is het niet voor niets dat - als ze kracht levert - ze met de ellebogen iets van het lichaam af fietst. Het is een voorwaarde om haar natuurlijke coördinatie te kunnen benutten. 

Wanneer de ellebogen meer naar binnen zijn geplaatst mag dat minder luchtweerstand geven, het betekent nog niet dat Elis dan harder zal rijden. Individuele motoriek kent diverse elementen die voor de sporter een congruent systeem vormen. Met andere woorden je kunt er niet één element aan veranderen en dan verwachten dat het niet ten koste van de coördinatie zal gaan. Oftewel, zoals Maarten van der Weijden het uitdrukte, het is en blijft een kwestie van er gevoel bij hebben.

XL33Foto638-BijOpenPodiumPeterMurphyBennieDouwesZullen sporters met een horizontale organisatie van hun motoriek door het oplopen van meer lucht- of waterweerstand dan niet per definitie de wereldtop in bijvoorbeeld het zwemmen, wielrennen en hardlopen aan zich voorbij moeten laten gaan? We hoeven eigenlijk alleen maar de naam van veelvuldig Tour de France-winnaar Chris Froome te noemen om die vraag ontkennend te beantwoorden. Net als Elis Ligtlee fietst hij met de ellebogen iets naar buiten. 

"De zoektocht naar de ontwikkeling van menselijk potentieel werkt vanuit het individu"

XL33Foto1-BijOpenPodiumPeterMurphyBennieDouwesEn wat te denken van atlete Sifan Hassan. Ze heeft een nieuwe trainer, een andere omgeving, snellere tijden, maar wat blijft is haar kenmerkende loopstijl met de ellebogen iets van het lichaam af. Het speelt een belangrijke rol in haar natuurlijke coördinatiepatronen.

Uniciteit
We willen inzoomen op hoe we tegen de ontwikkeling van sporters aankijken. Of het nu om zwemmen, wielrennen, hardlopen of andere sporten gaat en of het de positie van de ellebogen dan wel andere motorische dimensies betreft, telkens is de kern dezelfde. De zoektocht naar de ontwikkeling van menselijk potentieel werkt vanuit het individu. Dit is waarom de sporter op één hoort te staan en andere kritieke succesfactoren daarop volgen. Het gaat om het antwoord op de vraag: wat is de betekenis van de wetenschappelijke ideeën voor het individu, voelt die zich er comfortabel bij in de zin dat hij zijn natuurlijke expressie er in kwijt kan? Dat is waar zowel wetenschappers als praktijkmensen tegenaan lopen. 

Bert Otten geeft terecht aan dat het geheim niet in de spieren zit, maar in de manier waarop ze worden aangestuurd. Dat laatste kent een opmaak met een individueel karakter. Zodra bio- en neurowetenschappen over de toepassing op mensen gaan, zijn principes uit bijvoorbeeld de mechanica niet een op een over te nemen. Coach en sporter raken ver van huis als wordt doorgedrukt op iets dat niet bij de sporter past. Waar de medische wereld in bijvoorbeeld de ontwikkeling van medicijnen naarstig op zoek is naar individuele afstemming, wordt hier in de sport zowel door coaches als wetenschappers helaas nog teveel aan voorbij gegaan. Het gaat om de uniciteit van de persoon. Als je de details daarvan in een motorische blauwdruk kunt duiden dan ben je spekkoper en begrijp je hoe iemand in zijn kracht en tot expressie komt.

"Zeker in talentontwikkeling en topsport doen begeleidingsteams zichzelf tekort als algemeenheden en gemiddelden het uitgangspunt vormen"

In ons artikel met de titel ‘De rol van individuele optimalisatie in sporttraining’ dat op 20 januari 2015 op dit forum verscheen, wezen we er al op dat er langs deze weg op het snijvlak van sportpraktijk en wetenschap veel winst is te behalen. Het ideaalbeeld is dat hoe het bij het individu werkt op één komt te staan en dat op basis daarvan de wetenschap flankerend werkt. Wat zijn dan de aanbevelingen voor optimalisatie van bijvoorbeeld training en coaching? 

Zeker in talentontwikkeling en topsport doen begeleidingsteams zichzelf tekort als algemeenheden en gemiddelden het uitgangspunt vormen. Omdat bij mensen zowel de motorische coördinatie als de neurale aansturing daarvan een individueel karakter kent, draait het om individueel maatwerk. Dit overigens niet alleen op motorisch gebied, maar ook als het gaat om cognitie, emotie en diepe drijfveren.

Natuurlijke voorkeuren
Het een en ander impliceert dat de trainer-coach van de toekomst niet alleen over voldoende kennis over en kunde in het doceren van de sporteigen bedoelingen beschikt, maar zeker ook de voorkeuren van zijn sporter daarin weet te plaatsen. Iets dat zowel voor individuele als teamsporten geldt. Omdat natuurlijke voorkeuren grotendeels onbewust worden beleefd, spreken sporters er slechts zelden over. En als je er naar vraagt dan komt er vaak niet meer dan mondjesmaat voorzichtige informatie. Het is voor hen zo vanzelfsprekend dat ze er niet bij stilstaan. 

Om er niet pas aan het einde van de rit achter te komen hoe je het eigenlijk had moeten doen, heeft de trainer een hulpmiddel nodig dat de voorkeuren en diepe drijfveren inzichtelijk maakt. Iets dat in onze ogen ook voor dat deel van de (sport)wetenschap geldt dat zich op het handelen van mensen richt. Een absolute meerwaarde voor iedereen die als doel heeft het beste uit het potentieel van sporters te halen.

Peter Murphy begon zijn carrière in de topsport als volleyballer. Daarna werd hij volleybaltrainer; in 1978 en 1985 werd hij verkozen tot volleybalcoach van het jaar. Als bondscoach van het Nederlands vrouwenteam veroverde hij in 1985 brons en in 1991 zilver op het EK. Zijn team behaalde in 1992 tijdens de Olympische Spelen van Barcelona de 6e plaats. Eind jaren tachtig was Murphy werkzaam als technisch directeur van de Nederlandse Volleybalbond. In die functie was hij betrokken bij het ‘Bankrasmodel’ dat de heren volleybalploeg onder leiding van Arie Selinger en later Joop Alberda wereldfaam zou bezorgen. Ook werkte Murphy vijftien jaar bij NOC*NSF als prestatiemanager voor de team bondscoaches. Hij initieerde onder meer het scholingsprogramma ’Mastercoach in Sports’. Murphy staat sterk voor maatwerk en individuele optimalisatie van sporters. Tegenwoordig coacht Murphy topcoaches /topsporters in diverse takken van sport met op die sport toegesneden profielen. Be like me en one size fits all komen in zijn vocabulair niet voor. Hij is van origine fysiotherapeut.

Bennie Douwes studeerde aan de Rijksuniversiteit in Groningen af in de economische wetenschappen. Wat hem binnen en buiten zijn oorspronkelijke vakgebied altijd heeft geboeid is de ontwikkeling van menselijk potentieel. Als sportliefhebber heeft hij zijn sporen ruimschoots verdiend, aanvankelijk als tafeltennisspeler, daarna in diezelfde sport al snel als trainer en coach. Douwes kan bij de senioren bogen op ervaringen op nationaal en internationaal niveau, maar zijn voorliefde voor talentontwikkeling heeft hij nooit verlaten. In zijn dagelijkse werkwerkzaamheden richt hij zich in het bijzonder op het direct toepasbaar maken van coach- en trainingsconcepten op de sportvloer en het als coach van de coach achter de schermen ondersteunen van een aantal topsporttrajecten. Move to your next level is zijn devies.

« terug

Reacties: 1

Bob Boverman
03-10-2017

Methodes zijn dogmatisch - er is maar een benadering mogelijk en dat is de individuele - uitgaan van de eigen'aardig'heden van de atleet

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst