door: Leo Aquina | 10 maart 2016
De provinciale overheid heeft in Nederland veelal weinig van doen met sport. Voor zover sport wordt gezien als overheidstaak, wordt het aangestuurd vanuit het rijk of vanuit de gemeente. Verreweg de grootste Nederlandse overheidsinvestering in de sport komt via accommodatiesubsidies (ruim 1 miljard euro per jaar) op naam van de gemeentes. Toch hebben alle provincies een eigen provinciale sportserviceorganisatie. Deze organisaties komen voort uit de vroegere provinciale sportraden, die in het eerste decennium van deze eeuw allemaal zijn verzelfstandigd. De twaalf sportserviceorganisaties hebben zich verenigd in Sportkracht12. Sommige provincies subsidiëren de sport nog structureel, andere geven er geen cent meer aan uit. Sport Knowhow XL sprak met drie directeuren van provinciale sportorganisaties over hun rol.
Rob de Waard is directeur van het Huis voor de Sport in Groningen. Zijn organisatie kreeg in het verleden instellingssubsidie van de provincie, maar moet het tegenwoordig doen met projectsubsidies. Daarnaast zoekt het Huis voor de Sport alternatieve financieringsbronnen voor zijn activiteiten. “We zijn van subsidieorganisatie steeds meer een maatschappelijke onderneming geworden”, aldus De Waard. Toch heeft de provincie Groningen voor de komende vier jaar nog zo’n 500.000 euro vrijgemaakt voor de sport.
Randstad anders dan rest van land
Bart Volkerijk van Sportservice Zuid-Holland kan daar alleen maar van dromen. “Wij krijgen sinds 1 januari 2014 helemaal niets meer van de provincie.” Limburg geeft nog wel instellingsubsidie aan het Huis voor de Sport, vertelt Jack Opgenoord, niet alleen directeur van het Huis voor de Sport in Limburg maar ook voorzitter van Sportkracht 12. “Ook bij ons is flink gekort, maar de provincie investeert nog volop in sport. Het totale sportbudget van de provincie Limburg ligt nog altijd boven de vijf miljoen. Daarmee zitten we in de top drie provincies die investeren in sport. Andere provincies die veel aan sport doen zijn Brabant, Gelderland, Overijssel en Drenthe.”
Opgenoord heeft wel een verklaring voor de verschillen tussen de provincies: “In Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland geeft de provincie het minst uit aan sport. Daar heeft de provincie in het algemeen een veel kleinere rol. Veel taken die elders op het bord van de provincie liggen, worden daar door de grote steden opgepakt.” Volgens Volkerijk is dat slechts een deel van de verklaring. “Zuid-Holland heeft altijd een terughoudend sportbeleid gehad omdat ze het ook echt een zaak van de gemeenten vinden.”
Commercieel en maatschappelijk
Alle provinciale sportorganisaties zijn stichtingen. Opdrachtgevers zijn veelal verenigingen, gemeenten, scholen, maar ook commerciële sportaanbieders, landelijke belangenorganisaties en ministeries. Sommige sportorganisaties hebben naast de stichting ook een bv opgericht voor meer commerciële activiteiten. Het Huis voor de Sport in Limburg is daar een voorbeeld van.
"We geven allemaal invulling en uitvoering aan sportstimulering in de breedste zin des woords"
Wat is nu de grote gemene deler tussen de verschillende provinciale sportorganisaties? “We geven allemaal invulling en uitvoering aan sportstimulering in de breedste zin des woords”, zegt De Waard. “We doen veel in samenwerking met gemeenten en scholen. Het merendeel van onze mensen loopt in trainingspak. Wij doen in Groningen nog veel aan de traditionele vorm van dienstverlening met buurtsportcoaches en sportconsulenten. Inmiddels geven wij ook steeds vaker adviezen aan gemeenten op gebied van sportbeleid en sportaccommodaties, en leiden wij grote projecten."
"Daarnaast hebben wij het Arbeidsloket. Dat is het vroegere STK (sporttechnisch kader, red.). Verenigingen hebben trainers nodig en die moeten allemaal een contract hebben met allerlei haken en ogen. Met het Arbeidsloket nemen wij de verenigingen al die rompslomp uit handen. Het is een soort payroll-organisatie, maar dan wel tegen een maatschappelijk tarief.”
Die payroll-organisatie bestaat in de randstad ook. “Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zijn autonome organisaties, maar we hebben hetzelfde bestuur en we werken intensief samen”, zegt Volkerijk. “Binnen die samenwerking valt ook de Stichting Sportkader Nederland, waarin we de verloning doen voor sportkader en coaches in verschillende organisaties. Dat is de grootse werkgever voor sportcoaches, trainers en buurtsportcoaches in Nederland met circa drieduizend verloningen op jaarbasis.”
De mensen die het Huis voor de Sport in Groningen in trainingspak heeft lopen, heeft Sportservice Zuid-Holland echter niet. “Toen wij nog subsidie kregen, hadden we dertig mensen in dienst en dat is nu teruggegaan naar elf. Destijds konden we grote projecten doen en we konden op eigen initiatief gemeenten ondersteunen. We proberen dat wel overeind te houden, maar we hebben er niet altijd de middelen voor.”
Dekkend netwerk in heel Nederland
Ondanks de verschillen tussen de sportorganisaties, werken zij nauw samen. De Waard, Opgenoord en Volkerijk leggen de nadruk op hun verbindende rol. Binnen Sportkracht12 werken de provinciale sportorganisaties ook nauw met elkaar samen. “Wat we vooral willen, is een dekkend netwerk bieden in heel Nederland”, zegt Opgenoord. “Wij praten met alle stakeholders, landelijke organisaties, verenigingen, scholen, sportbonden, gemeentes en ministeries. Daardoor kunnen wij als uitvoeringsorganisatie een landelijk dekkend netwerk bieden met een kwaliteitslabel. Ze hebben ook allemaal een uitvoerende rol bij het Jeugdsportfonds en we hebben een belangrijke rol in het programma Grenzeloos Actief, bij het bouwen van een infrastructuur voor de gehandicaptensport.”
Volkerijk beaamt dat volmonding. “In het kader van Grenzeloos actief werken we samen met de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG), NOC*NSF en het ministerie van VWS. Wij zijn als provinciale sportorganisaties altijd gericht op samenwerking.”
Voor meer informatie: www.sportkracht12.nl