Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Zonder probleem geen aandacht, de lastige positie van gezonde niet-sportende 20-60 jarigen 5 juli 2016

door: Remko van den Dool

Overheidsbeleid is doorgaans bedoeld om problemen op te lossen. Toch vraag ik aandacht voor mensen die momenteel geen speciale problemen hebben, maar waarvan te verwachten is dat zij deze op termijn gaan krijgen. Het betreft namelijk de toekomstige gezondheid van ruim 4 miljoen mensen die (veel) te weinig bewegen en/of sporten in de leeftijd van 20 tot 60 jaar (volgens Nederlandse Norm Gezond Bewegen). Zij vormen 46 procent van de 20- tot 60-jarigen. Van deze 4 miljoen mensen zeggen 3,3 miljoen een (zeer) goede gezondheid te hebben. Geen beperkingen dus om te bewegen. Een deel van hen heeft ook andere risicofactoren zoals overgewicht en roken. Zij krijgen relatief weinig aandacht bij sport- en beweegstimulering. Waarom is dat zo? Een poging om me in de doelgroep in te leven plus enkele kanttekeningen bij de effectiviteit van het huidige beleid.

In principe bestaat er bij beleidsmakers voldoende bewustzijn dat Nederlanders in het algemeen te weinig aan sport en bewegen doen. De beschikbare informatie laat zien dat de sportdeelname met de leeftijd drastisch afneemt (‘skihelling’-grafiek). De nota Tijd voor Sport uit 2005 van het Ministerie van VWS besteedde al aandacht aan deze algemene doelgroep. Dit bewustzijn heeft inmiddels geleid tot meerdere, vooral kleinschalige, initiatieven/proeftuinen om mensen te stimuleren meer te gaan sporten en bewegen. Ook sportbonden zijn actief op dit gebied.

Buurtsportcoaches in grotere steden richten zich vrijwel uitsluitend op sportverenigingen en kinderen

Los van algemene voorlichting en het bestaande sport- en beweegaanbod krijgt de groep echter momenteel weinig gerichte stimulans om meer te bewegen. Dit in tegenstelling tot specifieke doelgroepen. Een (ongepubliceerde) analyse van de inzet van buurtsportcoaches in enkele grotere steden in 20141 laat bijvoorbeeld zien dat zij zich vrijwel uitsluitend richten op sportverenigingen en kinderen.

Interventies voor kinderen
Een zelfde beeld komt naar voren uit een eenvoudige analyse van het aanbod van interventies op de website Netwerkinbeweging.nl. Ruim de helft van alle 222 interventies richten zich op kinderen (118). Van de overige interventies hebben 36 een algemene volwassen doelgroep, 15 zijn gericht op ouderen en 68 op volwassen met specifieke problemen zoals beperkingen en overgewicht.

Bij kinderen bestaat de impliciete theorie dat ook voor sport en bewegen jong geleerd oud gedaan geldt. Helaas blijkt dat voor de huidige generatie 20- tot 60-jarigen niet voor iedereen te gelden want van hen zijn velen opgegroeid met lessen lichamelijke opvoeding en sporten bij een vereniging. Blijkbaar heeft dit bij hen niet tot een blijvend enthousiasme geleid. Een deel blijft hun favoriete jeugdsport nog lange tijd beoefenen, soms tot na het veertigste jaar. Maar bij veel mensen blijkt al dat zij in de puberteit, het moment dat de sportieve eisen wat strenger worden, minder goed meekomen.

Een reden kan zijn dat veel sport vanaf 12 jaar sterker op competitie en prestatie is gericht. Veel stoppers beginnen na hun jeugdsport een individuele duursport. Een belangrijk deel komt echter niet meer aan sport toe. Hierdoor ontstaat de grote groep 20-60 jarigen die onvoldoende sport en beweegt. Meer aandacht voor deze groep lijkt gewenst.

Er zijn geen medici en patiëntengroepen die opkomen voor de belangen van 20- tot 60-jarigen

Een reden voor de beperkte aandacht voor de (diffuse) groep beweegarmen, komt ongetwijfeld doordat zij slecht georganiseerd zijn. Er zijn geen medici en patiëntengroepen die voor hun belangen opkomen, ze hebben geen organisatie om hun plaats in de accommodaties op te eisen, ze praten niet regelmatig met een gemeente zoals sportverenigingen dat wel doen. Ook qua aanbod vallen zij een beetje tussen de wal en het schip. Voor speciale beweegprogramma’s zoals voor kwetsbare ouderen zijn zij te jong, bij verenigingen voelen zij zich minder snel thuis en voor zich zelf sporten in fitnesscentra of door hard te lopen spreekt hen blijkbaar niet aan.

Overheidsvoorlichting
Een andere hindernis voor het stimuleren van deze groep is de manier waarop de overheid mensen wil beïnvloeden. Een aanvaarde vorm is mensen voorzien van informatie. Een groot deel van de mensen die momenteel onvoldoende beweegt is daar minder gevoelig voor2. Via overheidsvoorlichting en talloze artikelen in de media weten zij inmiddels allang dat bewegen gezondheidsproblemen kan voorkomen of verminderen. Beleidsmakers gaan er te veel van uit dat iedereen met verstand en rede is te overtuigen, en eenmaal overtuigd, van gedrag zal veranderen.

Voor het veranderen van gedrag is naast een (eenduidige) overtuiging, doorzettingsvermogen, motivatie, zelfcontrole en reflectie op het veranderingsproces nodig. Hoger opgeleiden die door opleiding en werkervaring geleerd hebben om te plannen, zijn het meest vatbaar om zelf hun gedrag te veranderen op basis van informatie. Lager opgeleiden hebben doorgaans minder ervaring met planmatige gedragsverandering. Dit is ook niet zomaar te leren. Soms hebben ze een mislukte poging tot verandering ondernomen bijvoorbeeld om af te slanken. Dat stimuleert uiteraard niet. Vertellen dat je gedrag moet veranderen is niet genoeg, mensen hebben ook ondersteuning nodig tijdens het veranderingsproces.

"Een aanzienlijk deel van de mensen die gezond leeft krijgt toch te maken met gezondheidsklachten"

De inhoud van de boodschap vraagt ook aandacht: bewegen geeft de beste kans op een goede toekomstige gezondheid. Dit betekent dat de mogelijke positieve effecten van bewegen ver weg liggen voor mensen in de leeftijd van 20 tot 60 jaar. Immers de meeste (chronische) ziekten komen pas tussen de 50 en 70 jaar tot uiting. Los hiervan bestaat een gerede kans dat voldoende bewegen niet helpt voor een gezonder c.q. langer leven: een aanzienlijk deel van de mensen die gezond leeft krijgt toch te maken met gezondheidsklachten. Iedereen kent wel geluksvogels die veel alcohol drinken, roken, weinig bewegen en te dik zijn zonder speciale gevolgen voor de gezondheid op de lange termijn.

'Het zal mijn tijd wel duren'
Een tweede reden dat de boodschap niet aankomt is dat niet iedereen voor zich zelf de verwachting heeft een lang leven te hebben. Onderzoek van ecologisch psychologen3 geeft aan dat sommige mensen zichzelf niet oud zien worden, minder tijd in opleiding investeren en eerder trouwen. Bij hen passen uitspraken als: het zal mijn tijd wel duren. Ook hierdoor schiet informatie in termen van kans dus te kort.

Los van de onzekere voordelen op de lange termijn bestaan er wel concrete nadelen van sport en bewegen zoals spierpijn en de benodigde tijdsinvestering. Niet/weinig bewegers kunnen wijzen op het aanzienlijke tijdsbeslag: 25 jaar dagelijks een uur bewegen, staat gelijk aan een compleet levensjaar inclusief slapen en werken! Dat de ‘uitbetaling’ van de inspanningen pas vele jaren later komt, maakt het doel erg abstract.

"Door één doel na te streven ontstaat niet het gevaar dat als een nevendoel mislukt - afslanken naast fitheid - andere doelen ‘besmet’ raken"

Wat kan wel helpen om mensen meer te laten bewegen die minder goed met lange termijn doelen kunnen omgaan? Makkelijker is het om één doel tegelijk na te streven. Door één doel na te streven ontstaat niet het gevaar dat als een nevendoel mislukt (afslanken naast fitheid) andere doelen ‘besmet’ raken. De focus is met één doel een stuk duidelijker.

Ook sociale steun is belangrijk voor het veranderen van gedrag. Het maakt veel verschil of de familie en vrienden het (beweeg)doel ondersteunen. Deze steun kan je zelf organiseren door vrienden te vragen. Vanwege de lastige langetermijndoelen is het verstandig om voor kortetermijnvoordelen zoals plezier te kiezen. Als er eenmaal gezondheidsproblemen zijn, is gedrag moeilijk te veranderen. Met pijn sporten en bewegen stimuleert immers niet.

Aanbod op maat
Naast de motivatie van de niet-sporters is het belangrijk dat het sport- en beweegaanbod op deze groep is toegesneden. Eisen aan het aanbod zouden kunnen zijn: niet-competitief, aansluiten bij de bestaande vaardigheden, eenvoudige oefeningen om iets te leren en de nadruk op gezelligheid naast het bewegen en sporten. Wie weet is dat een vrijblijvende sportinstuif met vooral sporten die leuk gevonden worden of één van de proeftuinen van NOC*NSF. Met name fitnessers vinden hun sport minder leuk dan andere sporters4, wellicht is deze activiteit daarom minder geschikt om aan deze doelgroep aan te bieden.

"Het resultaat van het luisterproces zou tot een gevarieerder en laagdrempeliger aanbod voor volwassenen kunnen leiden"

Een centrale aanpak voor de hele groep niet-sporters/weinig bewegers is niet realistisch gezien de grote diversiteit qua achtergrond en interesses. Wat wel helpt is luisteren naar de doelgroep. Hoe willen zij sporten en bewegen? Zijn de vooral op aanbod gerichte sportverenigingen echter in staat om te luisteren naar potentiele sportklanten of kunnen andere organisatievormen zoals kleine bedrijven beter op de wensen inspelen? Het resultaat van het luisterproces zou tot een gevarieerder en laagdrempeliger aanbod voor volwassenen kunnen leiden.

Oproep
In deze oproep vraag ik serieuze aandacht voor het in beweging krijgen van redelijk gezonde mensen in de leeftijd van 20 tot 60 jaar. Voor hen heeft lichamelijke opvoeding en sportdeelname in hun jeugd niet tot blijvend sport- of beweegenthousiasme geleid. Ingesleten gedrag veranderen is lastig en wordt lastiger als mensen ouder worden. Voorlichting alleen is in ieder geval onvoldoende. Activiteiten met een kortetermijneffect zoals plezier lijken aan te bevelen. Belangrijk is daarnaast om een gevarieerd aanbod te bieden voor volwassenen die weinig sporten en bewegen, dus niet alleen wandelen, fietsen of fitness.

Om het aanbod te verbreden is een breed gedragen nationaal programma nodig om succesvolle initiatieven landelijk uit te rollen en nieuwe aansprekende vormen te ontwikkelen. Hiermee doorbreken we de situatie dat iedereen wel vindt dat voorkomen beter is dan genezen maar weinigen geld over hebben voor de toekomst van bijna de helft van de volwassenen van 20 tot 60 jaar.

Noten:
1. Onderzoeksmateriaal verzameld voor het rapport ‘Voorstudie effectmeting buurtsportcoaches 2014’, van Lindert et al 2014, Utrecht, Mulier Instituut.

2. ‘Gedragsverandering bij moeilijke groepen. Kansen om sport en bewegen te stimuleren?’, R. van den Dool, 2015, Utrecht, Mulier Instituut.

3. Daniel Nettle (2012). ‘Dying young and living fast: variation in the life history across English neighborhoods’. Behavioral Ecology.

4. ‘SportersMonitor 2008. Een beschrijving van actuele sportissues’. R. van den Dool, A. Elling en R. Hoekman.

Remko van den Dool is sinds 2007 senior onderzoeker bij het Mulier Instituut. Na zijn studie sociale psychologie aan de Universiteit Leiden werkte hij onder meer bij Universiteit Utrecht, en de onderzoeksbureaus Intomart (tegenwoordig GFK) en MarketResponse (tegenwoordig SmartAgent MarketResponse). Tussendoor werkte hij als onderzoeker bij De Lotto en in de zorgsector. Tot slot heeft hij enige tijd als consultant bij Spss gewerkt. Bij het Mulier Instituut houdt Van den Dool zich vooral bezig met onderzoek naar sportdeelname en naar de belemmeringen hiervoor. Daarnaast is hij actief op velden zoals sportfinanciën en bevolkingsonderzoek onder sporters.

« terug

Reacties: 1

Andy Koolmees
05-07-2016

Een interessant stuk Remko. Ik denk dat plezier het beste kortetermijndoel is inderdaad om deze groep aan het bewegen te krijgen.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst