Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

PVV, sport en bildung 16 november 2010

door: Jan de Leeuw

Dit jaar kwam de PVV twee keer in het nieuws met opvattingen met een impact op de sportwereld in Nederland. De eerste keer ging het om het voorstel van Wilders op 25 februari jl. dat iedere organisatie die een subsidieregeling met de overheid heeft, het dragen van hoofddoekjes zou moeten verbieden. Het tweede moment dat de PVV zich nadrukkelijk uitsprak over sport was enkele weken geleden (21 oktober jl.) toen de afdeling Den Haag van de PVV een tijdelijke allochtonenstop voorstelde bij het amateurvoetbal in de stad.

Publicist Cors van den Brink wees er op dat ook (sport)verenigingen in Nederland hun subsidie zouden kwijt raken als het idee van het verbod op het dragen van hoofddoekjes tot overheidsbeleid zou worden gemaakt. De verenigingen zouden een deel van de bevolking moeten weren als lid of moeten accepteren dat men geen subsidie zou krijgen. Van den Brink vond dat onacceptabel. Hij besloot als lid van de Alkmaarse atletiekvereniging Hylas een open brief te schrijven aan zijn sportbond, de Koninklijke Nederlandse Atletiek Unie. Hij schreef daarin: ‘Een dergelijke vorm van discriminatie is in tegenspraak met de basis en het wezen van de sport’. Hij refereerde ook aan de Tweede Wereldoorlog toen sportbestuurders onder druk werden gezet om bevolkingsgroepen op basis van ras of levensbeschouwing uit te sluiten.

Volgens Van den Brink berokkenen de opvattingen van Wilders veel schade aan recente positieve ontwikkelingen in de sport zoals het project ’Meedoen alle jeugd door sport’ waarbij gestimuleerd wordt dat allochtone jongeren gaan sporten en participeren in het verenigingsleven. Van den Brink waarschuwde voor een tweedeling in de Nederlandse sport.
In een reactie gaf de Atletiekunie aan dat bij de sport iedereen welkom is ‘ongeacht zijn of haar huidskleur, afkomst, seksuele geaardheid of geloof”.

Allochtonensport
Het tweede moment dat de PVV zich nadrukkelijk uitsprak over sport was enkele weken geleden (21 oktober jl.) toen de afdeling Den Haag van de PVV een tijdelijke allochtonenstop voorstelde bij het amateurvoetbal in de stad. De raadsfractie van de PVV stelde een aantal schriftelijke vragen en gaf ook als opvatting dat clubs in staat moesten worden gesteld allochtonen te weren als zij konden aantonen dat ‘een te grote hoeveelheid allochtonen leidt tot gigantische problemen’. Volgens de plaatselijke PVV ‘luiden de clubs al jarenlang de noodklok aangaande de ellende die speelt bij vele clubs met een hoog percentage niet-westerse allochtone leden.’

Men verweet het Haagse college weg te lopen voor ‘de gevolgen van massa-immigratie en daarmee gepaarde islamisering van het Haagse amateurvoetbal’. Er zou ook een Haagse Zwarte Lijst van wanbetalers moeten komen, omdat de ‘betalingsmoraal bij veel allochtone leden niet goed’ zou zijn. Voetbalclubs zouden hierdoor in de financiële problemen komen.
Direct barstte er kritiek los op deze opvattingen en nog voor het donker was, had de Haagse PVV het voorstel van een allochtonenstop teruggetrokken. Men hield wél vast aan de wijze waarop men de problemen had geschetst. Waarom men het idee van een tijdelijke allochtonenstop introk, is niet duidelijk. Denkbaar is dat men het inhoudelijk toch niet zo’n goed idee vond. Het zou ook kunnen dat de plaatselijke afdeling is teruggefloten door de partijleiding aangezien de rechtszaak tegen Wilders op dat moment ging spelen en ook de algemene beschouwingen van de Tweede Kamer er aan zaten te komen.

Zondebokmechanisme
Afgelopen weken was er in alle kwaliteitskranten aandacht voor het nieuwe boek van Rob Riemen: ‘De eeuwige terugkeer van het fascisme’. Riemen ziet een aantal parallellen tussen de opkomst van de PVV in de Nederlandse samenleving en het fascisme van de jaren twintig en dertig. Hij wijst op het ondemocratische karakter van de PVV: de charismatische leider; het exploiteren van het ressentiment onder de bevolking; het aanmeten van de rol van underdog; het aanwijzen van de vreemdeling als zondebok; bekrompen nationalisme; afwijzing van de elite en van het kosmopolitisme; het dedain ten opzichte van de cultuur, vooral de hogere cultuur.

Ideologisch kernstuk is ongetwijfeld de zondebok die de schuld krijgt van alle maatschappelijke problemen. In de jaren dertig waren dat de joden. Ze zaten achter het grootkapitaal, maar ook achter het bolsjewisme; ze hadden Duitsland in een crisis gestort; ze produceerden ‘entartete kunst’; ze vormden een vijfde colonne; etc. In de huidige samenleving zijn het de ‘buitenlanders’ en dan vooral de ‘niet-westers allochtonen’ c.q. de moslims. Eerder maakte ook de historicus Thomas van den Dunk een analogie van het zondebokmechanisme in de jaren dertig en nu in een column op de website van de Volkskrant (5 augustus jl.).

Bildung
Rob Riemers wijst op de verschillende mogelijkheden om de genoemde ontwikkelingen te weerstaan en te bestrijden. Uiteraard is er het politieke verzet waarbij hij samenwerking middels gedoogsteun door andere partijen - zoals VVD en CDA - afwijst. Dat leidt tot het ‘salonfähig’ maken van de opvattingen van de PVV. Afgelopen twee maanden ging hier het debat over, vooral in het CDA. Doekle Terpstra, lid van het CDA en voorzitter van de HBO-Raad, stemde tegen samenwerking van het CDA met de PVV. Hij is als voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Schaatsbond Bond ook een sportbestuurder.

Naast de politiek ziet Riemers ook een grote rol voor het onderwijs en de cultuur. Hij is een groot voorstander van ‘bildung’. Dit begrip heeft twee betekenissen. Aan de ene kant gaat het om een humanistisch ideaal: de zelfontplooiing van de burger. Maar bildung is ook een politiek ideaal. Bedoeld is dan de algemene ontwikkeling van alle menselijke kwaliteiten, dus niet alleen kennis, maar ook kritisch denken en ook het vermogen tot moreel oordelen. In het onderwijs is niet alleen persoonsvorming belangrijk maar ook algemene vorming.

Wat is nu de relatie tussen sport, fascisme en bildung? Welnu, bildung kan er aan bijdragen dat belangrijke Europese waarden zoals vrijheid, gerechtigheid, schoonheid, compassie en waarheid breed gedragen worden door de burgers. Daartoe is algemene kennis nodig van geschiedenis, wijsbegeerte, samenleving, cultuur, etc. In het onderwijs dient er aandacht te zijn voor deze zaken.

Bildung draagt er ook aan bij dat de burgers weerbaarder zijn tegen populistische opvattingen in de samenleving en de politiek. Door bildung zijn burgers beter in staat zelfstandig te opereren ten opzichte van de boodschappen die de media communiceren.

Afgelopen decennia is bildung in het onderwijs onder druk komen te staan: in het voortgezet onderwijs, in het beroepsonderwijs en ook in het universitair onderwijs. Belangrijke oorzaak daarvan is de claim het onderwijs en de wetenschap vooral te modelleren naar de eisen van het bedrijfsleven en de toekomstige beroepsuitoefening. Het onderwijs en de wetenschap zijn in toenemende mate geïnstrumentaliseerd voor deze twee doelen.

Lichtpunten
Toch zijn er ook lichtpunten in het onderwijs. Zo heeft de overheid in de wet op het Voortgezet Onderwijs (2005) de scholen verplicht aandacht te besteden aan burgerschapsvorming. Leerlingen hebben verschillende opvattingen over politiek, levensbeschouwing en moraal (waarden en normen). De school dient de ruimte te geven aan de leerlingen om deze opvattingen te ontdekken, te expliciteren en verder te ontwikkelen. Maar wat óók aandacht vraagt zijn de gedéélde waarden, normen en plichten. Deze vormen immers de fundering van de democratische rechtsstaat, de grond- en mensenrechten en het actieve burgerschap dat daarmee samenhangt en voor nodig is. Bij de gedeelde waarden kan gedacht worden aan gelijkwaardigheid, vrijheid (van meningsuiting en van godsdienst), eerbied voor de persoonlijke levenssfeer, begrip (voor anderen), verdraagzaamheid (tolerantie) en de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam.

Ook in het HBO-onderwijs zijn er positieve ontwikkelingen. Daar wordt sinds 2009 de HBO-standaard voor bacheloropledingen gehanteerd. Een van de vier elementen van die standaard betreft het ontwikkelen van beroepsethiek en maatschappelijke oriëntatie die past bij een verantwoordelijke professional. Ook op afzonderlijke hogescholen zijn er initiatieven om de bildungsgedachte vorm te geven. Zo biedt de Fontys Economische Hogeschool Tilburg (met de opleidingen SPECO, Johan Cruyff University en SPECO Sport & Media) een Special Programme aan voor gemotiveerde studenten. De belangrijkste doelstelling van dit programma is de student meer fundamenteel inzicht te geven in de historische, sociale, culturele, economische en politieke betekenis van sport en sportbusiness. Het betreft een verbredings- en verdiepingsprogramma met aandacht voor geschiedenis, filosofie, cultuur en samenleving, gerelateerd aan het fenomeen sport. Ook dat is bildung!

Jan de Leeuw is docent ethiek aan de opleidingen SPECO, Johan Cruyff University en SPECO Sport & Media in Tilburg. Deze opleidingen worden verzocht door Fontys Economische Hogeschool Tilburg. Hij is auteur van Sportbusiness en ethiek (uitg. DAMON, Budel 2007, ISBN 9789055737529). In 2008 was hij winnaar van de Fontys Kennisprijs. E-mail: j.deLeeuw@fontys.nl
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst