door: Thomas van Zijl | 8 oktober 2015
Apps voor tijdens het sporten zijn er genoeg, maar ze zijn niet gericht op een groot deel van de gebruikers: de beginnende, minder ervaren hardloper of fietser. Tot die conclusie komt Steven Vos, onlangs aangesteld als deeltijd hoogleraar aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). Via nieuw onderzoek wil hij technologische hulpmiddelen verder ontwikkelen. Die werkzaamheden verricht hij in combinatie met zijn lectoraat aan de Fontys Sporthogeschool in dezelfde stad.
De relatie tussen de twee hoger onderwijsinstellingen is er al langer en met de benoeming van Vos als deeltijd hoogleraar in de leerstoel Design & Analysis of Intelligent Systems for Leisure Time Sports & Vitality, gaat die een nieuwe geformaliseerde fase in.
“Deze functie is een volgende stap in de samenwerking die we vanuit het lectoraat Move to Be al langer hebben met de TU/e om breedtesport te stimuleren.” Universiteit en hogeschool hebben hetzelfde doel, maar dragen daar op verschillende wijze aan bij. De TU/e richt zich met name op het ontwikkelen van technologie, de aandacht van de Fontys Sporthogeschool ligt bij ervaringen van sporters.
“Daar wordt geprobeerd op basis van onderzoek - bijvoorbeeld rond grote evenementen als de Marathon Eindhoven - sporters te begrijpen en aan de hand daarvan te komen tot nieuwe, technologische interventies. Zeker aan de korte afstanden doen vaak mensen mee die voor het eerst een rondje hardlopen.”
Al genoeg apps
Het onderzoek van Vos aan de TU/e leidt niet direct tot een stortvloed van nieuwe sportapps, daarvan zijn er in zijn optiek namelijk meer dan genoeg. Wel hoopt hij die bestaande apps aan te kunnen passen. Voor een grote groep sporters zijn ze volgens Vos namelijk niet zo geschikt. Hij constateert drie beperkingen.
De informatie uit de app is voor beginnende sporters weinig inzichtelijk
Ten eerste zijn de apps te veel gericht op méér, béter en snéller. Onervaren sporters hebben daar niet veel aan, die zijn vaak niet zo competitief. Ten tweede wordt er van alles gemeten, zonder dat de functie precies duidelijk is. Problemen lossen al die gegevens niet meteen op want, er zijn nog altijd veel drop-outs en blessuregevallen. Ten derde is de informatie uit de app voor beginnende sporters weinig inzichtelijk. Ze weten niet welke waarde zijn moeten hechten aan bijvoorbeeld een hartslag van 145. Vos roept op betekenis te geven aan data in functie van een duurzame sportbeoefening.
De reden voor deze onvolkomenheden zou volgens Vos wel eens kunnen liggen in het feit dat de apps te veel gemaakt zijn door techneuten en te weinig rekening houden met breedtesporters en hun behoeften. Samen het bedrijf 2M Engineering werkt Fontys Sporthogeschool aan een toepassing die anders werkt: de INSPIRUN. Op basis van onderzoek onder 15.000 hardlopers heeft Vos vier profielen opgesteld, die variëren van individueel of sociaal competitief, tot gezelschapsloper, tot gezondheidsloper.
Lerend systeem
Gebruikers van deze app worden na het invullen van een vragenlijst ingedeeld in een van deze categorieën en volgen het daaraan gekoppelde trainingsprogramma. De kans op overbelasting, blessures of het verliezen van plezier neemt daardoor af. Vos: “Maar wat deze app echt onderscheidt is dat hij de trainingsschema’s aanpast op basis van GPS-data en hartslagmeting. Na iedere training vragen we de gebruiker daarnaast aan te geven hoe hij de training ervaren heeft. Aan de hand van deze factoren gaan we door op de geplande manier, gaat er een tandje bij of schroeven we de inspanning terug. Zo wordt dit een lerend systeem. Ik denk dat dit de toekomst heeft.”
Door zijn benoeming als hoogleraar aan de Tu/E kan Vos met nog meer mensen samenwerken dan hij al deed. Daarin schuilt de grootste winst. De creativiteit van studenten, of het nu industrieel designers, bewegingswetenschappers, gedragswetenschappers of ingenieurs zijn, leidt tot nieuwe inzichten en hopelijk aantoonbaar meer sporters en minder blessures.
"Ik vind dat we naar tastbare resultaten moeten streven, zeker aangezien we er gemeenschapsgeld voor gebruiken"
“De impact van ons onderzoek zal niet altijd onmiddellijk te meten zijn, omdat veranderende cijfers niet één op één toe te schrijven zijn aan het gebruik van apps, maar ik vind wel dat we naar tastbare resultaten moeten streven, zeker aangezien we er gemeenschapsgeld voor gebruiken.”
De uitgangssituatie is in ieder geval uitstekend in Eindhoven. Bedrijven, kennisinstellingen en tal van sport- en beweegaanbieders doen actief mee aan het onderzoek en de samenwerking tussen onderwijs en werkveld is al tijden aanwezig. “We zitten bovendien in de Brainport, de slimste vierkante kilometers ter wereld wordt wel eens gezegd. Kansen genoeg lijkt me!”
Voor meer informatie: TU/e – Faculteit Industrial Design, Lectoraat Move to Be – Fontys Sporthogeschool, INSPIRUN en/of neem contact op met prof. dr Steven Vos via steven.vos@fontys.nl