Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Atleten moeten zich zorgen maken over het biologisch paspoort 3 februari 2009

door: Klaas Faber

Topsport en doping. In het najaar van 2008 is onder deze titel een reeks artikelen gestart in De Pers, waarin Dominique Elshout allerlei aspecten van die problematiek de revue laat passeren. In een recente column (‘Open en eerlijk’, Brabants Dagblad, 22-12-2008) lukt het Dominique niet om bepaalde frustraties te verbergen: “Hoe meer je je in de materie verdiept, hoe moedelozer je ervan wordt. Liegen en bedriegen, politiek, steeds grotere commerciële belangen, met de waarheid heeft niemand veel op.”

De hierboven geschetste frustratie is voor de meeste ‘gewone mensen’ goed invoelbaar. De dopingproblematiek is immers betrekkelijk oud. In de Tour de France wordt bijvoorbeeld al sinds 1968 op het gebruik van doping getest. De directe aanleiding hiervoor was Tom Simpson’s tragische overlijden op de Mont Ventoux een jaar eerder, waarbij doping een belangrijke rol speelde. Niettemin lijkt een oplossing nog steeds niet in zicht. Adequaat testen op doping is blijkbaar moeilijker dan een mens naar de maan te schieten.

Lage pakkans met traditionele testen
Het uitblijven van een oplossing hangt sterk samen met de grootste frustratie van de anti-dopingonderzoekers: de lage pakkans met traditionele testen. Uiteraard is het zo dat het testen op doping per definitie achterloopt op de trucs die bedacht worden door de tegenpartij, maar enigzins achterlopen is niet het probleem. Je hoeft immers geen nagenoeg honderd procent pakkans te halen om doping te ontmoedigen. Bij zeg tien procent houdt het - vanwege het herhaalde testen - ook snel op. Echter, die betrekkelijk lage pakkans wordt waarschijnlijk niet eens gehaald. Verder is het zo dat het aantal stoffen dat als doping gezien kan worden voortdurend toeneemt. Neem alleen al de steroïden. Enkele jaren geleden waren er zeker 250 via internet te koop van ‘underground chemists’. Echter, er wordt op slechts ruim vijftig van die stoffen getest!

Het biologisch paspoort: ‘een flinke stap vooruit’
Met name het ontwikkelen van testen ‘op maat’ voor ieder nieuw stofje (of methode) lijkt dus een kansloze missie; het is als dweilen met de kraan open. In de strijd tegen doping is derhalve onlangs een nieuwe weg ingeslagen. In plaats van het traditionele directe testen voor een bepaald stofje wordt gekeken naar het indirecte effect van doping. Het gebruik van doping leidt namelijk tot verandering van bepaalde bloedwaarden. Door voor een atleet deze bloedwaarden te meten als er nog geen dopinggebruik speelt, krijg je wat het biologisch paspoort wordt genoemd. Gebruikt een atleet in de toekomst doping, dan leidt dat namelijk tot bloedwaarden die afwijken van de ‘normale’ waarden die in zijn biologisch paspoort staan. Bingo! Voor het verkrijgen van geschikte monsters moet de atleet ten allen tijde beschikbaar zijn – de beruchte ‘whereabouts’.

De theoretische achtergrond is simpel en helder. Er komt voor een nieuw monster een kans uit de computer dat de bloedwaarden afwijken van 'normaal', als resultaat van een recht-toe-recht-aan berekening. Manipulatie d.m.v. doping wordt geconcludeerd als die kans voldoende groot is – zeg 99.9%.

De gebruikte methodologie is trouwens zeker niet nieuw en derhalve hooguit innovatief te noemen met betrekking tot de toepassing in de sport. Het equivalent van het biologische paspoort wordt al jaren wereldwijd met groot succes toegepast in productieprocessen in de industrie. In plaats van bloedwaarden meet men procesparameters gedurende een bepaalde periode waarin de productie ‘normaal’ verloopt. Gaan de procesparameters op een gegeven moment te veel afwijken van ‘normaal’, dan leidt dat tot ingreep in het proces om het eindproduct te redden. Het optimaliseren van productieprocessen is vaak een logisch traject. Diverse firma’s verspreiden software waarvan naar schatting tienduizenden licenties in omloop zijn. Hoe men die software correct moet gebruiken, wordt vooral aan honderden universiteiten en hogescholen onderwezen.

Met dit als achtergrond wekt de volgende beschrijving van het biologisch paspoort (AD, 7-1-2009) op zijn minst bevreemdend. Volgens directeur Herman Ram van de Nederlandse Dopingautoriteit zou het biologisch paspoort een flinke stap vooruit zijn in de eeuwige strijd tegen doping. ’Het is de bedoeling dat per jaar van elke renner minimaal zes bloed- en vier urinemonsters worden afgenomen. Negen wetenschappers bekijken vervolgens in wisselende groepen de bloedprofielen en bepalen aan de hand van eventuele schommelingen van de (onderlinge) bloedwaarden of sprake is van doping. De kennis daarover zal zich steeds meer verfijnen, maar de beoordeling blijft mensenwerk. En in geval van twijfel krijgt de sporter altijd het voordeel.’

Implementatie zonder theoretische onderbouwing? Subjectief!
Hier derhalve geen recht-toe-recht-aan berekening, zoals de (oude) theorie voorschrijft, maar mensenwerk(?). Geen objectieve vaststelling van dopinggebruik, zoals het bedoeld is, maar een subjectief groepsproces! Stel je een fabriek voor waar een schommeling in procesparameters door (negen) wetenschappers moet worden beoordeeld voordat actie kan worden ondernomen! Waar ter wereld is dat acceptabel? De introductie van deze ad-hoc procedure suggereert dat men ofwel de theorie niet begrijpt, of dat het biologisch paspoort ten tijde van toepassing nog in een experimentele fase verkeert. Beide verklaringen doen het slecht in de industrie.

Wat nu te denken van het omineuze ‘En in geval van twijfel krijgt de sporter altijd het voordeel.’? Hoe moet dit anders uitgelegd worden dan dat de onderzoekers op de stoel van de rechter gaan zitten? Atleten moeten zich volgens mij zorgen maken over de praktische implementatie van het biologisch paspoort, zoals die hierboven door Herman Ram wordt geschetst. Ik bedoel hier uiteraard de ‘schone’ atleten. Grote zorgen wellicht, daar het systeem van de whereabouts er sowieso een is waarbij de goeden onder de slechten lijden.

Aanvullend ‘food for thought’
Het wegvallen van de oorspronkelijke theoretische onderbouwing schept uiteraard (onnodig) ruimte voor speculeren:
• Wat gebeurt er als een verdachte atleet meer dan negen wetenschappers voor de contra-expertise aanvoert? Die zijn makkelijk te vinden omdat de methodologie zich niet beperkt tot het testen op doping. Of een enkele topexpert?
• Wat gebeurt er als de dopingonderzoekers het onderling oneens zijn? Zoiets gaat ongetwijfeld meespelen in toekomstige beoordelingen. Je wilt toch geen ruzie maken met je collega’s?
• Wat te doen als de theorie in de toekomst alsnog naar behoren gaat functioneren? Gaan we dan de ad-hoc procedure vervangen? Een dergelijke trendbreuk is natuurlijk uitermate ongewenst. In de industrie spreekt men dan ook heel passend van ‘right first time’.
• Op dit moment mogen monsters acht jaar bewaard worden om die alsnog te analyseren. Bij het biologisch paspoort gaat het om de beoordeling van gegevens en die gegevens zijn in principe voor een onbepaalde periode houdbaar. Zijn de dopingonderzoekers nu van plan zich het recht toe te eigenen om over een onbepaalde periode terug te kijken? Het lijkt me fair dat ‘positieve’ atleten dat op hun beurt ook kunnen eisen om te checken of het eigenlijk ‘negatief’ had moeten zijn.

Liever ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald
Het biologisch paspoort is door de bedenkers met veel bombarie in het tijdschrift Nature gepresenteerd als een nieuw paradigma of denkmodel (‘Doping: a paradigm shift has taken place in testing’, 11-9-2008). Het valt me tegen. Ik betwijfel dan ook of hier voldoende over bepaalde praktische bezwaren is nagedacht. Zijn dan nu de atleten op weg naar de volgende frustratie?

Klaas Faber is in 1994 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen gepromoveerd in de chemometrie. Hierop volgden twee jaar onderzoek in de VS. Tussen 1996 en 2002 heeft hij chemometrisch en statistisch advies gegeven binnen het Nederlands Forensisch Instituut (Rijswijk) en de Agrotechnology and Food Sciences group (Wageningen). Vanaf 2002 voert hij deze activiteiten zelfstandig uit, zie www.chemometry.com. Daarnaast onderhoudt hij contacten met meer dan tien verschillende universiteiten voor het verder ontwikkelen en toepassen van methoden voor onderzoek.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst