door: Thomas van Zijl | 14 september 2017
Gemeenten zijn tussen 2014 en 2015 minder aan sport gaan uitgeven, blijkt uit onderzoek van het Mulier Instituut. Die uitgaven worden vanaf 2010 door het Mulier Instituut geanalyseerd, en het is voor het eerst dat er een daling zichtbaar is. Toch is er niet direct reden tot zorg. Op andere terreinen werd de afgelopen jaren harder bezuinigd en de sportinfrastructuur kan volgens de onderzoekers wel tegen een stootje.
Het Mulier Instituut voert met ondersteuning van het ministerie van VWS jaarlijks het onderzoek naar gemeentelijke uitgaven aan sport uit als onderdeel van de monitoractiviteiten op het thema betaalbaarheid van sport. Voor dit thema is een klankbord geformeerd met onder andere betrokkenheid vanuit Vereniging Sport en Gemeenten, NOC*NSF en CBS.
“Gemeenten zijn, naast de sporter zelf, de grootste financier van de sportsector. Ongeveer negentig procent van de overheidsbestedingen aan sport - exclusief uitgaven van bewegingsonderwijs - komt van gemeenten. Het is daarom belangrijk om goed zicht te houden op wat daar gebeurt en wat dit betekent voor de sportsector”, zegt onderzoeker Remco Hoekman. “De vraag is daarnaast of de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten op sport nog in verhouding staat tot wat ze eraan uitgeven.”
Onder druk
Hij constateert dat er steeds meer van de sport gevraagd en verlangd wordt, maar dat het budget al enige tijd onder druk staat. Veel gemeenteambtenaren hebben de indruk dat er al jarenlang bezuinigd wordt, terwijl de cijfers een ander beeld lieten zien, tot 2014-2015. Op basis van analyses van gemeentelijke begrotingen en jaarrekeningen die door het CBS beschikbaar zijn gesteld, wordt duidelijk dat de sportuitgaven met 1% zijn afgenomen tot 1,21 miljard euro.
Het grootste deel van de gemeentelijke sportbegroting gaat naar de stichting en de exploitatie van accommodaties
Anders dan bijvoorbeeld jeugdzorg en werk en inkomen heeft de gemeente op het gebied van sport geen wettelijke taak. Toch vinden gemeenten sport zo belangrijk dat ze er budget voor beschikbaar stellen. Gemiddeld gaat het om zo’n 2% van de totale begroting. Het grootste deel daarvan gaat naar de stichting en de exploitatie van accommodaties. Dat is direct de verklaring waarom grote steden met meer regionale, grootschalige voorzieningen meer uitgeven aan sport.
Verzelfstandiging
Daarnaast verstrekken gemeenten subsidies en zijn ze actief op het vlak van sportstimulering. Organisatie en boekhouding verschilt per geval. Er zijn gemeenten die het sportbedrijf de afgelopen jaren via externe verzelfstandiging op afstand hebben gezet. In andere gevallen is de sport onder directe verantwoordelijkheid gebleven, omdat korte lijntjes ook wat waard zijn. Hoekman: “Het is lastig vast te stellen wat nu beter of efficiënter is. Dat hangt echt van het vertrekpunt en de context af. Uit onze cijfers blijkt in ieder geval dat het voor de uitgaven per inwoner niet veel uitmaakt.”
Hoekman is niet verrast dat de sport tussen 2014 en 2015 heeft moeten inleveren. In vergelijking met andere beleidsterreinen valt die daling zelfs mee, waardoor het totale aandeel van sport in de begroting is gestegen. “Er is door de financieel mindere tijden en de decentralisatie heel veel op gemeenten afgekomen. Zij hebben scherpe keuzes moeten maken en moeten met minder geld meer doen. Dat heeft voor iedereen consequenties, ook voor de sport.”
"Als er een zwembad dreigt dicht te gaan komt er een actiecomité"
Gunfactor
Overigens hoeft een daling in de uitgaven niet direct te betekenen dat het er met sport of sportterreinen slechter aan toe gaat. Het beheer kan soms efficiënter en een incidentele eerdere investering in een accommodatie kan er voor zorgen dat die nu duurzamer is en per jaar minder kost in onderhoud en beheer. Daardoor is er een structurele bezuiniging te realiseren. Sport heeft het voordeel dat het de gunfactor heeft bij zowel de burgers als de politiek. Veel zaken gaan in een gemeente geruisloos voorbij, maar als er een zwembad dreigt dicht te gaan komt er een actiecomité. “Er zijn veel mensen betrokken bij sport. Daarom maakt het ook vaak veel los in een samenleving en daar is de politiek gevoelig voor.”
Logisch volgens Hoekman. De sport is de participatiesamenleving in optima forma. Mensen verenigen zich en zetten zich vrijwillig in voor de sport. Sport heeft daarmee een grote maatschappelijke betekenis en gemeenten onderkennen dit. Daarom wordt de sport als het ook maar even kan zo veel mogelijk ontzien bij bezuinigingsoperaties. Nu er toch minder geld beschikbaar is, gaan bij Hoekman niet direct de alarmbellen af. De Nederlandse sportinfrastructuur is wat hem betreft zo sterk dat die niet bij ieder zuchtje tegenwind omvalt. Bovendien, in sommige gebieden kan het ook met minder geld, omdat bijvoorbeeld de bevolkingskrimp ervoor zorgt dat er minder accommodaties nodig zijn.
Signaal
Dat neemt niet weg dat gemeenten in 2015 per inwoner minder aan sport uitgeven dan voorgaande jaren. “Dat is een signaal om serieus te nemen, zeker omdat met sport wel steeds meer beoogd wordt. In de komende jaren blijven we de gemeentelijke uitgaven aan sport monitoren om te zien of deze ontwikkeling zich voortzet”.
Voor meer informatie: Eindrapport ‘Sportuitgaven van gemeenten: een overzicht van de ontwikkelingen (2010-2016)'