Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Topsporters: risicogroep voor verslavingsgedrag | Wat laten Yuri van Gelder, Jonathan Reis en Sven Kramer de wereld zien? 23 november 2010

door: Paul Ruijsenaars

De hoofdredacteur van Sport Knowhow XL aarzelde toen hij de vraag kreeg voorgelegd om een beschouwende column op te nemen naar aanleiding van de zaak Yuri van Gelder: mosterd na de maaltijd? Ja, er was heel veel media-aandacht geweest, maar die was uitgegaan naar het individu en het 'incident' Van Gelder. Yuri wordt afgedaan als een op zichzelf staande case: een onbetrouwbare cocaïnejunk, die met zijn gedrag het blazoen van de sport bezoedelt. Maar de betekenis van dat ‘incident’ reikt veel verder dan de KNGU en Van Gelder.

Sinds 1995 heb ik aandacht gevestigd op het feit dat topsporters een risicogroep vormen voor verslavingsgedrag. De leefstijlen van de risicogroepen vertonen grote overeenkomsten met die van verslaafden: sterke wederzijdse afhankelijkheidsrelaties met naaste omgeving binnen een relatief geïsoleerd eigen wereldje. Er zijn meer risicogroepen zoals beroepsmilitairen, vooral als ze worden blootgesteld aan oorlogshandelingen: situaties die uiterst belastend zijn voor het stress-systeem. Ook high performers in bedrijfsleven en politiek vormen een risicogroep, om dezelfde reden. Evenals podiumkunstenaars. Hun stress-systemen worden door de aard van hun werkzaamheden vaak tot het uiterste aangesproken. Het neuropsychologisch effect daarvan is wetenschappelijk bekend, maar wordt in de sportwereld grotendeels genegeerd. Vanuit dat gegeven wordt in dit artikel uitgewerkt dat de KNGU in deze zaak niet alleen zeer knullig en dom heeft gehandeld - zoals allerwegen al is vastgesteld - maar vooral nalatig is geweest. Bovendien wordt aangeven in welke richting wél oplossingen kunnen worden gevonden.

Onkunde in het meten met twee maten!
De knullige persconferenties van de KNGU leidden tot veel gehype rond Yuri van Gelder: ‘Heeft hij nu wel of niet…?’ Actualiteitenrubrieken rolden over elkaar heen in hun poging het beste recherchebureau te zijn: alle focus op waarheidsvinding. Twee effecten ervan, bedoeld of niet: ten eerste alle aandacht afgeleid van hoe de hele zaak vanaf het begin was aangepakt, en ten tweede heel veel ‘rumor around the brand’. Tevreden toernooidirectie: ineens heel veel belangstelling voor zijn toernooi, rinkelende kassa’s. Marketingafdelingen van vele bondsbureaus zullen jaloers zijn geweest op alle media-aandacht voor het turnen. Want marketing, exposure en media staat naar mijn indruk in de bondsbureaus tegenwoordig hoger op de agenda’s dan wat er sportief binnen de lijnen en met de atleten gebeurt.

Feit 1: het resultaat van alles is dat de KNGU Yuri als een onbetrouwbare cocaïnejunk heeft afgedaan en hem zijn sport wil ontnemen. Case closed, wat de KNGU betreft. Feit 2: de toernooidirectie liet tijdens en na afloop van het WK met foute humor weten dat die zaak hem geen windeieren heeft gelegd. De een zijn dood is de ander zijn brood. Feit 3: enkele weken eerder werd profvoetballer Jonathan Reis (PSV) in Nederland met zeven maal de toegestane hoeveelheid alcohol in zijn bloed achter het stuur van zijn auto vandaan gehaald. Deze voetballer werd door zijn club vermanend toegesproken, kreeg ook van andere woordvoerders in de sportwereld veel begrip, want 'nog zo jong, zover van zijn geboorteland, dat moeten we ons wel allemaal realiseren’, en met een boete waar Reis zijn neus voor ophaalt kon hij een week later weer zijn sport beoefenen.

Feiten waarin zichtbaar wordt dat de Nederlandse sportwereld zich eigenlijk geen raad weet met verschijnselen van verslavingsgedrag. Met boetes en straffen wordt er nogal willekeurig op gereageerd, terwijl iedere verslavingsdeskundige weet dat dat een zwaktebod is en in elk geval helemaal niets zal veranderen aan het verslavingsgedrag. En waarin overigens ook weer blijkt hoe er met twee zeer verschillende maten wordt gemeten in de afweging partydrugs-alcohol, waar de site van Sport Knowhow XL al eerder aandacht op vestigde (7 juli 2009, WADA-fatsoensrakkers, ‘Spirit of Sports’ en spiritualiën!)

Verslaving en topsport: overeenkomsten in leefstijl
Door mijn werk in de verslavingszorg ondervond ik hoezeer het leven van een verslaafde en dat van een topsporter grote overeenkomsten heeft. Sindsdien heeft die parallel mijn aandacht, omdat het schrijnend en verbazingwekkend is dat er voor topsporters die in de problemen komen met aanzienlijk minder deskundigheid wordt gezorgd dan voor verslaafden. Er zijn twee redenen waarom topsporters zoals Van Gelder en ook Reis ontvankelijk zijn voor verslavingsgedrag: hun leefstijl en het hoge stressniveau van de risicogroepen.

Eerst over de grote overeenkomsten in leefstijl van een verslaafde en van een topsporter. Voor beide geldt dat hun leven zich afspeelt in intensieve wederzijdse afhankelijkheidsrelaties gecombineerd met een relatief isolement. Hugo Camps bestempelde de leefwereld van de topsporter ooit als een zelfgekozen ‘concentratiekamp’ (in het huidige sportjargon moet dat misschien worden hernoemd als een focuskamp). De ‘sportwereld’ heeft meerdere wezenlijke overeenkomsten met wat de ‘scene’ is voor een verslaafde. De belangrijkste overeenkomst is dat alle andere levensgebieden geheel ondergeschikt worden gemaakt aan het dominante levensgebied: 'het gebruiken', respectievelijk 'het sporten'. Daar is nog veel meer over te zeggen, wat ik in een artikel in 1995 heb gedaan (zie mijn artikel in Body of Knowledge, 1995) , binnen het bestek van dit betoog ga ik daar niet verder op in.

Wederzijdse intensieve afhankelijkheidsrelaties
Een verslaafde is veel meer een gebruiker dan een verslaafde. Bij een verslaafde heeft men het beeld van een in zijn roes levende ongezonde zombie, niet direct het beeld van afgetrainde topsporters als Van Gelder en Reis. Terzijde, ook de verslaafde heeft veel meer verschijningsvormen dan alleen die van een zombie. Maar de gemiddelde verslaafde moet zeer actief anderen gebruiken om zijn verslaving te continueren. Of Yuri verslaafd was aan cocaïne is psychodiagnostisch op zich een vraagteken, maar net als andere topsporters gebruikt hij niet zozeer een middel, hij gebruikt vooral mensen, met als doel om zijn ambities te realiseren.

Andersom gebruiken die mensen uit zijn omgeving hem: de trainers, de KNGU, toernooiorganisatoren; dat doen zij ten behoeve van hun eigen ambities en belangen. Een topsporter heeft een leefwereld waarin over en weer de sporter en de mensen uit diens omgeving elkaar mogen en kunnen gebruiken, zolang iedereen daar maar eigen baat bij ondervindt en het realiseren van de eigen doelen en ambities kan continueren, daarbij tegelijk de grenzen van het betamelijke bewakend. In het eerder genoemde artikel uit 1995 benoemde ik die relatie als een intensieve wederzijdse afhankelijkheidsrelatie, waar de ontwikkeling van de sport baat bij ondervindt (‘sportdependency’). Maar er kleven navenant grotere risico’s aan dan aan een gemiddelde ‘sportrelatie’ waarin sporters aan de ‘derde helft’ in de kantine veelal meer plezier beleven dat aan de kwaliteit van het spel.

De KNGU heeft in haar afhankelijkheid van de potentiële medaillewinnaar willen geloven dat na zijn positieve dopingcontrole op cocaïne zou kunnen worden volstaan met een afspraak ('in het vervolg een brave jongen zijn, afgesproken?'), want deskundige begeleiding vanuit de bond heeft ontbroken. 'Ja' antwoordt de wederpartij, want die wil weer dolgraag verder met zijn sportbeoefening. Zijn inzet brengt hem in september in Gent weer terug op het topniveau met goud in de World Cup-finale. Dat markeert een erg belangrijk moment bij elke sporter: vanaf dat moment werk je niet meer naar je niveau toe, vanaf dat moment moet je voldoen aan de verwachtingen van jezelf en van de hele wereld dat je dat niveau handhaaft. Enkele weken voor het moment suprème, het WK in eigen land, slaat de twijfel toe: kan ik wel voldoen aan die hooggespannen verwachtingen? Hij maakt die twijfel kenbaar naar de bond. Voorheen ondervond hij bij onzekerheid baat bij het gebruiken van cocaïne, gebruik dat in de gehele aanloop naar het WK geen enkele keer is aangetoond in dopingcontroles. Yuri liet weten zich niet in staat te voelen deel te nemen aan het WK: hij had zolang keihard gewerkt: het lichaam kan het niet, het is op. En Yuri vreesde af te gaan in eigen land. Dan liever geen deelname.

Uit zìjn mond werd dat argument niet aanvaard, integendeel. Yuri voerde echter dezelfde argumenten aan als Sven Kramer enkele weken later deed als reden om het eerste deel van zijn seizoen niet in actie te komen. Maar in de mond van Sven Kramer wordt het in de publieke opinie als een legitiem argument beoordeeld voor een topsporter: ‘Ik ben er niet klaar voor, ik heb heel veel van mijn lichaam geëist afgelopen periode, ik ga niet meedoen om het meedoen, ik doe alleen mee voor de hoofdprijs, dat ben ik aan mijn status verplicht’. Het verschil is dat hij dat in een persconferentie zelf vertelt, terwijl Yuri er niet openlijk voor uit durfde te komen op het moment dat de KNGU dat van hem eiste. En dan wordt hij bovendien verdacht gemaakt, want ‘eens een junk, altijd een junk’. En zo wordt een grote topsporter die onder hoge druk staat afgedankt. De mens Yuri van Gelder wordt daarmee onmenselijk behandeld.

De stress van high performers: risico van grensoverschrijdend gedrag
Het presteren op topniveau doet een groot appel op het stress-systeem. Doorgaans zijn het vooral de topsporters zelf van wie dit bekend is en die ervoor worden gestraft. Maar er zijn ook voorbeelden van coaches, officials en ouders die in hun gedrag tijdens of na wedstrijden hun stress soms niet meer kunnen hanteren (verbale agressie, intimideren in plaats van motiveren, black outs, enz.). Henk Kraaijenhof kan veel beter beschrijven wat er in ons organisme gebeurt wanneer wij stress ervaren, maar hij heeft laten weten dat wat in deze alinea’s beknopt staat weergegeven wel klopt. Bij stress spelen de hormonen adrenaline en cortisol een belangrijke rol, stoffen waarvan we de aanmaak niet vanuit ons bewustzijn kunnen aansturen, maar die vrijkomen wanneer ons organisme zich in een omgeving begeeft die als stresserend wordt ervaren. In levensbedreigende omstandigheden zijn wij dankzij die hormonen in staat tot gedrag wat we amper van onszelf kennen, qua kracht en durf, teneinde te kunnen overleven. Die hormonen kunnen ons in de sportieve omgeving 'op sleeptouw nemen', bij voorkeur in de gewenste richting, bijvoorbeeld naar een kampioenschap. Voor alle risicogroepen geldt dat die stress functioneel is en zelfs ook als een prettig bijverschijnsel van het leveren van topprestaties wordt ervaren. Maar ook bekend is dat de stoffen ontremmend werken, wat kan leiden tot grensoverschrijdend gedrag: misdragingen tijdens of na de wedstrijd (verbale agressie, fysieke agressie zoals gevaarlijke acties naar tegenstanders, maar ook bijten, ellebogen, enz., overmatig drankgebruik, ongewenste intimiteiten, seksuele intimidatie, enz.). En soms nemen sporters ook recreational drugs, die op dezelfde synapsen inwerken als de lichaamseigen stoffen, zoals cocaïne, die soortgelijke werking heeft als de adrenaline, om hetzelfde prettige bijverschijnsel te blijven ervaren, met dus ook dezelfde ontremmende eigenschappen.
 
Hier is nog veel meer over te zeggen, maar de conclusie is gerechtvaardigd dat de geïsoleerde leefstijl van high performers in combinatie met het structureel verkeren in stresserende omstandigheden een risicovolle mix vormt voor grensoverschrijdend gedrag, waarvan verslavingsgedrag één van de uitingsvormen is. Bij de beroepsbeoefenaren zoals arrestatieteams, militairen en podiumkunstenaars wordt dat door alle betrokkenen onderkend en wordt daar met kundige begeleiding en werktijden rekening mee gehouden, zodat de betrokkenen op topniveau kunnen blijven presteren. In de sportwereld wordt die mix niet erkend als een structureel risico, maar als een individueel kunstje, waar je een medaille mee kunt winnen. Dat de individuele sporter daar ook aan onderdoor kan gaan: jammer dan.

Psychiater Bram Bakker en Maurits Hendriks van NOC*NSF hebben zich welgemeend uitgesproken over hoeveel ellende deze zaak betekent voor de persoon Yuri. Als we deze dieptrieste individuele casus binnen de bredere context beschouwen waarbinnen die heeft plaatsgevonden, dan werpt het ‘incident’ fel licht op wat een structureel kenmerk is van de topsport als geheel: topsporters èn hun naaste omgeving vormen een risicogroep voor grensoverschrijdend gedrag, in en buiten de sport.
 
De medeverantwoordelijkheid van alle betrokkenen in de sportwereld voor het managen van dat risico wordt met een te individualiserende blik genegeerd. Dat de sporter individueel aan die risico’s ten prooi kan vallen: stom, eigen schuld, dikke bult. Had hij maar niet moeten gaan sporten. Dat die sporter recht kan doen gelden op menselijke behandeling conform het Europees Handvest, of op zijn rechten in het economisch verkeer? Dat negeert de georganiseerde sportwereld systematisch en vertoont daarmee zèlf op grote schaal grensoverschrijdend gedrag, omdat de menselijke waardigheid en integriteit van de sporters geweld wordt aangedaan.

Wie neemt verantwoordelijkheid voor verandering?
Het belangrijkste in het bejegenen van sporters als Van Gelder en Reis wat betreft hun leefstijl is niet het bedenken van de geniale straf. Het zijn immers geen kinderen en al helemaal geen criminelen. Cruciaal is het instellen van een continu begeleidingstraject van het gehele ‘systeem’: de (aanstaande) topsporter samen met diens omgeving van de anderen die onderling afhankelijk zijn van elkaars gedrag en presteren. Iemand die onafhankelijk staat van dat systeem, zal kunnen toezien en adviseren hoe de leefstijl van ieder bijdraagt tot de collectieve performance. Door middel van regelmatig overleg in sessies met alle betrokkenen zou moeten worden besproken of en zo ja op welke wijze in de leefstijl/opstelling van iedereen mogelijke risico’s aan de orde zijn die bedreigend zijn voor de performance van allen, en vooral: wie daarin verantwoordelijkheid neemt om die risico’s binnen aanvaardbare grenzen te houden. Want risico’s blijven er, dat is bovenstaand hopelijk voldoende verduidelijkt. Het voert hier te ver om dieper in te gaan op de competenties en methodiek van die externe systeem’coach’ waarmee die in staat moet worden geacht om dat proces te kunnen bewaken en begeleiden.

Voortdurende begeleiding van topsporters ten aanzien van de genoemde risicovolle mix is noodzakelijk. Allereerst ter bescherming van de individuele sporter tegen de risico’s die inherent zijn aan de uitoefening van zijn ‘beroep’, bijvoorbeeld zoals ook met militairen gebeurt. Maar ook omdat grensoverschrijdend gedrag van sporters en/of coaches schade berokkent aan het aanzien van de sport. En vanuit economische belangen mag nog worden toegevoegd dat het kapitaalvernietiging betekent als een sporter in wie veel tijd, geld en aandacht is geïnvesteerd ineens als een waardeloos object op straat kan komen te liggen. Verbazingwekkend dat Betaalde Voetbal Organisaties en hun belangenorganisaties dat enorme bedrijfsrisico negeren. En voor de overige sporten met Olympische ambities betekent het ontlopen van de medeverantwoordelijkheid een beleid dat haaks staat op het streven bij de beste tien landen op de Olympische Spelen te willen gaan behoren.

Met een contextuele begeleidingsmethodiek zoals boven omschreven kunnen de risico’s binnen aanvaardbare grenzen worden gehouden. Want weggenomen kunnen ze niet worden: ze zijn eigen aan topperformen. De vraag moet dan ook worden gesteld of de KNGU de mensen in dienst heeft die de medeverantwoordelijkheid onder ogen durven te zien voor het ontstaan van dit debacle en de eigen nalatigheid durven te erkennen. Want waarom zou alleen Yuri moeten leren van zijn fouten en de KNGU niet? Het is triest dat het negeren van eigen verantwoordelijkheid ongestraft mag worden gecontinueerd, gesponsord met de contributies van leden en met publieke gelden, terwijl Yuri met levenslange uitsluiting van zijn sport wordt gestraft.

Hoeveel Yuri’s moeten er nog sneuvelen voordat de sportwereld de medeverantwoordelijkheid gaat nemen voor de structurele risico’s van grensoverschrijdend gedrag?

In dit artikel is de klacht onderbouwd, dat er binnen de sportwereld ernstige nalatigheid kan worden vastgesteld ten aanzien van het omgaan met de risico’s die inherent zijn aan topsport. De KNGU heb ik daarbij ten voorbeeld gesteld. Mijn doel is geweest die klacht te onderbouwen, en niet om die nalatigheid in een aanklacht richting KNGU te laten uitmonden, al loopt de KNGU wel dat risico. Ik ben geen jurist, en ga in dit soort zaken dan ook niet voor het gelijk van een der partijen, maar voor het geluk van alle partijen. Wellicht dat dit artikel daar een beetje toe bijdraagt.

Paul Ruijsenaars is sinds 1995 zelfstandig ondernemer met een advies- en coachingsbureau voor de sportwereld en het bedrijfsleven. Hij geeft advies over performance in intensieve samenwerkingsvraagstukken en over aanvaardbaar veilige sport- en werkomstandigheden. Ook was Ruijsenaars in 2007 mede-initiatiefnemer van het platform 'Stop de dopinginquisitie' en een van de genodigden in de 'Expertmeeting Sport en Doping' die het ministerie van VWS op 3 maart 2009 organiseerde. Hij is bestuurslid van ProProf, vakbond voor profvoetballers. Ruijsenaars is als basketballer oud-international (25 interlands) en is afgestudeerd als sociaal-psycholoog. Na zijn basketbalcarrière was hij vanaf 1983 tot en met 1996 actief in de verslavingszorg: als hoofd diagnostiek en aanmelding, daarna als hoofd van een klinische setting en later, bij het Nederlands Instituut voor Alcohol en Drugs, als opleider en supervisor.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst