Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

De gouden driehoek van de sport in de veranderende samenleving 24 mei 2016

door: Jeroen Weijermars

'De wereld om ons heen verandert in een razend tempo'. In nagenoeg elk sport georiënteerd blad, -portal of -beleidsstuk is dat een uitgangspunt dat meer dan eens wordt herhaald. Op zichzelf is het niet onwaar. Het is waar. Het is namelijk altijd waar. Noem mij een periode waarin de wereld niet snel veranderde, of noem mij één geschiedschrijver die heeft laten optekenen dat hij in een periode leefde waar eigenlijk niet veel gebeurde. Wat ik maar wil zeggen, de veranderingen die plaatsvonden worden misschien wel eens vaker als argument gebruikt dan goed is.

In de door ‘de sport’ op 9 mei jl. aangenomen Sportagenda 2017+ staat het ook een aantal maal genoemd: '… de samenleving verandert sterk en in steeds hoger tempo'. Ik spreek dat niet tegen, maar ik heb wel moeite met de bijna fatalistische gedachten die er maar al te vaak achteraan geformuleerd worden. Alsof het einde der tijden voor de sport nadert. De samenleving verandert maar is dat positief of negatief? In mijn vorige bijdrage schreef ik al dat wanneer de denktrant negatief blijft de sport zichzelf de nek omdraait. Zie 'Georganiseerde sport gaat ten onder? Tijd voor een tegenoffensief!' De self full filling prophecy in real life.

De snel veranderende samenleving helpt om te zoeken naar kansen in plaats van in doemscenario’s denken. En de sporten die die kansen zien en weten te ontwikkelen zie ik eerder groeien dan ten onder gaan. De Sportagenda2017+ biedt daar een mooi handvat voor.

XL19-figuur-Open-Podium-1In deze sportagenda wordt het handvat deze onder de noemer ‘gouden driehoek’ uiteengezet: een driehoeksverhouding tussen aanbod, kader en accommodatie die continu in balans is en waar de sociale samenhang groot is. Clubs die erin slagen om deze gouden driehoek in balans te krijgen en te houden, slagen er als geen ander in om bestaande leden en sporters langdurig aan zich te binden. Met een relatief eenvoudige stelling in de Sporagenda2017+ worden er eigenlijk drie assen benoemd waar de doorsnee Nederlandse georganiseerde sport nogal mee worstelt. Wil deze gouden driehoek geen duivelse driehoek worden is het noodzakelijk dat sportorganisaties zoals sportbonden ze niet alleen benoemen maar ook een andere strategie gaan inzetten.

Aanbod
Traditioneel gezien is het aanbod van de georganiseerde sport nogal productgericht. Niet dat wat er gevraagd wordt door de sportconsumerende markt voert de boventoon, maar wat er ooit bedacht is als core product en heden ten dage geleverd wordt, is en blijft het aanbod. Dit is verklaarbaar want een nieuw, meer vraaggericht aanbod is lastig te bepalen. De consumenten (lees: leden) zijn - passend bij het huidige tijdsbeeld - nogal snel wisselend in hun vraag. Daarnaast is het vaak ook gecompliceerd om hun behoeftes in te passen in bestaande structuren. Als je het aanbod aan de voorkant verandert moet het proces aan de achterkant ook anders worden ingericht. Anders dan bij commercieel ingerichte organisaties is de beslissingsboom groter en daardoor duurt het langer om aanpassingen in het aanbod te realiseren. Desondanks wordt dit wel verwacht. De samenleving verandert immers snel.

"Het bestuurdersmodel is in veel situaties nog zeer goed bruikbaar maar juist waar het gaat om snel te reageren dient de slagvaardigheid groter te worden"

Om daarop te kunnen reageren zijn de huidige bestuursmodellen te log. Deze modellen zijn bedacht in de vorige eeuw en vaak onder 'Besturen met een visie' licht aangepast in deze eeuw. Het bestuurdersmodel is in veel situaties nog zeer goed bruikbaar maar juist waar het gaat om snel te reageren – zoals bij aanpassingen van het aanbod een vereiste is – dient de slagvaardigheid groter te worden. Dus minder centraal en top-down en meer co-creatie met belangrijke partners en de eigen achterban. Deze beschikken over kennis over lokale behoeften en specifieke behoeften.

Kader
De georganiseerde sport in Nederland draait op een beperkte groep professionals en een leger aan vrijwilligers. Die vrijwilligers komen voor het merendeel uit de eigen gelederen en leveren dus niet alleen een bijdrage in geld (contributie) maar ook een bijdrage in vrije tijd. Inmiddels is iedereen er wel van overtuigd dat goed technisch kader zorgt voor een intensief beleefde maar vooral ook langere sportlevensloop. Goed kader zorgt dus voor een betere beleving.

Naast sporttechnisch kader is er ook de sportbestuurder. Deze maakt het met verschillende stakeholders mogelijk dat er in Nederland – al dan niet dicht bij huis - gesport kan worden. In de Sportagenda staat dan ook letterlijk: 'Voor de ontwikkeling van de sport en voor het verhogen van sportplezier, tevredenheid en sportparticipatie is deze persoon dan ook een doorslaggevende factor'.

Van oudsher investeert de sport behoorlijk in sporttechnisch kader. Maar sportbesturend kader, zeker op lokaal niveau, blijft in ontwikkeling achter. Terwijl juist de veranderende samenleving schreeuwt om investering in dit kader. Het bestuurlijk kader moet immers in staat zijn in een complexer wordende samenleving met verschillende stakeholders samen te werken. Het is daarom tijd dat er continu (en meer) in bestuurlijk kader wordt geïnvesteerd. Een veel gehoorde vraag is: 'wat als we geïnvesteerd hebben in kader en ze vertrekken?' Ik zou daar tegenover willen zetten: 'wat als je niet investeert en ze blijven?'.

"De lokale overheden die meer en meer verwachten van de sport hebben de morele plicht om in bestuurlijk kader te investeren"

De investering in bestuurlijk kader komt wat mij betreft niet alleen vanuit de sport zelf. De lokale overheden die meer en meer verwachten van de sport hebben de morele plicht om hierin te investeren. Dat is in het belang van de sport maar ook in hun eigen belang. Want met beter opgeleide sportbestuurders krijgen zij ook volwaardige gesprekspartners die het maatschappelijke speelveld en de daarbij behorende verwachtingen overzien. In ieder geval op lokaal niveau. En dat maakt het organiseren van de sport op basis van de vraag alleen maar beter.

Accommodatie
Van de naar schatting anderhalf miljard euro die er door de lokale overheden geïnvesteerd wordt in de sport gaat het grootste bedrag naar accommodaties. Diezelfde accommodaties worden aantoonbaar suboptimaal benut. De faciliteiten zijn op kantoortijden vaak leeg en/of diverse verenigingen hebben hun eigen ‘honk’ dat slechts een gedeelte van de week of het weekend wordt benut. Ruimte is schaars en de budgetten beperkt dus natuurlijk kijken gemeenten hoe zij dit kunnen optimaliseren.

"In plaats van elkaar als concurrent te ervaren is het zinvol om samenwerkingen aan te gaan en elkaar te versterken"

Samenwerken is een optie maar dat zit niet in het DNA van een sportvereniging. Clubcultuur en eigenheid van de sport maken het samenwerken eerder een onoverkomelijk obstakel dan een logische stap. Toch is nu de kans om sport- en maatschappelijke organisaties met elkaar te verbinden. Het verbinden van verenigingen in de eigen sport lijkt het meest logisch. Dat betekent dat er een strategische keuze gemaakt moet worden hoe de sport ingericht moet worden. Gaan we voor grote bolwerken of kleinere clubs maar met spreiding ‘op elke hoek van de straat’? De lokale sportnota’s laten dit soort vragen vaak liggen. Als het dan niet vanuit de gemeente komt dan is het zaak dat verenigingen - geholpen vanuit landelijke richtlijnen van een bond - daar een visie op ontwikkelen.

Samenwerken met sporten van gelijke signatuur ligt voor sportverenigingen ook voor de hand. Denk aan bijvoorbeeld het verbinden een korfbal-, volleybal-, basketbal- en een handbalvereniging. Allen hebben de behoefte aan een goede sporthal en vrijwel alle verenigingen uit deze sporten zien de omzet die gemaakt wordt uit verkoop van consumpties verdwijnen naar uitbaters van de sporthallen. Met de vanuit de gemeenten toenemende roep om zelf te zorgen voor accommodaties zijn er kansen. In plaats van elkaar als concurrent te ervaren is het zinvol om samenwerkingen aan te gaan en elkaar te versterken.

Hoe dan?
Het is een economisch principe dat niet elke organisatorische entiteit het eeuwige leven heeft. Dus ook in het landschap van de georganiseerde sport zullen een aantal organisaties het moeilijk krijgen om te overleven. Ondanks de beschreven driehoek in Sportagenda2017+ is niet alles goud wat er blinkt. Als sportorganisaties in staat zijn om te anticiperen op maatschappelijke veranderingen zijn er ontegenzeggelijk mogelijkheden. Commerciële marktpartijen hebben die ontdekt en weten deze te benutten. Nu is het tijd dat de georganiseerde sport dat gaat doen. Al was het maar om te voorkomen dat in deze snel veranderende samenleving doemdenkers gelijk krijgen en de kansrijke gouden driehoek van de Sportnota2017+ een Bermuda driehoek wordt waarin de sport verdwijnt.

Jeroen Weijermars is met Zjerom ondernemer in sportmanagement en sportmarketing. Daarnaast is hij als docent verbonden aan de Johan Cruyff University en geeft hij daar les op het gebied van sportmanagement, -marketing en -media. In zijn vrije tijd is hij lid van het bondsbestuur van het Koninklijk Nederlands Korfbalverbond (KNKV) met als aandachtsgebied marketing en communicatie. In 2014 behaalde hij zijn MBA Sportmanagement bij het Wagner Instituut te Groningen. Voor meer informatie: jeroen.weijermars@zjerom.nl, Twitter, Linkedin of www.zjerom.nl

« terug

Reacties: 1

Koert Hetterscheidt
24-05-2016

Dag Jeroen, je geeft een analyse van een bekend verhaal. Ik mis de vernieuwing. Gezien de beperkte 'veranderingspotentie' verwacht ik de komende jaren weinig zelfstandige initiatieven van overheid, bonden en verenigingsbesturen. Structurele vernieuwing is immers een bedreiging voor de huidige (bestuurlijke) verhoudingen en arbeidsrelaties. Overleven staat hierbij (helaas) voor bestaande (sport)organisaties voorop. Groet, Koert Hetterscheidt

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst