door: Thomas van Zijl | 13 juli 2017
Twee gymnastiekdocenten in de regio Den Haag maken zich grote zorgen over het niveau van de stagiaires die zij op hun school begeleiden. In een brandbrief wijzen zij de Haagse Hogeschool (HALO) aan als mogelijke verantwoordelijke. De toelatingseisen zouden niet hoog genoeg zijn en studenten werken er te weinig aan hun eigen motorische vaardigheden, zo lazen wij in een brandbrief van de twee docenten. Uiteraard vroeg Sport Knowhow XL de verantwoordelijken bij de Haagse Hogeschool om een reactie, maar zij kozen ervoor niet mee te werken. Jammer, maar hoe is het dan gesteld met de kwaliteit van andere ALO’s, bijvoorbeeld in Amsterdam en Zwolle?
“De werkzaamheden van de docent LO veranderen voortdurend en het is goed dat daar over gedebatteerd wordt. Dat zou zelfs nog wel wat meer mogen” zegt Grethil Post, teamleider en docent aan de ALO van de Hogeschool van Amsterdam. Zij ziet haar studenten als toekomstige professionele lesgevers, pedagogen én beweegspecialisten die actief zijn op een steeds breder terrein. Het betreft activiteiten in de driehoek buurt, onderwijs en sport.
Maatschappelijke positie
Aan de ene kant van het motorisch spectrum werken zij met talenten die ze mogelijk begeleiden richting de sportclubs, aan de andere kant van dat spectrum zijn er kinderen die niet of nauwelijks bewegen. In zulke gevallen is contact met ouders en mogelijk doorverwijzen naar de zorgketen wenselijk. Het is van belang dat de docent LO van de toekomst zich bewust is van zijn maatschappelijke positie en kan bepalen welke verantwoordelijkheden onderdeel uitmaken van zijn beroep en welke daar buiten vallen. “Die grens is geen hele scherpe, maar het is één waar ook in het werkveld over gesproken wordt”, stelt Post.
Een docent LO moet meer kunnen dan bijvoorbeeld het geven van alle mogelijke varianten van een set-up in het volleybal, zoals dat vroeger het geval was. “Toen ik een jaar of dertig geleden afstudeerde was dat belangrijk, het beheersen van spelvormen tot in de details. Misschien gaan docenten LO van de wat oudere stempel daar nog steeds van uit. Daar heb ik begrip voor, tegelijkertijd zijn de tijden veranderd.”
De theoretische component is voor beginnende studenten nog wel eens een zware en mede de reden dat er in het eerste jaar altijd enige uitval is
Strenge selectie
Studenten van nu leren naast hun fysieke activiteiten onder andere de beginselen van sociale wetenschappen, didaktiek en bewegingswetenschappen. Daarnaast gaan ze beleidsmatig aan de slag voor het geval ze in hun werk later het gesprek aan willen gaan met de lokale overheid. De theoretische component is voor beginnende studenten nog wel eens een zware en mede de reden dat er in het eerste jaar altijd enige uitval is. En dat terwijl de selectie aan de poort al tamelijk streng is. Er zijn ieder jaar meer nieuwe kandidaten dan er plekken zijn.
Aspirant-studenten doen een psychologische meting om te kijken of zij mogelijk stressgevoe-lig en voldoende competent zijn. Hun motorische vaardigheden worden in kaart gebracht mede op basis van de principes van het Athletic Skills Model dat ontwikkeld is door hoogleraar Geert Savelsbergh en fysiotherapeut Rene Wormhoudt die onder andere werkt voor de KNVB.
Van elkaar leren
Voor alle studenten heeft de ALO Amsterdam genoeg stageplekken in het primair en voortge-zet onderwijs. Klachten over het niveau heeft ze nog niet gehad, al begrijpt ze dat er zo af en toe iets kan schuren. Ze vindt het dan ook belangrijk dat de hele beroepskolom ‘Sport en Bewegen’ het gesprek aangaat. “Niet losgezongen raken van elkaar, maar juist van elkaars expertise leren en ervaringen uitwisselen.”
Daarom wordt er in Amsterdam gewerkt aan een professionaliseringsplatform waarop docenten met elkaar van gedachten kunnen wisselen en elkaar kunnen helpen door middel van diverse scholingen en intervisie.
Naast beweegvaardigheden wordt in Zwolle ook gekeken naar de ‘leerbaarheid’ van een student: is hij of zij in staat dingen snel op te pikken
Hogeschool Windesheim
In Zwolle is hoofddocent Henk van der Palen verantwoordelijk voor het curriculum van de ALO die wordt aangeboden op hogeschool Windesheim, genaamd CALO. Aspirant-studenten zijn allemaal sportminded, ze willen graag iets leren aan anderen en vaak hebben ze al ervaring als trainer van jonge kinderen. Toch is dat niet per definitie genoeg om te worden toegelaten. Ook in Zwolle is er een sportmedische keuring en een praktijkkeuring waarbij naast beweegvaardigheden ook gekeken wordt naar de ‘leerbaarheid’ van een student: is hij of zij in staat dingen snel op te pikken. Gemotiveerd zijn ze bijna zonder uitzondering, maar of ze allemaal een goed beeld hebben van de opleiding is een tweede. Van der Palen:
“Daarom voeren wij een studiekeuze-check uit. Op basis van groepsgesprekken en soms individueel op individuele basis kunnen we dieper ingaan op wat de opleiding van mensen vraagt.”
Veelvormig
Van der Palen ziet dat het vak veelvormig is geworden. Een gymdocent krijgt verschillende taken op zijn bordje. Hij is extern gericht op verbindingen buiten de school met sportverenigingen en zorginstanties, terwijl hij intern juist bezig is met het opzetten van speciale sportklassen en het inpassen van nieuwe vormen van bewegen.
“Er heerste een zeker conservatisme binnen het vak. Voetbal, basketbal, turnen, daarmee was veel gezegd. Het is nu zoveel diverser dat het bijna onmogelijk is om alles even goed onder de knie te krijgen, maar docenten moeten er wel van op de hoogte zijn. Van der Palen vindt overigens niet dat die veelzijdigheid ten koste moet gaan van de eigen bedrevenheid van een gymleraar. Zeker zijn van eigen kunnen hoort bij het vak. Een docent moet mee kunnen doen, het voorbeeld kunnen geven als er gejudood wordt. “Kinderen prikken er feilloos doorheen als dat voor problemen zorgt.”
"Een gymleraar moet niet de mislukkingen laten oefenen, maar het lukken zichtbaar maken voor anderen"
Goede lesgevers
De eerste verantwoordelijkheid van ALO’s, zegt Van der Palen, is het opleiden van goede lesgevers. “Als dat niet meer het geval is hebben critici echt een punt en ben ik de eerste om het gesprek aan te gaan.” Goede lesgevers zijn in de woorden van Van der Palen mensen met een passie voor bewegen die leerlingen op maat hulp kunnen geven om bewegingsvaardiger worden en ook inzicht kunnen geven in waarom dat belangrijk is. Gymdocenten moeten virtuoos kunnen handelen in pedagogisch en didactisch opzicht. Dat kan niet overschat worden:
“Bewegen is voor kinderen belangrijk. Het is voor hen een moment waarop ze zich laten zien. Dat kan kwetsbaar zijn. Lukken of niet lukken is heel zichtbaar. Een gymleraar moet niet de mislukkingen laten oefenen, maar het lukken zichtbaar maken voor anderen.” Aan mensen die dat aspect goed beheersen zal altijd behoefte zijn, net als aan nieuwe inzichten. Van der Palen benadrukt dat een nieuwe lichting van de ALO de sectie LO op scholen ook nieuwe kennis op-levert. Daar zijn ze vaak blij mee. “Er is helemaal niet zo’n groot verschil van inzicht. Wij hebben een goed contact met scholen en dat willen we in de toekomst graag zo houden.”
Voor meer informatie: Zorgen werkveld over beleid HALO