Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Over het 'oude' en 'nieuwe' heldendom van sportkampioenen 25 augustus 2015

door: Daniël Rewijk

In de afgelopen decennia is de maatschappelijke status van topsporters ingrijpend veranderd. Waren topsporters enkele decennia terug voor velen niet meer dan zonderlinge uitslovers, inmiddels worden ze neergezet als rolmodellen van vitaliteit en krijgt de eigenzinnige eenling die zijn dromen verwezenlijkt algemene waardering. Het is dus tijd om het 'nieuwe' en 'oude' heldendom van kampioenen tegen het licht te houden en te onderzoeken hoe zich de sportbiografie verhoudt tot dit heroïsche element in de sportgeschiedenis.

Bijna ongemerkt verdween Ard Schenk in 1974 uit de schaatssport, na zijn zesde plaats bij het EK voor profs in het Noorse Savallen. Nu was Schenk er de man niet naar om een grootse huldiging rond zijn persoon af te dwingen, maar de tijdgeest bood daartoe ook niet heel veel ruimte. Schenk landde in 1972 na de olympische drieslag van Sapporo nog met een helikopter in zijn geboorteplaats Anna Paulowna voor een huldiging. Zijn aandeel in de professionele schaatscompetitie maakte hem slechts een jaar later voor veel schaatsliefhebbers tot een zelfzuchtige geldduivel.

Wie Schenks anonieme besluit vergelijkt met het glorieuze afscheid van Rintje Ritsma in 2009 voor een vol Thialf, begrijpt dat er iets is veranderd in de status van Nederlandse sporthelden. Ard Schenk is in datzelfde jaar trouwens geëerd met een monumentale biografie in de stoeptegelreeks van uitgeverij de Buitenspelers.

Afscheidsritueel
De klacht werd decennialang gehoord: Nederland eert zijn sporthelden onvoldoende. Inmiddels lijkt het afscheidsritueel zo algemeen dat het soms tot een plichtmatige vertoning van vals sentiment wordt. Clubicoon Berry van Aerle – over wie in 2014 een musical is geproduceerd – ging in 1994 nog stilletjes van PSV naar Helmond Sport om zijn loopbaan af te sluiten. Anno 2015 gunde de club zelfs de vertrekkende reserve-doelman Danny Wintjens een uitzwaaimoment. Wintjens vertrok na een half seizoen op huurbasis, waarin hij geen wedstrijden speelde…

"Niet de sportieve verdiensten bepalen het verkoopsucces, maar glamour, zichtbaarheid in de media en vooral openhartigheid over een getroubleerde levenswandel"

Deze veranderde houding ten aanzien van sportmensen is ook te zien aan de populariteit van de sportbiografie. De bestsellerlijst is de afgelopen jaren bestormd door levensverhalen van Wim Kieft, René van der Gijp, Zlatan Ibrahimovic, Andy van der Meijde, Thomas Dekker, Fernando Ricksen, Verona van der Leur, Jan Boskamp, Louis van Gaal, Lance Armstrong en Andre Agassi. De lijst met namen laat zien dat niet de sportieve verdiensten het verkoopsucces bepalen, maar glamour, zichtbaarheid in de media en vooral openhartigheid over een getroubleerde levenswandel.

In de twintigste eeuw verdienden sporters op basis van hun erelijst een biografie. Daarin werd de ontdekking, ontwikkeling en victorie van het bovenmenselijke natuurtalent verklaard, meestal door naar de werklust en volharding van de held te wijzen. In de eenentwintigste eeuw laten sportbiografen zich bij het kiezen van een onderwerp vooral leiden door celebrity-status.

Introductie sportbiografie
De sportbiografie werd in Nederland geïntroduceerd door de legendarische sportjournalist Joris van den Bergh. Zijn boek Temidden der Kampioenen (1929) is een psychologische analyse van de vijfvoudig wereldkampioen sprint op de wielerbaan Piet Moeskops. Vooral na de oorlog verschenen er steeds meer biografieën van sporters, vooral van wielrenners, voetballers en schaatsers. De grote gouddelvers van de Nederlandse sportwereld - zwemsters als Rie Mastenbroek en Marie Braun - kregen geen boek: sport was voornamelijk een mannenzaak rondom een handjevol volkssporten. Overigens zien we in het eerdere lijstje van kaskrakers ook slechts één sportvrouw.

Een ander kenmerk van zowel oudere als hedendaagse sportbiografieën is dat ze vrijwel volledig berusten op interviews met de sportheld en diens entourage. Ze bieden aan de sporter ruimschoots gelegenheid tot zelfrepresentatie en aan de biograaf de mogelijkheid diens leven te vormen naar één van de vertrouwde verhaalstructuren: de succes-story, een epos van ups-and-downs óf de tragedie van een gevallen held.

"Journalisten proberen een levensverhaal te vertellen dat de sport overstijgt"

Gaandeweg verschoof de belangstelling van biografen van kampioenstitels naar de mens achter de sporter. Journalisten proberen een levensverhaal te vertellen dat de sport overstijgt. Zowel het heldendom van sporters als de manier waarop hun levensverhaal vorm wordt gegeven in biografieën, hangt samen met de gangbare maatschappelijke en politieke overtuigingen van het moment. Zeker in de jaren negentig – toen het individu de maat van alle dingen leek en overheidshervormingen op basis van privatisering en marktwerking werden doorgevoerd – golden sporters als ideaal rolmodel. Politici lieten zich gretig met succesvolle sporters in beeld brengen.

Lance Armstrong
Als één sporter uit die periode de individuele maakbaarheid van succes belichaamde, was het Lance Armstrong. Niet het overkomen van zijn beperkingen als ronderenner en de daaropvolgende verwoesting van de concurrentie, maar bovenal zijn heroïsche strijd met zaadbalkanker gaf Armstrongs autobiografie een universele betekenis. Armstrong spiegelde kankerpatiënten wereldwijd vóór dat vertrouwen in een goede afloop en sportieve inspanning de kans op genezing van kanker vergroten. De man die over zijn lotsbestemming leek te beschikken werd na zijn eerste Tourzege in 1999 dan ook ontvangen op het Witte Huis door president Bill Clinton. Na zijn zege in 2001 mocht hij er de nieuwe president George W. Bush begroeten.

In Nederland was het vooral premier Jan Peter Balkenende die graag tegen sportief succes aanschurkte. Ook voor hem waren kampioenen een wandelend bewijs voor individueel vermogen. In 2010: ‘Mark Tuitert is een voorbeeld van hoe ver een rotsvast geloof in eigen kunnen je kan brengen. Hoe groot de kracht van vertrouwen is. Hoe sterk de wil om te winnen iemand maakt.’

Mulierdebat 'Sporthelden en Biografie'
In deze column heeft auteur Daniël Rewijk enkele thema’s toegelicht die uitvoerig aan bod komen in het Mulierdebat 'Sporthelden en Biografie' dat op 18 september plaats vindt in de raadszaal van de gemeente Noordwijk. In een verkennende inleiding zal eerst Yme Kuiper de gekozen thematiek toelichten. Jacco van Sterkenburg buigt zich vervolgens over de interessante vraag hoe in een globaliserende wereld mediaroem van sporters tot stand komt. De mate waarin de sportieve heldenstatus weggelegd is voor vrouwen wordt kritisch bekeken door Agnes Elling. Aad Haverkamp onderzoekt de naoorlogse sportbiografie in Nederland en analyseert hun vertelstructuur en de wijze waarop topsporters erin worden afgeschilderd. En Daniël Rewijk zal trachten te ontrafelen wat voor soort held een sportheld eigenlijk is; met andere woorden: hoe verhoudt de sportheld zich tot zijn heroïsche tijdgenoten?

Voor meer informatie over het Mulierdebat 'Sporthelden en Biografie' én om je (gratis) aan te melden klik hier

Daniël Rewijk (1975) is geschiedenisdocent en verbonden aan het Mulier Instituut als sporthistoricus. In maart van dit jaar promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit Groningen op de dissertatie Captain van Jong Holland. Een biografie van Pim Mulier, 1865-1954. Het boek is verschenen bij uitgeverij Bornmeer. Voor meer informatie: d.rewijk@mulierinstituut.nl

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst