Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Nieuwsberichten-Nieuwsbericht

Sociaal lanterfanten: een gevaar voor de teamprestatie?

door: Marc Hoeben | 22 maart 2018

Het lijkt zo eenvoudig. We hebben goede spelers, dus hebben we een goed team. Maar de prestatie van de ploeg benadert zelden de gedroomde prestatie die op basis van een optelsom van de individuele kwaliteiten is gemaakt. Dat heeft alles te maken met het fenomeen ‘sociaal lanterfanten’ en dat is precies het gebied waarvoor Bert De Cuyper, docent sportpsychologie aan de Katholieke Universiteit van Leuven en schrijver van boeken als ‘De psychologie van de topsporter’ en ‘Met vallen en opstaan’, buitengewone interesse heeft.

XL10 - 2- BertDeCuyper_foto1Op 23 maart geeft Bert De Cuyper hierover een lezing bij de VvBN, de Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland, in congrescentrum Domstad in Utrecht. Die dag houdt deze organisatie een symposium met als thema ‘Move Around’, waarbij sprekers ingaan op de samenhang tussen bewegen en de omgeving. Die omgeving kan fysiek, sociaal en virtueel zijn.

Sociaal lanterfanten
Tot de sociale aspecten van de omgeving bij sporten, bewegen en vooral het leveren van prestaties door teams mag het ‘sociaal lanterfanten’ worden gerekend. De Cuyper noemt het een ‘robuust fenomeen’ dat vanaf eind jaren zeventig van de vorige eeuw vooral onderzocht is bij bedrijven. 

“Als mensen in een groep werken, zie je vaak dat ze onderpresteren; dat ze niet zo presteren als op basis van hun individuele kwaliteiten zou mogen worden verwacht. Vanuit het bedrijfsleven heeft het onderzoek naar dat fenomeen zich de laatste jaren ook naar de sport en vooral de topsport verplaatst. Denk bijvoorbeeld aan de Nederlandse schaatsers en de ploegenachtervolging. In principe heb je de beste schaatsers van de wereld bij elkaar, maar dan presteren ze niet zoals ze op individuele nummers doen. Hoe komt dat?”

“We zijn toch minder geneigd om het truitje kletsnat te maken als het om een team gaat. Sporters sparen zich dan, bewust of onbewust”

Motivatie
Het fenomeen sociaal lanterfanten heeft te maken met motivatieverlies, aldus de Belgische docent van de KU Leuven, die ook de nationale volleybalmannen in zijn land begeleidt en met teams uit verschillende sportdisciplines heeft gewerkt. “We zijn toch minder geneigd om het truitje kletsnat te maken als het om een team gaat. Sporters sparen zich dan, bewust of onbewust.”

“Het kan bijvoorbeeld zijn dat een vedette de neiging heeft om te denken dat hij zich niet volledig hoeft in te spannen omdat hij de tegenstander als zwak beoordeelt. Of dat de helper, de knecht, zich afvraagt waarom hij zich volledig uit de naad zou moeten rijden voor een ander. Of het kan zijn dat je vindt dat een ander uit het team zich niet volledig inzet en dat jijzelf dan ook geen zin hebt om je volledig voor het team in te zetten.”

XL10-2- BertDeCuyper_foto2Onderpresteren
De Cuyper heeft het over een basisdefinitie van sociaal lanterfanten. “Als mensen in groepsverband een gemeenschappelijke taak moeten verrichten, zie je vaak dat ze minder goed presteren dan je op grond van hun gekende en vastgestelde kwaliteiten zou verwachten.” Door samen te werken met de Noor Rune Hoigaard raakte hij zo’n tien jaar geleden steeds meer geïnteresseerd in de bepalende factoren van het ‘sociaal onderpresteren’ in sportteams. 

“We hebben samen onderzoek gedaan, waarbij we ook konden beschikken over de data die Rune bij de Noorse handbalvrouwen verzamelde; de absolute wereldtop. Dezelfde vragenlijsten werden voorgelegd aan Vlaamse topteams.” Van het een kwam het ander, bij de KU Leuven vonden in het verlengde hiervan verschillende promotieonderzoeken plaats onder supervisie van collega’s Filip Boen en Gert Vande Broek. Zo wierp Maarten De Backer zich op ‘perceived justice’: de rol van de coach om via een transparante en ‘faire’ benadering van zijn team het lanterfanten te reduceren. 

Leiders
Katrien Fransen onderzocht de rol van ‘atleetleiders’ in basketbal-, voetbal- en volleybalteams. Ze bekeek in hoeverre deze leiders model staan voor hun teamgenoten, of zij hun ego vooropstellen - of juist niet - en welke invloed dit heeft op de mate van lanterfanten binnen het team.

“Teamleiders blijken vooral cruciaal voor de mate waarin individuele sporters zich met hun team identificeren. Ik vraag me echter wel af in hoeverre dat dieperliggende ‘wij-gevoel’ kan versterkt of ontwikkeld worden, tenminste op topsportniveau. In de hedendaagse topsportcontext worden individuele prestaties zeer duidelijk op de voorgrond geplaatst.”

“In het voetbal kunnen spelers binnen eenzelfde seizoen van club wisselen. Dat ondergraaft de identificatie met het team”

In dienst van het team?
“Kijk naar het voetbal, waar spelers na elke match in de pers een persoonlijk waarderingscijfer krijgen, en zelfs binnen eenzelfde seizoen van club kunnen wisselen. Dergelijke fenomenen ondergraven de identificatie met het team. Het is wel een ander verhaal als je naar de breedtesport of naar bedrijven kijkt. Katrien Fransen vindt met haar boodschap over het belang van de sociale identiteit veel gehoor bij bedrijven en overheidsinstellingen.”

Als het niet zo evident is om identiteit te creëren, zegt De Cuyper, blijft het belangrijk om het lanterfanten te meten en te minimaliseren. Maar hoe stel je lanterfanten nu eigenlijk vast? “In alle studies hebben wij tot nu toe het lanterfanten vastgesteld via vragenlijsten. Dan gaat het erom dat sporters aangeven of ze wel of niet alles geven tijdens wedstrijden en trainingen, hoe ze tegen hun teamgenoten aankijken en of ze het idee hebben dat hun teamgenoten wel alles voor de ploeg geven.”

Lanterfanten meten
“Daarnaast kun je natuurlijk aan de coaches vragen of zij het idee hebben dat iemand wel alles geeft. De volgende stap zou kunnen zijn dat je voor het vaststellen naar meer objectieve criteria gaat. Bijvoorbeeld in basketbal: hoeveel steals maakt iemand? Het zou mooi zijn om die stap te gaan zetten. Maar zo ver zijn we nog niet.”

“Om het lanterfanten te reduceren kun je in de eerste plaats de zichtbaarheid van de individuele inspanningen vergroten”

Hoe valt het lanterfanten te reduceren? Dat blijft de belangrijkste vraag na de inschatting van de mate en de aard ervan. De Cuyper: “In de eerste plaats kun je de zichtbaarheid van de individuele inspanningen vergroten. Bijvoorbeeld: wat zijn de vetpercentages van de volleyballers; wat halen ze qua spronghoogte. Daarvan kun je lijstjes in de kleedkamer ophangen.”

Iedere speler belangrijk
“In de tweede plaats, en daar ligt een belangrijke rol voor de coach, gaat het om het op waarde schatten van de individuele, unieke bijdrage. Als je als coach de ploeg opsplitst in vedetten en waterdragers en dat onderscheid ook echt zo communiceert, dan promoot je juist het lanterfanten.”

“Een topcoach slaagt er juist in om iedere speler belangrijk te maken. Bijvoorbeeld op basis van diens atletische kwaliteiten, of op basis van dat iemand positief blijft denken en zo het team sterker maakt. Of juist omdat iemand een sterke klik heeft met de supporters en zo voor een stimulerende sfeer tijdens een wedstrijd zorgt. Als derde gaat het om rechtvaardige procedures. Als je bijvoorbeeld bepaalde afspraken als voetbalcoach maakt met een select groepje van belangrijke spelers, dan moet je aan de rest van de groep wel goed uitleggen waarom je dat doet.”

Voor meer informatie: het symposium van de VvBN en contactgegevens Bert De Cuyper

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst