Henk Kraaijenhof heeft de sleutel tot succesvol presteren. Hij begon als trainer van o.a. Nelli Cooman, Troy Douglas, Merlene Ottey en Mary Pierce. Later richtte hij – met onder meer Talpa als één van de investeerders – zijn bedrijf Allosta op dat voor het bedrijfsleven de performance van werknemers op een hoger niveau tilt. Kraaijenhof heeft een onorthodoxe aanpak met enorme hoeveelheden zelf verworven kennis als basis. “Ik lees obsessief alles dat er in mijn ogen toe doet.”
door: Peter Hopstaken | 23 september 2008
1. Wat waren je overwegingen om je bedrijf Allosta te beginnen en minder in de sport zelf te gaan werken?
“Het was achteraf gezien natuurlijk ooit een hele domme keus van mij om atletiektrainer te worden. Ik verdiende er namelijk geen cent mee. Een atleet als Troy Douglas verdiende op zijn hoogtepunt 15.000 euro per jaar, wat denk je dan dat er voor mij als zijn coach nog over bleef? Aan de andere kant liggen in de atletiek wel mijn roots en heb ik er veel geleerd. Dat heeft een grote bijdrage geleverd aan mijn persoonlijke ontwikkeling. Maar aangezien het werken als trainer geen vetpot was, heb ik samen met mijn broer het bedrijf Allosta opgericht. We zijn programma’s gaan ontwikkelen die als doel hebben om de gezondheid, vitaliteit en prestaties van de medewerkers in een bedrijf te verbeteren.”
“Het allereerste product dat we op de markt brachten was de trilplaat. Dat apparaat was uitgevonden door mijn leermeester Carmelo Bosco, een briljante en zeer creatieve inspanningsfysioloog uit Italië. Wij kochten van hem de licentie van de trilplaat voor Nederland. De trilplaat zorgt ervoor dat je botten dichter worden. Dat is met name heilzaam voor mensen met broze botten, maar ook sporters hebben er baat bij: hun explosieve kracht neemt er sterk door toe. De trilplaat werd een hit in Nederland. Dat zag je ook aan het groot aantal nep trilplaten dat op de markt verscheen, acht van de tien trilplaten doen overigens helemaal niets.
“Later zijn we ons meer gaan toeleggen op het verlenen van diensten aan bedrijven. Zo hebben we nieuwe tools en concepten ontwikkeld om de vitaliteit en het welzijn van hun medewerkers te kunnen meten. Wat misschien nog wel belangrijker is, we hebben manieren gevonden om de vitaliteit, fitheid en gezondheid en kwaliteit van leven te verbeteren of te onderhouden. We kunnen bijvoorbeeld stressbestendigheid en fitheid van mensen meten. In sommige beroepen is dat cruciaal, soms zelfs een zaak van leven en dood. Zo werken we samen met KLM, maar ook voor verschillende antiterroristische gevechtseenheden in binnen- en buitenland en voor arrestatie-eenheden van de politie en het leger. Om de fitheid en stressbestendigheid van hun werknemers te bepalen, meten we onder andere de ontwikkeling van de hersengolven, de spierspanning, hartslag, ademhaling, huidtemperatuur, huidgeleiding, enzovoorts. Dat doen we voorafgaand, tijdens en na een oefening voor stressbestendigheid. Zo laten we bijvoorbeeld medewerkers over een smalle balk op tachtig meter hoogte lopen. Het zegt iets over iemands stressbestendigheid als zijn hartslag tijdens zo’n test niet op hol slaat, maar ook als zijn eventueel sterk toegenomen hartslag vrij kort na de oefening weer terug op normaal niveau is.”
2. Wat doe je met de uitslagen van die testen? Worden ze ook gebruikt om nieuw personeel te selecteren?
“Aan de hand van dergelijke metingen kunnen bedrijven beoordelen wie er wel en wie minder geschikt is om bepaalde functies uit te oefenen. Natuurlijk zou je zo’n test ook als selectiecriterium bij het aannemen van nieuw personeel kunnen gebruiken. Dat gebeurt nog niet, maar dat duurt denk ik niet lang meer. Je ziet namelijk dat de overheid en het bedrijfsleven zich steeds meer gaat bezighouden met de ‘lifestyle’ van hun medewerkers. Niet alleen hun lichamelijke fitheid is van belang om goed te functioneren, ook hun mentale conditie. Als personeel wordt aangenomen, wordt nu vaak gekeken naar hun opleiding en hun competenties. Zijn ze een goede teamplayer, kunnen ze goed anticiperen op veranderingen, hebben ze gevoel voor humor. Maar eigenlijk zou je moeten nagaan of ze deze eigenschappen nog steeds vertonen als het even wat minder gaat allemaal. Ofwel, wat en wanneer gooit de boel in de war? Dat is belangrijk om te weten, want stress maakt mensen dom. Mensen springen uit een brandend gebouw, terwijl de hulptroepen de weg naar buiten bijna geplaveid hebben. In een fikkende bioscoop vinden de mensen de nooduitgangen niet, terwijl de bordjes overal aangeven waar ze zich bevinden. Dit soort figuren zie je liever niet als piloot van een vliegtuig of als leider van een gevechtseenheid, maar je hebt zo’n persoon toch ook niet graag in dienst als manager van een grote afdeling.”
3. Je hebt gewerkt met een groot aantal topatleten. Met wie vond je de samenwerking het meest boeiend?
“Dan denk ik toch gelijk aan Nelli Cooman. Zij was zo verschrikkelijk goed. Ongelofelijk dat Nederland op een sprintnummer een wereldkampioene en een wereldrecordhoudster heeft voortgebracht. Maar ook met Troy Douglas heb ik met van 1992 tot 2004 met veel plezier gewerkt. Bijzonder bij hem was dat hij van heel ver kwam. Douglas had O-benen en liep achteroverleunend; er moest heel wat gesleuteld worden bij hem. Daar stond hij echter volkomen voor open, hij is een enorm positief ingestelde persoon. Met hem kon ik echt het onmogelijke mogelijk maken. Tot zijn 38e jaar heeft hij enorm hard gelopen. Vier jaar nadat hij gestopt is met atletiek is hij nog steeds Nederlands recordhouder op de 200 meter. Als derde noem ik Mary Pierce, de Franse tennisster. Ze was na haar dertigste afgeschreven en volgens critici zou ze de top niet meer kunnen halen. Maar dat deed ze wel. In 2005 haalde ze de finales van Roland Garros en de US Open.”
4. Je keert je in het openbaar vaak tegen de dopingcontroles die uitgevoerd worden. Wat heb je erop tegen?
“Dopingcontroles brengen meer oneerlijkheid dan eerlijkheid. Troy Douglas is betrapt op het gebruik van de anabole steroïde nandrolon en mocht twee jaar niet sporten. Voetballer Frank de Boer had ook sporen van nandrolon in zijn bloed en stond na een paar maanden alweer op de grasmat. Dat is klassenjustitie. Troy heeft zijn jaarsalaris aan advocaatkosten besteed - die advocaat heeft overigens maar een paar uur aan die zaak gewerkt - en Frank de Boer heeft waarschijnlijk niet eens gemerkt hoeveel hij kwijt was aan advocaatkosten. Dopinggebruik zou een bedreiging zijn voor ‘fair play’, maar ik denk dat we het hele concept van eerlijk spel moeten vergeten. Daar zit toch niemand op zit te wachten. Als je aan mensen vraagt wat ze de mooiste honderd meter sprint ooit vonden, noemen velen de strijd in 1988 in Seoul tussen Ben Johnson en Carl Lewis. Terwijl ze later allebei betrapt zijn op dopinggebruik. Wat zeg ik, zeven van de acht finalisten zijn betrapt. Alleen de achtste - die laatste werd door een acute blessure - was clean.”
“Ik ben een grotere tegenstander van het dopingbeleid dan van dopinggebruik. Dat wil overigens niet zeggen dat ik een voorstander van dopinggebruik ben. Het gebruik van doping zouden we al in onze opvoeding en opleiding moeten aanpakken. Het gedrag van mensen moet veranderen. Nu nemen we meteen een pil als we ons niet helemaal lekker voelen. Dus sporters doen dat ook. Een pilletje wordt gezien als de ‘short cut’ naar succes. Doping zal blijven bestaan zolang drugs blijven rouleren en probeer daar maar eens een einde aan te maken. Ik ben ook een groot tegenstander van de Dopingautoriteit Nederland. Zonde dat daar zoveel geld aan besteed wordt, met al die medewerkers. Ik zou het geld liever besteden aan andere zaken. De gemiddelde sporter en de gemiddelde trainer hebben een minimumuitkering, laten we dáár dat geld naar toe schuiven.”
5. Onlangs schreef je voor Sport Knowhow XL een column waarin je de vloer aanveegde met ‘onze’ zogenaamde innovatiekracht. Maar is een instantie als TNO op dat gebied niet heel goed bezig dan?
“TNO is er niet voor creatieve vondsten. Ze hebben simpelweg te weinig praktische ideeën, daar nodigen ze mij voor uit. Nee, niemand is meer onder de indruk van TNO. Ze hebben dure fieldlabs helpen ontwikkelen, op Papendal en bij PSV. Maar wat hebben ze nu precies gedaan? Meetinstrumenten aangebracht op allerlei plekken op het veld. Feitelijk zijn het een groot aantal dure stopwatches waarmee je de snelheid van de voetballers kunt meten. Maar wat heb je daaraan? Dat zegt toch helemaal niets over bijvoorbeeld de richting waarin de spelers lopen of over de wijze waarop ze de bal spelen en of er wel of geen doelpunt uit voortkomt.”
“Van coaches kunnen we op innovatief gebied ook niet veel verwachten. Dat zit niet in hun opleiding. Ze nemen of hebben de tijd niet om iets nieuws te ontwikkelen en de bonden voor wie ze werken zijn niet competent om vernieuwingen te stimuleren. Iedereen was onder de indruk van het oortje van Marc Lammers, de hockeybondscoach bij de vrouwen. Maar daar is niets nieuws aan. In films van twintig jaar geleden zag je al bodyguards met oortjes lopen. Het oortje van Lammers is dan ook geen innovatie, maar een toepassing van een ooit nieuw ontwerp.”
“In Nederland zie je vernieuwingen op sportgebied zelden of nooit. In Zweden daarentegen zie je de ene na de andere sportinnovatie. Ik denk bijvoorbeeld aan Hakan Anderson, een atletiekcoach. Hij heeft onder meer een grote autoped ontwikkeld, om beter te leren afzetten, wat heel belangrijk is bij de sprint. Kijk, dat is nu iets nieuws. Net als de uitvinding van Carmelo Bosco om sterker te worden. Gewichtheffers waren gewend te trainen met halters die twee keer hun lichaamsgewicht waren. Dat moesten ze bijvoorbeeld tien keer heffen en dat twee seconden vol houden. Bosco sleutelde echter niet aan de factor ‘gewicht’, maar aan de factor ‘tijd’. Na onderzoek in de ruimtevaart kwam hij erachter dat als iemand een licht vest gedurende zestien uur op een dag draagt, daar veel grotere effecten mee bereikt worden dan met klassieke krachttraining. En inderdaad, na drie weken alleen dat vest dragen, bleken atleten beduidend sterker te zijn geworden. Een pracht vondst!”
“Nee, innovaties hoeven we ook niet te verwachten in de sport waar in Nederland het meeste geld wordt verdiend. Voetbal, aartsconservatief! Daar besteden ze het geld liever aan een tweede ring op het stadion of aan de bouw van nieuwe businesslounges. Terwijl de masseur geen budget heeft om nieuwe massageolie te kopen. Voetbal is dan ook eigenlijk geen sport meer; het wordt hoe langer hoe meer entertainment."