door: Marc Hoeben | 8 oktober 2015
Gio Lippens werd deze zomer de nieuwe voorzitter van de Nederlandse Sport Pers, de service- en belangenorganisatie voor sportjournalisten. De eerste, opvallende actie onder zijn leiding – al stond de organisatie al vast - is het houden van een mini-symposium, op maandag 19 oktober in het Olympisch Stadion in Amsterdam. Centraal bij die bijeenkomst staat de toekomst van de sportverslaggeving.
Een bestuursfunctie bij de NSP is geen populaire ‘baan.’ Het bestuur wisselde de laatste jaren telkens van samenstelling en onder de aangesloten sportjournalisten bleek de animo niet al te groot om op die manier een rol te spelen en al helemaal niet als voorzitter.
Achtergrond
Gio Lippens (57) werd in de zomer opvolger van NOS-collega Arno Vermeulen, die vier jaar lang als voorzitter fungeerde en ook bekend is als gesprekspartner van het zondagse tv-voetbalpraatprogramma Studio Voetbal. Lippens is wat dat betreft iets meer van de achtergrond. Maar zijn naam doet zeker bij de wielerliefhebbers een belletje rinkelen, vooral als verslaggever voor NOS Langs de Lijn.
Vanuit de ruime ervaring van zijn werk kent Lippens gewicht toe aan het voorzitterschap en de NSP zelf. “Ik ben dit gaan doen, omdat het goed is om de belangen van de Nederlandse sportpers te behartigen. In deze tijd wordt het volgens mij ook steeds belangrijker om dat te doen. Ik heb wel eens het idee dat wij als beroepsgroep in de knel komen. Door de toenemende commerciële belangen van organisatoren van evenementen en van sportclubs wordt het werken lastiger en lastiger." Lippens vindt bijvoorbeeld dat er minder rekening met sportjournalisten wordt gehouden, als het gaat om hun bewegingsvrijheid bij wedstrijden en evenementen en onder welke omstandigheden zij hun werk moet uitvoeren. Hij voegt daaraan toe:
"Daarnaast gaan bedrijven, professionele sportorganisaties en bijvoorbeeld voetbalclubs zelf steeds meer bepalen wat ze naar buiten brengen via verschillende platforms. Ze maken daarvoor zelf content en willen dat vaak exclusief houden. Dat is een bedreiging voor de onafhankelijk sportjournalistiek, als je bent overgeleverd aan zulke bronnen voor je informatievoorziening.”
“Het publiek heeft recht op niet-gekleurde informatie. Als je het overlaat aan mensen van sportorganisaties, dan wordt het sowieso gekleurd"
Net als zijn voorgangers werp Lippens zich op als voorvechter voor de ‘onafhankelijke sportjournalistiek.’ “Het publiek heeft recht op niet-gekleurde informatie. Als je het overlaat aan mensen van sportorganisaties, dan wordt het sowieso gekleurd. Als lezer, kijker of luisteraar zou ik me dan bekocht voelen.”
Het nobele streven naar onafhankelijke journalistiek staat wel onder druk door een afkalving van het medialandschap. Het aantal werklozen onder journalisten - in het totaal geregistreerd ruim 2500 – is enorm gegroeid, zo ook het aantal zzp’ers dat met moeite en tegen dalende tarieven het hoofd boven water probeert te houden. Sportredacties van toonaangevende werkgevers in de krantenwereld hebben fors moeten inkrimpen, de kaalslag in de regionale sportjournalistiek is in volle gang.
Voor de NSP, dat geen vakbond wil zijn, betekent het passen en meten om de service voor het krimpende aantal kaarthouders – nu circa 600 - overeind te houden. De kosten van de kaart liggen inmiddels op een kleine 300 euro. De animo onder jongere journalisten om daarvoor de portemonnee te trekken als beginnend zelfstandige lijkt behoorlijk klein.
Ambitie
“Maar volgens mij heeft dat niet zozeer met leeftijd te maken,” denkt Lippens. “Sommige journalistieke organisaties zien minder het belang van de NSP-kaart. Voor mij is het nog steeds het bewijs dat je tot de serieuze sportjournalistiek behoort. Het is mijn ambitie om die kaart de komende jaren z’n waarde te laten behouden of zelfs aan waarde te laten winnen. De service naar de journalist toe hopen we verder te verbeteren, we moeten ook onze waarde als serviceorganisatie naar sportevenementen en clubs toe blijven benadrukken. Ze denken een aantal zaken steeds vaker zelf te kunnen regelen. Maar dan wordt het, zoals laatst nog bij de NK atletiek, toch behoorlijk behelpen voor de collega’s.”
"Ik heb het gevoel dat de NSP geen vakbond is en dat misschien ook niet moet willen zijn. Het is meer een club van vakbroeders, zoals je vroeger gildes had"
Het insteken van de NSP bij vakbond NVJ zou op termijn een optie kunnen zijn, maar Lippens wil aan die discussie nog niet beginnen. “Laat ik het zo zeggen: ik sta er voorlopig neutraal in. Ik heb zelf het gevoel dat de NSP geen vakbond is en dat misschien ook niet moet willen zijn. Het is meer een club van vakbroeders, zoals je vroeger gildes had.”
Mini-symposium
Bij het mini-symposium van 19 oktober zullen deze zaken onvermijdelijk besproken worden, tegen de achtergrond van het grotere onderwerp van de toekomst van de Nederlandse sportjournalistiek. Internet en sociale media blijven oprukken, Lippens onderschrijft de opkomst van een cultuur van knippen en plakken en zelf niet meer achter de verhalen en het nieuws aangaan. “Ik lees in kranten ook wel verhalen van jongere collega’s die voldoende diepgang hebben. Maar het verhaal van copy-paste is wel van deze tijd. Je ziet een hele groep die meer bezig is met het uitleveren van hapklare brokjes.”
Lippens hoopt dat de nieuwe generatie ook de weg weet te vinden naar de bijeenkomst in het Olympisch Stadion. Bij die gelegenheid wordt wel, geheel en al ‘old school’, een boek gepresenteerd over verleden, heden en de toekomst van het vak, onder de titel ‘En… wat ging er door je heen?’ Opvallend: voor dat werk interviewden vooral oudgedienden (Hans Klippus, Henk Stouwdam, John Volkers en Cors van den Brink) andere oudgedienden (Joop Niezen, Theo Reitsma, Kees Jansma, Mart Smeets, Jaap de Groot) uit de beroepsgroep. Lippens: “Maar het was toch wel de bedoeling dat de jongere generatie aan het woord kwam.”
Voor meer informatie over het mini-symposium ‘De toekomst van de sportverslaggeving’ klik hier