door: Marc Hoeben | 14 juni 2018

Veldkorfbal is in veel opzichten nog steeds de kurk waarop de sport in Nederland drijft. Vandaar ook dat de laatste vijftien jaar het Nederlands kampioenschap meer moest zijn dan een samenraapsel van losse titelgevechten in verschillende leeftijdscategorieën. Het evenement, dat zaterdag 16 juni voor het laatst bij DVO/Accountor in Bennekom wordt gehouden, geldt als een uithangbord en verplaatst zich om de paar jaar naar een andere plek in het land.

Korfbalbond KNKV heeft al vastgelegd waar de edities van 2019 en 2020 plaatsvinden. Dan is CKV Valto in De Lier gastheer van het NK, om daarna deze rol over te dragen aan Dalto/Klaverblad Verzekeringen. Deze club uit Driebergen tekent voor de jaren 2021 en 2022 en heeft een optie voor een derde keer in 2023, als het 70-jarig bestaan wordt gevierd.

Verbinding
KNKV-directeur Henry van Meerten vertelt dat de bond de keus had uit een tiental clubs voor de edities van volgend jaar en het jaar daarna. “Wat de doorslag heeft gegeven, is hoe Valto het NK aankleedt met een aantal activiteiten. Ze weten bijvoorbeeld de verbinding tussen de sport en de scholen te leggen en de zichtbaarheid in de regio te vergroten.”

Het NK Veldkorfbal moet meer zijn dan een paar wedstrijdjes, dat is de duidelijke boodschap van de bond. “We zijn hier in 2003 mee begonnen en dat heeft tal van mooie evenementen opgeleverd in plaatsen als Pijnacker, Dordrecht, Bennekom”, looft Van Meerten. “Vroeger hadden we losse wedstrijden om de nationale titels voor de A-, B- en C-jeugd en de Ereklasse. Dat werd dan steeds op wisselende locaties gespeeld, op neutraal terrein.” 

Zichtbaar en toegankelijk
Van Meerten zegt dat de bond juist zo veel mogelijk mensen met elkaar wil verbinden. “We hebben bedacht dat het veel mooier is om alle finales op één dag achter elkaar te spelen. En ook om het op verschillende plekken in het land te gaan houden, vanwege de zichtbaarheid en de toegankelijkheid. Om te voorkomen dat bijvoorbeeld mensen uit Zeeland elke keer naar Bennekom moesten reizen.”

Volgens de directeur moest het NK een dagje uit worden. “Voor ontmoetingen tussen korfballers, voor activiteiten met kinderen, voor jong en oud. Het moest de sport een breder bereik geven en de organiserende vereniging zelf een boost geven.”

Het NK is in die opzichten een succes, vindt Van Meerten. Clubs kunnen bij de bond een bid uitbrengen voor een periode van twee jaar en eventueel, zoals in het geval van Dalto uit Driebergen, voor drie jaar. “Dan draait het natuurlijk om de genoemde zaken en ook of je een geschikte accommodatie hebt. Een club moet toch wel minimaal over twee velden beschikken. Maar dat zijn eigenlijk praktische zaken die minder belangrijk zijn dan de promotie van de sport.”

Belangstelling
De organiserende club draagt aan de bond enkele duizenden euro’s af (over de hoogte van het bedrag zijn de bond en de clubs in gesprek) en verwerft daarmee het recht op het NK, waarbij het KNKV nog steeds de vinger aan de pols houdt en een faciliterende rol bij de communicatie en organisatie heeft. “Op zo’n dag komt een paar duizend bezoekers af. In principe gaan alle inkomsten uit bijvoorbeeld het horecagedeelte naar de club. Je wordt er als vereniging niet heel rijk van, maar het levert financieel zeker wat op.”

In de publiciteit scoort veldkorfbal de laatste decennia duidelijk minder dan zaalkorfbal, maar dat is vooral de prestatieve kant van het verhaal, weet Van Meerten. “De publieke belangstelling is er wel. Bij wedstrijden op het hoogste niveau komen vijfhonderd tot zevenhonderd mensen kijken. Dat is minder dan in de zaal, maar aan veldkorfbal ontlenen de meeste clubs bij ons wel hun bestaansrecht. In de zaal hebben ze vaak geen eigen accommodatie en levert de exploitatie niks op. Voor het veldkorfbal hebben ze juist wel een accommodatie in eigen beheer. Daarom blijft veldkorfbal essentieel voor het voortbestaan.”

Voor meer informatie zie: NK Veldkorfbal