Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Sportverenigingen benutten sportbeleid als instrument voor eigen ambities 27 september 2016

Op 16 september verdedigde Maikel Waardenburg zijn proefschrift ‘Dubbelspel: over instrumentalisering van de sportvereniging’ aan de Universiteit Utrecht. Centraal in zijn proefschrift staat de vraag: Hoe spelen sportverenigingen in op instrumentalisering door overheden? In zijn vorige bijdrage op Sport Knowhow XL liet hij zien op welke wijze gemeenten sportverenigingen instrumentaliseren, oftewel op welke wijze gemeenten sportverenigingen als instrument beschouwen voor publieke vraagstukken. Deze bijdrage gaat in op de vraag hoe sportverenigingen inspelen op instrumentalisering door overheden en wat dat betekent voor hun relatie met de gemeente.

door: Maikel Waardenburg

Overheden instrumentaliseren sportverenigingen hoofdzakelijk vanuit sociaal-maatschappelijke overwegingen. Daarbij onderscheiden gemeenten vier sociaal-maatschappelijke rollen voor sportverenigingen: als beheerder of eigenaar van maatschappelijk vastgoed, als opleidingsinstituut, als sportaanbieder en als projectuitvoerder. Door middel van drie uitvoerige casestudies - die inzoomen op de maatschappelijke rollen van sportaanbieder en projectuitvoerder - breng ik in mijn proefschrift in beeld hoe twee Utrechtse sportverenigingen inspelen op het proces van instrumentalisering. In deze bijdrage beperk ik mij tot de inzichten uit één van die cases.

In 2008 starten de Ministeries van OCW en VWS, in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), NOC*NSF en de Cultuurformatie de landelijke impuls Brede scholen, sport en cultuur. Via deze impuls ontvangen gemeenten middelen voor het implementeren van combinatiefuncties (CFs). In totaal werd beoogd tot en met 2012 zo’n 1.800 fte te realiseren. De regeling combinatiefuncties is inmiddels opgevolgd door de regeling buurtsportcoaches binnen het programma Sport en Bewegen in de Buurt. Eind 2014 participeerden 355 gemeenten in deze regelingen en zij hebben in zes jaar tijd gezamenlijk 2.607,22 fte aan combinatiefuncties en buurtsportcoaches gerealiseerd (De Jong & Wajer, 2015). Volgens de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is dit 'een groot succes' (vng.nl, 25-8-2015).

De CFs hebben in het kader van sport en bewegen tot doel:

  1. het aantal brede scholen met sport- en cultuuraanbod uit te breiden, met name in de zogenoemde veertig krachtwijken,
  2. het versterken van tien procent van de sportverenigingen met oog op hun maatschappelijke functie en inzet voor het onderwijs, de naschoolse opvang en de wijk, en
  3. het stimuleren van een dagelijks sport- en beweegaanbod op en rond scholen voor alle leerlingen.

Via de CFs trachten gemeenten sportverenigingen nadrukkelijker te betrekken bij naschools sportaanbod en hierdoor sportparticipatie in wijken te verhogen. In lijn met die verbindende functie zetten beleidspartijen in documenten en promotiefilmpjes de CF neer als een bruggenbouwer:

'een combinatiefunctionaris (CF) is een bruggenbouwer tussen de sportvereniging, de scholen en de wijk. Het is een betaalde trainer/coach/verenigingsondersteuner die zowel sport stimuleert op school (en/of na schooltijd in de wijk) als bij de sportvereniging en bij één van deze partijen in dienst is.' (gemeente Utrecht, 2011)

"Sportverenigingen worden als instrument ingezet voor het ontwikkelen van naschools sportaanbod en het bevorderen van de sportparticipatie onder de bevolking"

Het bedienen van twee sectoren ten behoeve van 'samenhangend aanbod van onderwijs, sport en cultuur' (OCW & VWS, 2007) om zodoende de lokale sociale samenhang te verbeteren is leidend. Daarmee kunnen deze regelingen worden beschouwd als een vorm van sociaal-maatschappelijke instrumentalisering: sportverenigingen worden, via de subsidiëring van een betaalde professional, als instrument ingezet voor het ontwikkelen van naschools sportaanbod en het bevorderen van de sportparticipatie onder de bevolking.

Sportbeleid in de praktijk
Een Utrechtse volleybalvereniging krijgt in het najaar van 2011 een combinatiefunctionaris voor 0,5 fte toegewezen door de gemeente Utrecht. De motivatie voor het inschrijven op de combinatiefunctie komt vooral voort uit de ambities die de club heeft op het vlak van competitie en prestatie. De club stelt talentontwikkeling en een hoger prestatieniveau als belangrijkste ambities; professionalisering is volgens betrokkenen het belangrijkste proces om deze ambities te realiseren. Illustratief zijn de woorden van de voorzitter, wanneer deze de motivatie om in te schrijven op de regeling combinatiefuncties toelicht:

'En wij zijn als club toch aan het proberen om steeds de boel wat professioneler aan te pakken en wat stappen te maken. … Een hele discussie gehad over de verenigingsmanager over wat dat zou betekenen, toen kwam dit voorbij. En toen hadden we zoiets van de verenigingsmanager is nu financieel, lijkt het, even niet haalbaar, maar dit is wel een heel mooi alternatief en dus vandaar dat we gereageerd hebben.'

Doordat de dagelijkse aansturing van de combinatiefunctionaris is belegd bij de jeugdcommissie en hier veel aandacht is voor sporttechnisch beleid, krijgt de CF een overwegend sporttechnische invulling. Voor deze sporttechnische invulling van de CF geldt dat betrokkenen in de sollicitatieprocedure sterk gericht zijn geweest op het selecteren van een persoon met sporttechnische kennis van het volleybal.

In het verlengde daarvan stuurt de jeugdcommissie de combinatiefunctionaris voornamelijk aan en beoordeelt haar op de bijdrage aan de kwaliteit van de organisatie van de mini’s, kennisontwikkeling van jeugdtrainers, en talentontwikkeling. Leden van de jeugdcommissie en het bestuur waarderen vooral haar sporttechnische kennis en de positieve benadering van jeugdleden.

"Het ontbreekt de combinatiefunctionaris aan incentives om die maatschappelijke activiteiten intern meer op de voorgrond te plaatsen"

Dat brengt met zich mee dat de CF binnen de geledingen van de club vooral legitimiteit ontleent aan deze taakaspecten. Haar maatschappelijke activiteiten blijven grotendeels onzichtbaar voor leden, doordat de personen aan wie zij verantwoording aflegt zich hier zelf ook nauwelijks op richten. Het ontbreekt de combinatiefunctionaris dan ook aan incentives om die maatschappelijke activiteiten intern meer op de voorgrond te plaatsen.

De regeling combinatiefuncties, evenals de buurtsportcoach als opvolger hiervan, is er onder meer op gericht het aantal brede scholen met sportaanbod uit te breiden en dagelijks sportaanbod op en rond scholen voor leerlingen te realiseren, terwijl de volleybalvereniging talentontwikkeling en een hoger prestatieniveau nastreeft met de combinatiefunctionaris. Deze doelen botsen niet direct met elkaar, maar leveren wel spanning op voor de publieke ambities achter het beleidsprogramma. Het verschil in doelen wijst op een spanning tussen wat ik duid als een publieke logica (gerichtheid op het publieke belang) en een community-logica (gerichtheid op de belangen van de eigen gemeenschap).

De casus toont aan dat het proces van instrumentalisering gekenmerkt wordt door een dynamische machtsrelatie, waarin ook ruimte is voor een eigen invulling van het sportbeleid door de sportvereniging. Het proefschrift laat ook via andere casestudies zien dat betrokkenen bij sportverenigingen het proces van instrumentalisering aanwenden om hun eigen organisatiedoelen te realiseren en de relatie met de gemeente positief te beïnvloeden. Maatschappelijke betrokkenheid van deze clubs wordt gedreven door het bewaken van de legitimiteit van de organisatie en het vergroten van de overlevingskansen van de vereniging.

"Erkenning van het verschil in focus en ambitie tussen lokale overheid en sportvereniging is een volgende stap naar het vergroten van de maatschappelijke betekenis van sport"

De onderzochte sportverenigingen benutten het sportbeleid voor eigen strategische overwegingen, welke sterk verbonden zijn met een community-logica. Die houding is niet volledig in lijn met de doelen die publieke partijen beogen. Maar ook al zijn de achterliggende doelen niet volledig overeenkomstig, beide partijen halen voordeel uit hun instrumentele relatie. Het mes snijdt aan twee kanten. Erkenning van het verschil in focus en ambitie tussen (lokale) overheid en sportvereniging is een volgende stap naar het vergroten van de maatschappelijke betekenis van sport.

Implicaties
In het sportbeleid zien we de laatste jaren de eerste sporen van een meer pluriform beleid, bijvoorbeeld in de vorm van differentiatie naar de mate van vitaliteit van sportverenigingen. Probleem van die benadering is dat het een normatief kader is dat zorgt voor een groeiende ongelijkheid tussen verenigingen. De financieel gezonde, organisatorisch sterke en maatschappelijk actieve sportvereniging komt hierin naar voren als de organisatie met de meeste publieke waarde. Het is de vraag of daarmee recht wordt gedaan aan de publieke waarde van die clubs die als niet- of minder vitaal worden beschouwd.

De veronderstelling dat alleen die clubs die als Vitaal, Sportplusvereniging, of Open Club bekend staan, in staat zouden zijn publieke meerwaarde te bieden leidt tot een enorme onderbenutting van de potentiële maatschappelijke kracht die het sportverenigingsleven in huis heeft. Sterker nog, het kan leiden tot een geweldig Mattheus-effect (zie ook eerder op Sport Knowhow XL), met een tweedeling als gevolg die de sport en de samenleving meer kwaad dan goed zal doen. Maar hoe dan wel?

"Om de maatschappelijke kracht van clubs te vergroten dienen overheden sportverenigingen meer situationeel te ondersteunen"

Sportbeleid dat inzet op de maatschappelijke kracht van sportverenigingen dient zich mijns inziens meer te richten op de vraag welke club een bijdrage wil en kan leveren aan welke lokale publieke uitdaging. Een dergelijk uitgangspunt biedt meer kans op een betere ‘fit’ tussen de specifieke publieke uitdaging (jeugdobesitas, vereenzaming, leefbaarheid, sociale integratie, etc.) en de sportaanbieder die daaraan een bijdrage kan, wil én mag leveren. Dat biedt ook meer ruimte voor het opbloeien van clubs die nu mogelijk nog als niet-vitaal worden beschouwd; zie het als een maatschappelijk multipliereffect.

Om de maatschappelijke kracht van clubs te vergroten dienen overheden sportverenigingen dan ook meer situationeel te ondersteunen. Dat vraagt van gemeenten (en hun uitvoeringsorganisaties) een betere invulling van de regierol, waarin (1) helder is op welke maatschappelijke rol (zie mijn vorige bijdrage) zij sportverenigingen aanspreken en (2) meer aandacht is voor procesbegeleiding in het betrekken (boeien) en betrokken houden (binden) van sportverenigingen bij publieke uitdagingen. Sportverenigingen, op hun beurt, mogen zich scherper uitspreken over hun ambities, zodat zij minder opportunistisch in het diepe springen en zelf beter kunnen bepalen welk beleidsprogramma voldoende aansluit bij de eigen doelstellingen.

Maikel Waardenburg is als universitair docent verbonden aan het departement Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht. Hij is lid van het onderzoeksnetwerk Sport & Society. Thema’s in zijn onderzoek zijn governance van civil society-organisaties, publiek-private samenwerking, sportbeleidsontwikkeling en de maatschappelijke betekenis van sport(organisaties).

« terug

Reacties: 2

Hans van Egdom
27-09-2016

Beste Maikel, allereerst gefeliciteerd met je promotie onderzoek. Mooi onderzoek, mooi thema!

Een boeiende zin (van de velen) is "Erkenning van het verschil in focus en ambitie tussen (lokale) overheid en sportvereniging is een volgende stap naar het vergroten van de maatschappelijke betekenis van sport". Deze vind ik wat cryptisch. Is deze erkenning en/of bewustwording er niet? Wat kan erkenning vervolgens concreet bijdragen?

Hoor graag, Hans

  

Maikel Waardenburg
28-09-2016

Beste Hans,

Dank voor je bericht. De betreffende zin is inderdaag wat cryptisch. Als het verschil in doelstellingen tussen club en gemeente al wordt onderkend, dan blijft dat vaak impliciet. Dat blijkt in ieder geval uit de casestudies uit mijn onderzoek en de analyse van gemeentelijk sportbeleid.

voor een of meerdere partijen tot suboptimale of zelfs teleurstellende resultaten leiden.

Wanneer je als gemeente sportclubs bv. benadert om side-events te organiseren die vooral een functie hebben als maatschappelijk legitimering en publieksactivatie, wees daar dan helder over. Verhul die doelen niet onder een vage noemer als bevorderen van sportparticipatie als daar niet werkelijk de focus ligt. Dat merken deelnemende sportverenigingen, het creëert frustratie en is een misplaatst gebruik van de energie en tijd van medewerkers/vrijwilligers van beide partijen.

Hoge publieke ambities zijn prima, maar zorg als gemeente dat je die ambities terugbrengt naar en aan laat sluiten op ambities van sportaanbieders. Dat betekent dat betrokkenen een brug moeten slaan tussen publieke doelstelling en meer sportieve, op de gemeenschapgerichte of commerciële doelen. Verschillen daartussen hoeven elkaar niet te bijten, maar als partijen die verschillende ambities niet benoemen en in plaats daarvan deze juist onder het tapijt schuiven, dan zullen veel goedbedoelde initiatieven tot onbevredigende resultaten leiden voor een of meer betrokken partijen.

Groet, Maikel

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst