Linda Onokiewicz Geboortejaar: 1989 +
Vooropleiding:
VMBO TL +
Begonnen aan studie: 2005-2006 +
Opmerkelijk: “Als
ik naar de definitie van ‘breedtesport’ kijk, heb ik het gevoel dat er iets
mist.”
1. Waarom heb je gekozen voor een sportgerelateerde
managementopleiding?
“Tijdens de opleiding Sport en Bewegen hebben
we van alle uitstroomrichtingen de basis geleerd. Hieruit bleek dat voor mij de
grootste uitdaging lag bij Sport Management. Dit is gericht op het organiseren
van evenementen, met alles wat daarbij komt kijken. De competenties organiseren,
communiceren, presenteren, vergadertechnieken en leiderschap zijn facetten die
mij erg aanspreken. Binnen de opleiding hou je je bezig met leiderschapsstijlen,
gedurende de opleiding kom je erachter welke leiderschapstijl het beste bij je
past. De combinatie van het droge management en de vrije sportwereld is voor mij
uniek en heel passend. Daarnaast vind ik de sfeer rondom een groot
sportevenement geweldig en is de passie voor sport duidelijk merkbaar. Een
bijdrage hieraan leveren blijft voor mij een grote uitdaging!”
2. Waarom zou je deze opleiding/studie aanraden bij aankomende
studenten? Welke toegevoegde waarde heeft deze opleiding/studie?
“De
sportmanagement opleiding is een brede opleiding, die veel mogelijkheden biedt.
In de eerste drie jaar van de opleiding Sport en Bewegen oriënteer je je op het
brede werkveld. Je ontwikkelt je eigen sportvaardigheden, je wordt opgeleid tot
verschillende instructeurfuncties (specialisaties) en loopt stages in
verschillende sportwerkvelden. Een groot gedeelte van de competenties die je
behaalt heeft te maken met organiseren en coördineren. Met deze kennis en
ervaring is de keuze voor sportmanagement een logisch vervolg.
Gedurende de
opleiding ontwikkel je verschillende vaardigheden die een manager
toebehoort.
Je leert hoe je in een professionele sportmanagementfunctie moet
presenteren, hoe je om moet gaan met collega’s/medewerkers en wat de
werkzaamheden inhouden. Deze lessen bereiden je goed voor op een eventuele
verdere sportmanagement loopbaan.”
3. Welk onderdeel mis je ofwel: wat zou volgens jou aan je opleiding
toegevoegd mogen worden?
“Binnen de opleiding sportmanagement wordt
naar mijn idee te weinig aandacht besteed aan financieel management. Er wordt
kort ingegaan op een aantal financiële zaken zoals: begrotingen maken en
administratieve processen. Een logisch vervolg op de opleiding is een functie
als verenigingsmanager. In de huidige verenigingssituaties is steeds meer vraag
naar sportmanagers/verenigingsmanagers die ook het financiële kader goed
beheersen. De verenigingen hebben vooral nu te maken met overheidssubsidies,
gemeentelijke regelingen en het op een juiste manier verantwoorden van de
financiën. Om betere aansluiting te vinden met de wensen binnen het werkveld zou
ik het erg interessant en noodzakelijk vinden om hier meer over te leren binnen
de opleiding.”
4. Waar hoop je later na je studie te kunnen gaan werken, welk soort
baan ambieer je?
“Gedurende mijn studieloopbaan heb ik stage gelopen
bij een van de grootste marathonorganisaties in Nederland. Hierbij heb ik kennis
gemaakt met het organiseren van een groot sportevenement. Het verbaasde mij dat
een relatief klein team professionals zo’n groot sportevenement kon neerzetten.
Tijdens voorbereidende werkzaamheden zoals het afstemmen van het draaiboek met
allerlei instanties (politie, brandweer, hulpverleners, burgemeester, gemeentes,
sponsoren, vrijwilligers, etc) bouw je een gezonde spanning op, die zich
ontlaadt op de dag dat het evenement op een geslaagde manier word afgesloten. Ik
wist dat ik een baan als deze ambieer toen ik de voldane gezichten van de
organisatoren zag en de vrolijke gezichten van de deelnemers tijdens een
geslaagde dag.”
5. Wat zou er volgens jou in de Nederlandse top- of breedtesport
geheel anders geregeld of georganiseerd moeten worden en waarom? Hoe zou je het
aanpakken?
“De definitie van breedtesport luidt: ‘Elke vorm van
sport en spel die niet tot topsport wordt gerekend. Breedtesport is
laagdrempelig en richt zich dan ook vaak op kinderen, jongeren, senioren en
allochtonen’. Als ik naar deze definitie kijk dan heb ik het gevoel dat er iets
mist. Iedereen is bekend met de Paralympics, de Olympische spelen voor mensen
met een beperking. Ik zou willen pleiten om de breedtesport voor mensen met een
beperking toegankelijker te maken. Hiervoor zijn beter aangepaste accommodaties
nodig en meer (gespecialiseerde) begeleiders.
Daarnaast is het van belang dat er een betere PR komt zodat de doelgroep
positief geprikkeld wordt om te gaan sporten en de mogelijkheden krijgt. Om dit
allemaal te realiseren zijn financiële middelen nodig. Voor de ‘normale’
breedtesport is er veel sponsoring beschikbaar, dus waarom niet voor deze
doelgroep?! Uiteindelijk is het de bedoeling dat door deze actie de topsport
voor mensen met een beperking ook wordt verbeterd. Het resultaat van meer mensen
met een beperking aan het sporten krijgen houdt in dat er automatisch een
bredere selectie mogelijk is voor de topsport binnen de doelgroep. Hiermee heb
je enerzijds bereikt dat meer mensen met een beperking gaan sporten en hebben we
op deze manier de topsport verreikt.”