Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Dubbelspel: instrumentalisering van de sportvereniging vraagt democratisering 25 oktober 2016

door: Marian ter Haar

Maikel Waardenburg schreef recentelijk een proefschrift over de vraag 'Hoe spelen sportverenigingen in op instrumentalisering door overheden?' Hij onderzocht hoe sportverenigingen in toenemende mate in de belangstelling staan van overheden. Steeds vaker is de sportvereniging partner in de uitvoering van beleid op het gebied van publieke gezondheid en leefbaarheid. Deze aandacht is niet nieuw maar krijgt sinds een decennium, zo betoogt Waardenburg, een dubbel instrumenteel karakter. De gemeente heeft de sportvereniging nodig en de sportvereniging maakt slim gebruik van het beleid voor haar eigen bestaanszekerheid. Uit het proefschrift van Waardenburg blijkt dat deze samenwerking op het punt van professionele logica en de democratische beginselen aan transparantie kan winnen. Daaraan wil ik mijn bijdrage wijden. Eerst schets ik kort hoe ik de conclusie van Waardenburg interpreteer.

Waardenburg schetst aan de hand van twee cases hoe de gemeente en de sportvereniging gebruik maken van elkaar. Ze doen dit elk vanuit hun eigen institutioneel belang. Zij legitimeren sport als instrument met vanuit hun specifieke institutionele context gewaardeerde argumenten. Een van de twee clubs doet bijvoorbeeld mee aan een sportimpulsaanvraag voor nieuwe doelgroepen om haar verenigingsmanager te behouden. Het andere clubargument is door uitbreiding van doelgroepen (bijvoorbeeld deelname van gehandicapten) een imago te realiseren dat haar overlevingskansen als vereniging bij haar sponsors en partners vergroot.

"Gemeenten en sportverenigingen gebruiken elkaar om hun eigen doelen na te streven, dat kenmerkt het dubbelkarakter van deze tactiek"

Onder invloed van subsidie aan de sportvereniging realiseert de gemeente bij de vereniging betere accommodaties, de aanstelling van buurtsportcoaches, aanbod voor speciale groepen en projecten die leefbaarheid en participatie bevorderen. De regelingen stimuleren een door de gemeente gewenste vormgeving in de aanpak van de veranderingen door het gebruik van effectieve interventies of specifieke samenwerkingsverbanden zoals sport en zorg.

Zolang gemeenten en verenigingen elkaar niet in de wielen rijden lijkt er niks aan de hand. Gemeenten en sportverenigingen profiteren van de situatie, zo is de conclusie uit het proefschrift. Beiden gebruiken elkaar om hun eigen doelen na te streven, dat kenmerkt het dubbelkarakter van deze tactiek. Het ambigue van hun instrumentele relatie zou als een kracht kunnen worden gezien, ware het niet dat het een tamelijk ondoorzichtige praktijk is. Dergelijke processen dragen onvoldoende bij aan transparantie en democratisch besturen.

Democratisch besturen
De waarden resultaatgerichtheid, behoorlijkheid en responsiviteit (Boogers, 2013, p.20 e.v.), staan bij overheden hoog in het vaandel en geven uitdrukking aan democratisch besturen. In de bestuurspraktijk die Waardenburg onderzocht lijkt de meeste aandacht naar de resultaten uit te gaan. Verenigingen omarmen deze waarden ook, zo blijkt uit hun toegenomen belangstelling voor programma’s als de Open Club of de sportplusvereniging die nadrukkelijk gericht zijn op participatie en maatschappelijke waardecreatie. Maatstaven voor transparantie en good governance leven onder zowel gemeenten als verenigingen, toch ligt het accent sterk op het resultaat.

Veel van de gemeentelijke plannen komen tot stand via landelijke maatregelen. De combinatiefunctionaris, de buurtsportcoach en de sportimpuls zijn daar voorbeelden van. De professionalisering in de sport wordt belichaamd door deze functionarissen. Het evidence based-denken is via subsidieregelingen van de overheid in de sport geïntroduceerd. Daarover is discussie ontstaan die gaat over de ruimte voor lokale verschillen (in vraag en mogelijkheden) en die de gemeente aan lokale professionals en vrijwilligers wel of niet zou moeten geven.

"Samenwerking tussen professionals en vrijwilligers is vaak rommelig, chaotisch en er komt steeds van alles tussen"

Sacket (1996) wees al op het belang van de bijdrage van de eigen inschattingen van betrokkenen en niet alleen de professional. Aan de hand van de BeweegKuur heb ik laten zien dat dergelijke samenwerking tussen professionals en vrijwilligers vaak rommelig, chaotisch is en dat er steeds van alles tussenkomt: toeval, veranderende omstandigheden, het komen en gaan van mensen en daarmee steeds veranderende betrokkenheid. Een proces dat vraagt om communiceren en improviseren (Ter Haar, 2014).

Werkwijzen en trainingsmethoden van de sportvrijwilliger zitten in de hoofden, handen en harten van mensen. Bedoelingen zijn besproken maar het doorgronden van de werkwijzen en de legitimaties kunnen toevertrouwen aan het papier is lastig. Succesvol aanvragen vraagt professionele begeleiding. Daarom is lang niet iedere vereniging in staat gebruik te maken van subsidies. En onbedoeld gaat een steuntje in de rug dat juist die verenigingen kunnen gebruiken aan hun neus voorbij. Het inhuren van adviseurs die tegen forse tarieven de aanvraag verzorgen komt ook geregeld voor. Onbedoeld worden sterke verenigingen sterker en worden de verschillen met zwakkere verenigingen groter. Dit schimmenspel draagt niet bij aan transparantie en aan gelijke kansen.

Behoorlijk, professioneel, ja maar naar wiens maat?
Zolang de gemeente trekt aan resultaten op het sociale domein en de vereniging vooral inzet op talentontwikkeling en presteren heeft de buurtsportcoach of verenigingsmanager in gesprek met beide een probleem. Niet alleen is het lastig hen beide tot tevredenheid te stemmen, het draagt niet bij aan een duidelijke beroepsidentiteit. Waar ligt zijn loyaliteit? Bij de vereniging of in het lokale sociale domein? De buurtsportcoach kent (nog) geen beroepsprofiel met een officiële opleiding of omschreven competenties met een duidelijk kennisgebied. De praktijk is jong, weerbarstig en volop in ontwikkeling. Het is pionieren zonder collegiale uitwisseling of leiding. Veel van dit nieuwe vak leert de buurtsportcoach in de praktijk door het opbouwen van ervaring. Het streven is expertise te ontwikkelen die goed geïntegreerd is in de lokale sociale- en sportcontext. Voorlopers nemen deel aan een pilot om hun beroepsuitoefening beter in beeld te krijgen en zichzelf professioneel verder te ontwikkelen.

"Tal van dilemma’s doen zich voor met vrijwilligers van diverse pluimage waar sturing geregeld onduidelijk is of sterk op verouderde tradities rust of geheel afwezig is"

Toch heeft de gemeente de verwachting dat er sprake is van professionele logica, waarin het handelen van buurtsportcoaches doordacht is en klopt in relatie tot de doelgroep en de vereniging. Het zijn niet alleen rationele en praktische vragen, buurtsportcoaches moeten kiezen. Uit tal van dilemma’s die zich voordoen met vrijwilligers van diverse pluimage waar sturing geregeld onduidelijk is of sterk op verouderde tradities rust of geheel afwezig is. Hoe is de sportvereniging als gemeenschap betrokken bij de projecten en wat is daar de stemming? Dat zijn de vragen waarmee de buurtsportcoach bij zichzelf, bij betrokkenen in de vereniging en bij collega’s te rade moet kunnen gaan om te voorkomen dat bepaalde groepen toch niet mee kunnen doen of er onvoldoende steun is voor de plannen.

Responsiviteit en de ontvankelijkheid
Responsiviteit gaat over de wederkerigheid. Worden signalen vanuit de samenleving en de burgers opgepakt (Gulikers, 2016)? In hoeverre is de gemeente en het verenigingsbestuur ontvankelijk en doende met de inbreng vanuit de vereniging en haar omgeving? Hoe breed geïnformeerd en besproken is het initiatief om als vereniging bij te dragen aan het lokaal sociaal beleid, kunnen zij ook meedenken over de aard en vormgeving ervan? En hoe ontvankelijk zijn beide partijen voor elkaars opvattingen, worden zaken en personen eerlijk open besproken, worden er geen groepen buitengesloten? Zijn de gemeente en het verenigingsbestuur werkelijk geïnteresseerd in de uitvoering?

Ik denk dat we nog een wereld te winnen hebben in de samenwerking tussen gemeenten en verenigingen. Open het gesprek in gaan, werkelijk intrinsiek nieuwsgierig naar elkaars verwachtingen en mogelijkheden zijn is een eerste stap op weg naar meer openheid en vertrouwen. Trajecten als de sportplus-vereniging of de open clubfilosofie ontlenen hun waarde - zo heb ik ervaren - vooral aan de interessante en oprechte gesprekken over hoe die concepten uit te lijnen zijn naar de specifieke kenmerken van de club, haar sport, de leden en haar omgeving. Het gesprek over de vereniging en de belangstelling van buiten en het meedenken geeft de doorslag in de waardering van het streven ongeacht of het al dan niet leidt tot het keurmerk.

In Utrecht heeft de afdeling sport van de gemeente ter voorbereiding van haar sportnota gesprekken gevoerd over de rol van de vereniging over deelthema’s uit het sociale beleid. Dat wordt gewaardeerd en het geeft over en weer binding en een goede uitwisseling van informatie en verwachtingen. In de Achterhoek maakte ik drie dorpsgesprekken mee over de toekomstige bijdrage van verenigingen aan de veerkracht en de identiteit van deze dorpen. Ook die gesprekken geven de gelegenheid over en weer elkaars verwachtingen te horen waar je elkaar kunt steunen en versterken.

"Een duurzame betrokkenheid realiseren tussen leden onderling vraagt om het uitspreken van verwachtingen elke keer weer en opnieuw"

Gebrek aan transparantie en democratische beginselen in de samenwerking tussen sport en gemeenten bevestigen gebrek aan vertrouwen in de democratie. Bestuursleden en vrijwilligers moeten aanhoudend proberen het gesprek in de vereniging te voeren en zo veel mogelijk mensen erbij te betrekken. Zoeken naar betere samenwerking waarin je aansluiting vindt bij de wensen, de energie en ambities van leden, naar hen luisteren en uitnodigen zelf eigenaarschap te nemen. Geef ruimte aan nieuwe mensen hun plannen te realiseren. Een duurzame betrokkenheid realiseren tussen leden onderling vraagt om het uitspreken van verwachtingen elke keer weer en opnieuw. Die gesprekken gaan over wat er in en buiten de vereniging gaande is inclusief de maatschappelijke rol van de vereniging. Deze gesprekken liggen ook buiten de inner circle.

De verenigingsmanager, de combinatiefunctionaris of de buurtsportcoach hebben met het bestuur en de vrijwilligers een sleutelpositie in het realiseren van een solide democratische basis voor de rol die de vereniging als gemeenschap wil spelen in haar omgeving.

Literatuur

  • Boogers, M. (2013). Hoe beoordelen inwoners hun gemeentebestuur en waar hangt dat oordeel van af?, Bestuurswetenschappen, 4, 19-40.
  • Ter Haar, M. (2014). Communiceren en Improviseren, omgaan met dynamiek en complexiteit bij de ontwikkeling en implementatie van een gezondheidsinterventie. Amsterdam: UvA
  • Waardenburg, M. (2016). Dubbelspel, Over instrumentalisering van de sportvereniging. Nieuwegein: Arko
  • Gulikers, H. (2016). Sociaal verantwoord, betekenisvolle, leerzame en democratische verantwoording van sociaal werk. Utrecht: Universiteit van Humanistiek

Dr. Marian ter Haar werkt als staffunctionaris kwaliteit bij Kenniscentrum Sport. Zij promoveerde in 2015 met haar proefschrift ‘Communicatie en Improvisatie; omgaan met dynamiek en complexiteit bij de ontwikkeling en implementatie van een gezondheidsinterventie’. Als bestuurslid van Stichting Nieuw-Welgelegen in Utrecht was ze jarenlang nauw betrokken bij het reilen en zeilen van de sportverenigingen die in deze multifunctionele sportaccommodatie onderdak hebben gevonden. Voor meer informatie: marian.terhaar@kcsport.nl

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst