Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Meer bewegen als meer bewegen mogelijk is: sport, bewegen en omgevingswet (deel 2) 15 mei 2018

door: Tim van Schie & Johan Steenbergen

In een tweeluik beschouwen we sportstimulering in relatie tot de omgevingswet. Deel 1 is vorige week gepubliceerd en legt het accent op het beïnvloeden van gedrag. In dit afsluitende deel 2 lichten we een tipje van de sluier over de relatie tussen de inrichting van de fysieke leefomgeving en beweeggedrag. 

De metafoor over de berijder, de olifant en het geëffende pad uit deel 1 laat zien dat een meervoudige benadering op gedragsverandering essentieel is. Kort samengevat: om gedrag te veranderen moet je het hoofd (lees ‘verstand’), het hart (lees ‘gevoel’) en de omgeving beïnvloeden1. In dit tweede deel staat de omgeving - specifieker de fysieke omgeving - centraal. 

De aanleiding hiervoor is dat veel gemeenten in het proces zitten van het ontwikkelen van een omgevingsvisie. Uit een verkenning blijkt dat gemeenten onder meer behoefte hebben aan evidentie. Om hieraan tegemoet te komen gaan we in dit deel in op wetenschappelijke bewijslast over de relatie tussen de inrichting van de fysieke omgeving en bewegen.

‘Een beweegvriendelijke omgeving stimuleert, faciliteert en verleidt mensen om te sporten, bewegen, spelen, verplaatsen en ontmoeten’2. Bij een beweegvriendelijke omgeving onderscheiden we functioneel bewegen van recreatief en sportief bewegen3. Een beweegvriendelijke omgeving (lees: het pad effenen) in relatie tot functioneel bewegen gaat over het creëren van bereikbare alledaagse voorzieningen te voet of per fiets. Het betreft goed onderhouden wandel- en fietspaden, veiligheidsmaatregelen en fietsparkeermogelijkheden bij de scholen, winkels en sportparken. Recreatief en sportief bewegen gaan over goede en veilige openbaar toegankelijke sport-, spel- en recreatieve voorzieningen zoals playgrounds, schoolpleinen, trapveldjes, speeltuinen en skate- en hardlooproutes. Ook speelruimte in openbaar groen is een manier om inwoners te interesseren en te verleiden tot bewegen. 

XL17FotoBijColumnXLTimVanSchieJohanSteenbergen-1
Ingrediënten voor een beweegvriendelijke omgeving: een verkenning
Interessant is dus, vanuit de in deel 1 beschreven relationele visie op bewegen, te kijken hoe we beweeggedrag van mensen kunnen beïnvloeden door de openbare ruimte op een bepaalde manier in te richten. In wetenschappelijke literatuur treffen we enkele ingrediënten aan over de relatie tussen de fysieke leefomgeving en beweeggedrag. 

  • Voorzieningen in de buurt 
    Hoe dichterbij openbare parken en speelplaatsen, hoe actiever kinderen van 3-5 jaar zijn4. Kortere afstanden naar school stimuleren dat kinderen deze weg lopend of fietsend afleggen5. Ook kinderen van 3-12 jaar6, adolescenten van 12-18 jaar7 en ouderen van boven de 658 bewegen meer als voorzieningen in de buurt liggen. 65-plussers wandelen vaker als meer recreatieve voorzieningen in de buurt zijn en als de paden naar deze voorzieningen beter zijn8. Faciliteiten in de buurt zoals winkels, een bibliotheek of een brievenbus nodigen ouderen uit tot meer wandelen9.
     
  • Veilig verkeer
    Een veilige leefomgeving moedigt aan tot meer bewegen, vooral voor kinderen. Onderzoek van TNO laat zien dat minder kruispunten en minder hard rijdende auto’s en motoren leiden tot meer tijd dat wordt besteed aan buitenspelen5. Volgens ouders verbeteren voetganger- en fietspaden, veilige routes en bescherming tegen snelverkeer de veiligheid voor buiten spelen door kinderen4.
     
  • Groene ruimte en een schone leefomgeving
    Meer groene ruimte stimuleert tot meer beweging. Voor kinderen betekent de aanwezigheid van groene speelruimte dat zij meer buitenspelen. ‘In buurten die aan de norm van 75 m2 groen per huishouden binnen een straal van 500 meter voldoen, wordt tien procent meer buiten gespeeld’10. Voor ouderen zijn esthetische omgevingskenmerken van belang. Ouderen gaan vaker wandelen als er meer groenvoorzieningen aanwezig zijn en er weinig straatvuil is. Ook door minder graffiti en minder vandalisme bewegen ouderen meer. Naast dat ouderen meer gaan bewegen, leidt een goede inrichting van de leefomgeving tot meer zelfredzaamheid en een verbeterd welzijn9. De Gezondheidsraad adviseert het ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport dan ook om meer groen voor recreatie aan te leggen. 
     
  • Verbindingen en beloopbaarheid in de buurt
    Straten in de buurt die niet doodlopen en verschillende routes om van plek naar plek te komen zorgen ervoor dat jongeren vaker bewegen in parken en de weg lopend naar school afleggen7. Ook ouderen bewegen meer als er goede verbindingen in de wijk zijn8. Bewegingsmogelijkheden voor wandelen (beloopbaarheid) in de buurt stimuleert dat jongeren zich actief bewegen door te lopen, fietsen of skateboarden. Daarbij laten jongeren in goed beloopbare buurten minder sedentair gedrag zien11

Kortom, wetenschappelijke literatuur laat zien dat de fysieke leefomgeving jong en oud kan stimuleren en verleiden tot alledaagse en sportieve beweging. Wil je als gemeente het gedrag van inwoners beïnvloeden, mensen in beweging brengen en bijdragen aan gezondheidsbevordering, vergeet dan niet de fysieke omgeving te veranderen. Neem een beweegvriendelijke omgeving - en dus gezondheidsbevordering - mee in het afwegingsproces en bij planvorming voor de inrichting van ruimte in omgevingsvisies. Natuurlijk spelen ook andere factoren een rol, maar veranderen (lees: meer bewegen) kan alleen als verandering ook daadwerkelijk mogelijk is in een omgeving die uitnodigt tot beweeggedrag!

De Sport Kernindicator Beweegvriendelijke Omgeving
Hoe beweegvriendelijk is jouw gemeente? De Sport Kernindicator Beweegvriendelijke Omgeving laat zien hoe de gemeente scoort op zes aspecten: 

  • sportvoorzieningen; 
  • speelplekken; 
  • beweegruimte; 
  • routes; 
  • buitengebied; 
  • nabijheid. 

Beweegvriendelijke Omgeving is één van de Sport Kernindicatoren die zijn benoemd door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De kernindicator kun je toepassen om concrete doelen vast te stellen en de ruimtelijke kant van sport en bewegen te monitoren.

Referenties

  1. Heath, C. & Heath, D. (2010). Switch – Veranderen als verandering moeilijk is. Amsterdam: Pearson.
  2. L'abée, D., Kunen, M., & Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) (2013). Beweegvriendelijke omgeving: reisgids met ervaringen, inspiratie en instrumenten. Ede: Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB).
  3. DSP-Groep, & Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) (2012). De Beweegvriendelijke Omgeving Scan (BVO Scan): hoe beweegvriendelijk is uw buurt of wijk? Ede: Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB).
  4. Buro, B., Gold, A., Contreras, D., Keim, A.L., Mobley, A.R., Oscarson, R., Peters, P., Procter, S., Smathers, C., (2015). An Ecological Approach to Exploring Rural Food Access and Active Living for Families With Preschoolers. Journal of Nutrition Education and Behavior 47 (6), 548-554.
  5. Vries SI de, Slinger J, Schokker DF, Graham JMA, Pierik FH. Beweegvriendelijke stadswijken voor kinderen; Resultaten van een quasi-experimenteel onderzoek. Leiden: TNO Kwaliteit van Leven, 2010.
  6. Ding Ding, Sallis, J.F., Kerr, J., Lee, S., Rosenberg, D.E. (2011). Neighborhood Environment and Physical Activity Among Youth. A Review. American Journal of Preventive Medicine, 41(4), 442–455.
  7. Rosenberg, D., Ding Ding, Sallis, J.F., Kerr, J., Norman, G.J., Durant, N., Harris, S.K., Sealens, B. (2009). Neighborhood Environment Walkability Scale for Youth (NEWS-Y): Reliability and relationship with physical activity. Preventive Medicine 49, 213–218. 
  8. Van Cauwenberg, J., de Bourdeaudhuij, I., de Meester, F., van Dyck, D., Salmon, J., Clarys, P., Deforche, B. (2011). Relationship between the physical environment and physical activity in older adults: A systematic review. Health & Place 17, 458–469.
  9. Schop-Etman, A. (2017). Built environment, physical activity, and frailty among older persons. Rotterdam: Erasmus Universiteit Rotterdam.
  10. Bade, T., Smid, G., & Tonneijck, F. (2011). Groen loont!: over maatschappelijke en economische baten van stedelijk groen. De Groene Stad. 
  11. Sallis, J.F., Conwaya, T.L., Caina, K.L., Carlsonb, J.A., Frankc, L.D., Kerra, J. Glanzd, K., Chapmane, J.E., Sealens, B.E. (2018). Neighborhood built environment and socioeconomic status in relation to physical activity, sedentary behavior, and weight status of adolescents. Preventive Medicine, 110, 47-54.

Referenties deel 1

  1. Heath, C. & Heath, D. (2010). Switch – Veranderen als verandering moeilijk is. Amsterdam: Pearson.
  2. Gibson, J.J. (1979/1e druk). The ecological approach to visual perception. Taylor & Francis Ltd.


Tim van Schie ondersteunt met een achtergrond in Sportkunde en Sociologie gemeenten, lokale professionals en sport- en beweegaanbieders bij het vormgeven van sportbeleid en -praktijk. Hierbij vindt hij het belangrijk te werken op basis van beschikbare wetenschappelijke kennis en kwalitatieve instrumenten die zich in de praktijk hebben bewezen. Als adviseur trainee bij Kenniscentrum Sport en Kennispraktijk doet hij onderzoek naar de rol van sport en bewegen binnen de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking zal treden. Tevens houdt hij zich bezig met vraagstukken over de kwaliteit van sport- en beweegaanbod én monitoring en evaluatie.
 
Johan Steenbergen is mede-directeur van Kennispraktijk. Hij verricht (sport)onderzoek, adviseert teams en organisaties over operationele, tactische en strategische opgaven. Kennispraktijk is gevestigd op het Horapark in Ede. Voor meer informatie: j.steenbergen@kennispraktijk.nl en www.kennispraktijk.nl.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst