Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Hoger springen door de lat lager te leggen: een pleidooi voor realistische ambities 6 september 2016

door: Pelle Rietveld

Aan Charles van Commenée, een van de succesvolste sportcoaches die ons land ooit heeft voortgebracht, wordt de volgende uitspraak toegeschreven: ‘Er is nog nooit iemand hoger gaan springen door de lat lager te leggen.’ Ik heb zelf jarenlang aan hoogspringen gedaan, zowel met als zonder stok, en op basis van mijn eigen ervaringen krijg ik dan toch de behoefte om die uitspraak enigszins te nuanceren. Er is namelijk alleen sprake van een geslaagde poging als de lat blijft liggen. Leg je de lat echt structureel te hoog, dan zal toch vroeg of laat duidelijk worden dat je een te optimistisch beeld hebt geschetst van je eigen mogelijkheden. Je hebt gebluft en uiteindelijk wordt daar doorheen geprikt.

Ik heb het gevoel dat hetzelfde gebeurt met het topsportbeleid. Iedereen die iets wil bereiken, moet er een investering voor doen. Je loopt niet ongetraind een marathon en als je naar de Olympische Spelen wilt moet je daar jaren voor trainen. Als je bij de beste tien topsportlanden van de wereld wilt horen zal je daar in moeten investeren. Alleen zeggen dat je bij de beste tien topsportlanden van de wereld wilt horen, maar er niet een passende investering bij doen is bluf. Beleid zonder budget is bluf.

Medaillespiegel
Ik denk dat Nederland het voor elkaar zou kunnen krijgen, een duurzame plek bij de beste tien topsportlanden van de wereld. Ik pleit er wel voor om een andere methode te kiezen waarop we meten of die doelstelling bereikt is. Medailles op de Spelen zijn maar een deel van het verhaal. We hebben genoten van de vijfde plek van Churandy Martina, we zijn er trots op dat we bijna tweehonderdvijftig sporters naar de Spelen sturen, we hebben genoten van het EK Atletiek en ik dan in het bijzonder van de Europese titel van Anouk Vetter op de zevenkamp. Allemaal prestaties die bijdragen aan het gevoel van trots van de Nederlandse sportliefhebber, maar hoewel we als Nederlanders geïnspireerd raken door Churandy en Anouk, komen hun prestaties niet tot uitdrukking in de olympische medaillespiegel en dus niet in het bepalen van succes van het Nederlandse topsportbeleid.

"Maurits Hendriks is niet alleen chef de mission, maar ook technisch directeur en in die hoedanigheid zou ik ook een blik op de lange termijn verwachten"

Wat ik bovendien de afgelopen twee jaar heb waargenomen als reactie op dat meetbaar willen maken van sportief succes is een enorme focus op (medailles in) Rio. Maurits Hendriks is amper op Papendal geweest, hij zat om de haverklap in Rio om de twee olympische weken voor te bereiden. Hij is niet alleen chef de mission, maar ook technisch directeur en in die hoedanigheid zou ik ook een blik op de lange termijn verwachten, en dus aandacht en investeringen gericht op die lange termijn.

Ik heb echter gemerkt dat bij NOC*NSF de blik op Rio gericht was, en dat dus ook mijn Atletiekunie keuzes moest maken ten faveure van het rendement, de korte termijn, Rio. En waar werd dan bezuinigd? Talentontwikkeling, inspiratie van de jeugd. Neem ik dat de Atletiekunie kwalijk? Nee, want ze kunnen niet anders. Neem ik het NOC*NSF kwalijk? Nee, eigenlijk ook niet, want ook die kunnen niet anders.

Topsportinfrastructuur
De minister is uiteindelijk degene die bepaalt dat er geld naar de topsport gaat, draagt verantwoordelijkheid en wil dus dat het rendement van dat budget zichtbaar en meetbaar is. Hoe kun je het effect van talentontwikkeling meten? Niet. Wat kun je wel meten? Medailles op de Olympische Spelen. Is het verstandig om daar dan vervolgens al je budget aan te besteden? Nee, we zouden er verstandig aan doen om de focus te verleggen naar de inrichting van een gezonde en toekomstbestendige topsportinfrastructuur.

Is die topsportinfrastructuur er niet dan? Nou, we hebben de unieke situatie in Nederland dat de sport een ontzettend hoge organisatiegraad heeft. We hebben de verenigingscultuur en daarmee een ontzettend hoge bereidheid van vrijwilligers om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de sport. Dankzij die vrijwilligers blijft er altijd wel een toestroom van talenten. De kernvraag van dit betoog is echter: past dat wel bij een top-tienambitie?

Met dit budget kun je in de praktijk maar heel weinig invloed uitoefenen. In cosmetisch opzicht wel: Maurits Hendriks is misschien wel veertig keer naar Rio geweest om alles daar die twee weken lang goed te regelen. De laatste 5% naar de top is perfect geregeld, maar in de eerste 95% zijn we van toeval afhankelijk. Ik heb heel 2015 A-status gehad, elke maand werd er bijna tweeduizend euro naar mijn rekening overgemaakt. En ik heb dat hele jaar twee automatisch gegenereerde smsjes ontvangen van Maurits Hendriks. De eerste om me een gelukkig 2015 te wensen, en de tweede, wrang genoeg drie dagen nadat ik hoorde dat mijn A-status niet verlengd werd, om me een gelukkig 2016 te wensen en ’samen met TeamNL wordt het jouw jaar'.

Ik heb, uit frustratie over blessures etc, ook slechte keuzes gemaakt in 2015. Het heeft mijn kansen om me na een succesvol 2014 alsnog voor de Spelen te kwalificeren er niet groter op gemaakt, maar ondanks de ruime investering in mij is er geen contact geweest, geen controle om mij op de rails te krijgen en op de rails te houden (daarom voelt het voor mij onrechtvaardig dat er dan tijdens de Spelen wel zoveel controle is, zoveel zelfs dat je naar huis gestuurd kan worden). Medailles worden gewonnen in de voorbereiding en daar is NOC niet erg aanwezig.

"Medailles winnen is namelijk relatief goedkoop. Je identificeert kanshebbers op een medaille, en in dat selecte groepje investeer je een olympische cyclus lang intensief"

Het is logisch dat er met het huidige budget wordt gekozen voor deze tactiek. Medailles winnen is namelijk relatief goedkoop. Je identificeert kanshebbers op een medaille, en in dat selecte groepje investeer je een olympische cyclus lang intensief waardoor je de kansen op een medaille aanzienlijk vergroot. Wat het langebaanzwemmen deze Spelen duidelijk maakte is dat dit een kwetsbare tactiek is. We spreken van een ‘generatie’ en van een ‘programma’, maar in de praktijk gaat het over enkele individuen. En als die niet ‘leveren’ valt de doelstelling vrij letterlijk in het water.

XL30FotobijOpenPodium-PelleRietdijk-1Maar het kan niet anders. Niet met dit budget. De Atletiekunie heeft ongeveer een dozijn coaches in dienst. De universiteit in Florida - waar ik in 2009 studeerde - had er ook ongeveer zoveel. En er zijn in Amerika nog wel twintig universiteiten van dat niveau en nog wel honderd die de helft zo groot zijn. Er zijn honderden fulltime coaches actief in Amerika alleen al in de atletiek, die samen wel duizenden talenten de kans geven zich te ontwikkelen. Zoals in Nederland de minister van Onderwijs net zoveel recht heeft om de olympische sporters te huldigen als de minister van VWS, want ik durf wel te stellen dat via de studiefinanciering meer topsporters in staat worden gesteld om hun ambities na te jagen dan via het stipendium. Ook in Nederland zijn er dus wel meer ‘verborgen’ geldstromen richting de topsport, maar het is onhandig om die over te slaan bij de evaluatie van het beleid.

Hoop: geen basis voor topsportbeleid
In Frankrijk, Duitsland en Scandinavië zijn coaches in dienst bij de club of is er geld beschikbaar via lokale overheden of het leger of de politie. Er is op een niveau anders dan het niveau van de Rijksoverheid veel meer geld beschikbaar voor coaches en atleten. En daar moeten wij dan tegenop boksen. In Nederland moet de atletiek het doen met die paar coaches die voor de Atletiekunie werken. Het maakt mij somber over de toekomst. Misschien komt er nog wel een Dafne aan, maar we krijgen er als land, als atletiekwereld, geen grip op. We moeten hopen, en hoop kan niet de basis zijn van topsportbeleid. Niet als je zegt dat je ambitie hebt.

"Ik denk dat we de lat lager moeten leggen. Ik denk dat we een realistisch beeld moeten schetsen van de staat van de Nederlandse topsport"

Tot mijn grote verbazing hoor ik de minister vervolgens wel over top-tienambitie. Ik denk dat dat schadelijk is. Ik denk dat we de lat lager moeten leggen. Ik denk dat we een realistisch beeld moeten schetsen van de staat van de Nederlandse topsport. Om te beginnen moet de minister erkennen dat een groot deel van de Nederlandse topsport in feite geprivatiseerd is. Zeker met de komst van het focusbeleid is er impliciet gezegd: ‘medailles winnen is een overheidstaak, de rest van de topsport niet.’

Topsport taak Rijksoverheid?
Dat wordt echter niet gecommuniceerd. Waar bijvoorbeeld mijn atletiekvereniging in Zoetermeer dus tegenaan loopt is dat de wethouder zegt: ‘Nee, wij richten ons op breedtesport, want topsport is een taak van de Rijksoverheid.’ De private sector zegt ook: ‘Nee, de topsport heeft het toch goed, waarom zouden wij daar vanuit maatschappelijk verantwoord ondernemen steun aan geven.’ Terwijl hun steun zo keihard nodig is.

Ik denk echt dat Nederland het kan, bij de beste tien topsportlanden van de wereld horen. Maar het kostenplaatje daarvan overschrijdt de tweehonderd miljoen die er voor de olympische cyclus naar Rio toe beschikbaar was met misschien wel een factor vier of vijf. Er zijn regionale trainingscentra nodig, we kunnen het gewoonweg niet laten gebeuren dat talenten tot hun achttiende bij hun club in de avonduren onder een vrijwillige coach trainen voor ze op Papendal welkom zijn. Ook een substantieel deel van de Nederlandse atletische olympiërs traint niet onder leiding van een fulltime coach. In een Nederland met een top-tienambitie staan betaalde coaches overdag klaar bij sterke clubs. Papendal als nationaal trainingscentrum blijft heel erg nodig.

XL30FotobijOpenPodium-PelleRietdijk-2
Ikzelf heb ook pas de stap kunnen zetten over de magische achtduizend punten nadat ik op Papendal kwam trainen. En zelfs om Papendal optimaal te laten draaien is er volgens mij al meer geld nodig. Maar Papendal alleen is niet genoeg om de toekomst veilig te stellen. Het huidige budget rechtvaardigt die top-tienambitie dus niet. We zouden het wel kunnen, maar dan moeten lokale overheden, de private sector en het grote publiek ook massaal achter topsport gaan staan. Dan moet de minister dus niet zeggen: ‘Wij regelen het wel.’ De minister moet in alle bescheidenheid zeggen: ‘Nederland, we willen zo graag met die topsport, maar we hebben jullie allemaal nodig.’

"Misschien moeten we het niet willen, echt een topsportland worden. Maar we zeggen dat we het willen, de minister zegt het, NOC*NSF zegt het"

We kunnen echt nog een stuk hoger gaan springen, maar dan moeten we om te beginnen de lat een stuk lager leggen. Misschien moeten we het niet willen, echt een topsportland worden. Maar we zeggen dat we het willen, de minister zegt het, NOC*NSF zegt het. En ’if we’re gonna talk the talk, we gotta walk the walk’.

Ik heb geen achtduizend punten gehaald op de tienkamp door te zeggen dat ik dat wilde bereiken, maar doordat ik mijn leven een decennium lang in dienst gesteld heb van de meerkamp. Ambities zonder investeringen zijn bluf. Beleid zonder budget is bluf.

Pelle Rietveld is de op zeven na beste tienkamper allertijden. Hij heeft eind juni aan zijn laatste internationale meerkamp deelgenomen en is nu bezig als beweegondernemer zijn leven na de topsport vorm te geven. Zo is hij momenteel op interim-basis coach van tweevoudig olympiër en voormalig wereldkampioene Nadine Broersen, was hij deze zomer atletiekanalist in de NPO Radio 1 Sportzomernacht en trainingstechnisch kampleider bij de landelijke jeugdatletiekkampen van T&F Camps. Hij heeft de opleiding sportmarketing & management afgerond aan de Randstad Topsport Academie en volgde een semester lang de master media & communication studies aan de Florida State University. Daarnaast is hij geïnteresseerd geraakt in de discgolfsport, is medeoprichter en voorzitter van Zoetermeer Discgolf United, verkoopt via PlasticPaleis.nl benodigdheden voor de discgolfsport en bekleedt binnen het bestuur van de Nederlandse Frisbee Bond de portefeuille discgolf.

« terug

Reacties: 4

Loek Jorritsma
06-09-2016

Pelle, heel herkenbaar. Houd wel steeds goed voor ogen wie welke verantwoordelijkheden draagt. De minister is verantwoordelijk voor het sportbeleid van de gehele rijksoverheid, dus inclusief die van Onderwijs en de andere departementen. De nota Kansen voor Topsport van februari 1999 was van de gehele rijksoverheid. Ik heb je die toegestuurd. Verantwoordelijk destijds Margo Vliegenthart. Die had een andere visie op de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid dan haar opvolgers. NOC*NSF heeft momenteel de regie en is producent, souffleur en inspicient. Dat is meer korte termijn zoals je terecht aangeeft. Daarom een pleidooi voor een betere scheiding van verantwoordelijkheden. De rijksoverheid draagt zorg voor de infrastructuur, de bonden, de opleidingen, talentontwikkeling; vergelijk het met het Onderwijs. En NOC*NSF is verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering zoals dat via die bonden, die opleidingen in die accommodaties allemaal plaatsvindt. En als de meetlat de top 10 is? En je haalt dat niet? Dan gelden dezelfde regels als in de topsport: dan ben je af. En dan wil ik nog wel eens zien wie van deze bestuurders en functionarissen het nog in zijn hoofd haalt om die top10-ambitie vol te houden. Ik ben benieuwd. 

Klaas Faber
06-09-2016

"Pelle Rietveld is de op zeven na beste tienkamper allertijden."

In Nederland zevende, internationaal achterhoede.

En wat is er nou mis met de oorspronkelijke gedachte dat meedoen, belangrijker is dan winnen?

Dat vraag ik me al tijden af.

Denk aan de paratleten. Welke drijfveer moet er dan fundamenteel anders de voorkeur krijgen voor de atleten?

Die nobele gedachte is verwaterd c.q. geperverteerd, mede c.q. vooral door platte commercie.

Oftewel: waarom moet Nederland in een willekeurige top tien zitten voor wat betreft een select groepje?

En wat indien het wiskundig meer voor de hand liggende zestientallige stelsel in gebruik was geweest?

Een plek bij de beste zestien?

Bon. Die ontnuchtering was even nodig. Dan nu naar iets dat raakt aan de kern van het betoog.

"Hoe kun je het effect van talentontwikkeling meten? Niet. Wat kun je wel meten? Medailles op de Olympische Spelen."

Op een hoe-vraag het antwoord 'niet'?

Tuurlijk kun je dat effect via metingen en bestaande types van modellen doorrekenen naar medailles op de Spelen, or whatever.

Jij bent geen methodoloog maar je brengt een hoop mee in de discussie.

Waaraan niet veel op valt af te dingen.

Chapeau.

Methodologen zijn ook maar doorgaans vakidioten.

Pelle Rietveld
06-09-2016

Loek, ga ik mee aan de slag. Als je het over studiefinanciering hebt, de gewone studiefinanciering, de studiefinanciering die ik vier jaar gebruikt heb om aan mijn tienkamploopbaan te werken, dan vraag ik me af in hoeverre dat onder het sportbeleid valt. Maar dat hoop ik tegen te komen in de stukken die je me gestuurd hebt.
Klaas, ik ben gevraagd om dit stuk te schrijven omdat ik reageerde op dit fabelachtige stuk twee weken geleden.
http://www.sportknowhowxl.nl/nieuws-en-achtergronden/nieuwsberichten/nieuwsbericht/105157/. 
Fabelachtig, omdat de ferme conclusies blijken te berusten op fabels. Stelling van de onderzoekers: 'het is toch wel erg lastig om een goede vergelijking te maken en alles in kaart te brengen. Dus doen we maar of de sportwereld bestaat uit investeringen vanuit de rijksoverheid, en dat stukje werkelijkheid presenteren we als niets dan de werkelijkheid. Dat je dan in Amerika de hele miljardenindustrie van de universiteitssport niet meeneemt, vergeten we voor het gemak, zodat we toch hele nauwkeurige uitspraken kunnen doen over de efficiëntie van de Nederlandse topsportinvesteringen.' (enigszins geparafraseerd, maar het zal er ongeveer zo aan toe gegaan zijn op de Universiteit Utrecht)
Dit natuurlijk volstrekt objectieve onderzoek in vijftien landen uitgevoerd, dat op geen enkele manier een voor NOC*NSF gunstiger conclusie kon bereiken, maar volstrekt objectief en onafhankelijk, toont wel aan dat het meetbaar maken van investeringen in topsport toch best lastig is. Het was voor dit samenwerkingsverband van vijftien vooraanstaande universiteiten in de hele wereld in elk geval een onmogelijke opgave. Jij brengt methodologie naar voren, modellen, statistieken, metingen, heb ik inderdaad niet zoveel mee, omdat je zo vaak keiharde zuiver objectieve cijfers tegenkomt, die volledig tegen het gezond verstand indruisen.
En dat is nu juist de katalysator geweest achter het schrijven van dit stuk. Maar uiteindelijk heb je gelijk, ja, ook de effecten van talentontwikkeling kun je meten. Hier speelde ik echter de discussie na zoals die zich ongeveer aan tafel bij VWS en NOC moet hebben voltrokken, en daar was de conclusie: 'Nee, kan niet, dus de hoe-vraag is niet interesant.'

Klaas Faber
07-09-2016

"Jij brengt methodologie naar voren, modellen, statistieken, metingen, heb ik inderdaad niet zoveel mee, omdat je zo vaak keiharde zuiver objectieve cijfers tegenkomt, die volledig tegen het gezond verstand indruisen."

Daarom is het essentieel om zo'n model te valideren. Puntschattingen kunnen misleidend zijn. Intervallen zijn noodzakelijk. Dat inzicht is in sommige vakgebieden goed doorgedrongen, elders weer minder of niet.

Ik stel dan ook altijd dat je geen statistiek nodig hebt maar een statisticus en liefst een goeie. Gerard Sierksma ligt voor de hand.

Mijn uitgangspunt is altijd: indien je iets kunt benoemen, dan kun je het ook hard(er) maken en dat doe je door te meten en te modelleren.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst