gepubliceerd op | 30 oktober 2007
In de
sportnota ‘Tijd voor Sport” wordt dans niet eens genoemd. Toch blijkt uit
TNO-onderzoek dat dansen een belangrijke bijdrage kan leveren aan de Nederlandse
Norm Gezond Bewegen. Sterker nog, de meeste dansvormen zijn een stuk
bewegingsintensiever dan een potje dubbelen bij tennis! VWS-staatssecretaris Jet
Bussemaker nam vorige week het TNO-rapport in ontvangst. Eerder al had haar
ministerie oog voor dans gekregen, getuige de beleidsbrief Sport die Bussemaker
half oktober naar de Tweede Kamer stuurde. Daarin wordt dans driemaal genoemd.
Terwijl de Dansbond sliep, waren de docenten wakker
De
sportnota ‘Tijd voor Sport’ die in 2005 uitkwam, besteedt veel aandacht aan de
inactiviteit van Nederlanders. Daarin staat onder meer dat in 2010 minstens 65
procent van de Nederlanders aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) moeten
voldoen. Als uitvloeisel van de nota heeft VWS tientallen miljoenen euros over
voor projecten om meer Nederlanders in beweging te brengen. Een groot deel
daarvan komt terecht bij sportorganisaties. De danswereld staat daarbij tot nu
toe nog min of meer buitenspel, terwijl dans óók een beweegactiviteit van
betekenis is en bovendien de Nederlandse Algemene Danssport Bond erkend lid is
van nationale sportkoepel NOC*NSF. Deze bond lijkt echter flink te hebben
geslapen toen ‘Tijd voor Sport’ verscheen en lang daarna. Daarop nam de wel
wakkere ‘Kunstfactor Dans’ - de brancheorganisatie voor dansdocenten - het
initiatief om bij VWS te informeren in hoeverre dans zou kunnen bijdragen aan
het terugdringen van bewegingsarmoede. VWS stond open voor dans als
beweegactiviteit, maar wilde harde cijfers over de energetische effecten van
dans. Kunstfactor Dans liet daarom door TNO onderzoeken in hoeverre dansen
bewegingsintensief genoeg is om bij te kunnen dragen aan het halen van de NNGB.
Vertaald in wetenschappelijke termen: mag dansen op basis van energieverbruik en
zuurstofopname worden beschouwd als matig intensief bewegen?
Dansen met meetapparatuur
Om de bewegingsintensiteit van
een aantal dansen te meten, vroeg TNO een aantal deelnemers aan uiteenlopende
danslessen (Afrikaanse dans, salsa, streetdance, jazz-dans, volksdansen,
ballroom-dans (ofwel Cha cha)) om met mobiele meetapparatuur te dansen. Daarmee
konden tijdens het dansen de zuurstofopname, de hartfrequentie en het
energieverbruik worden gemeten. Deze gegevens werden door de onderzoekers
omgerekend tot een zogenaamde MET-waarde (Metabole Equivalenten). Deze waarde
geeft aan hoeveel energie een activiteit kost ten opzichte van absoluut niets
doen. Omdat ook de bewegingsintensiteit die de NNGB voorschrijft in een
MET-waarde is uit te drukken, kan dus op basis van de meetresultaten van TNO
worden beoordeeld of dansen kan bijdragen aan die beweegnorm.
De resultaten
zijn voor dansen zonder meer positief. Want TNO toont aan dat alle onderzochte
dansvormen in ieder geval voor volwassenen intensief genoeg zijn (zie de tabel
aan het eind van dit bericht). Voor jongeren onder de 18 jaar gelden iets hogere
normen voor matig intensief bewegen. Voor hen scoren volksdansen en
ballroomdansen net niet hoog genoeg, maar met streetdance, jazz-dans, Afrikaanse
dans en salsa scoren zij wel voldoende.
Kansen voor dans
In het Theater Instituut in Amsterdam
ontving Jet Bussemaker vorige week het TNO-rapport. Zonder concrete beloften te
doen, maakte Bussemaker duidelijk dat zij dans meer in het zicht heeft gekregen
als mogelijkheid om meer (jonge) mensen in beweging te krijgen.
Zij wees er
op dat VWS niet alleen met het ministerie van Onderwijs samenwerkt in het kader
van School & Sport-projecten (denk aan brede scholen en buitenschoolse
opvang), maar sinds kort ook met het ministerie van Cultuur. Onlangs werd bekend
dat de samenwerkende ministeries ter ondersteuning van die projecten 2500
zogenaamde combinatiefuncties willen creëren. Tot nu toe werd daarbij vooral
gedacht aan sporttrainers of gymleraren die zowel in dienst zullen zijn van
scholen als van sportverenigingen. Volgens Bussemaker is dit model echter ook
toepasbaar voor dansdocenten die zowel voor hun eigen dansschool als voor het
reguliere onderwijs of de buitenschoolse opvang werken. Zij riep de danswereld
op hiervoor voorstellen te formuleren.
Dansen net zo bewegingsintensief als sommige sporten
Om
te voldoen aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen moeten kinderen tot 18 jaar
minimaal een uur per dag bewegen met een intensiteit van 5 tot 7 MET.
Volwassenen bewegen voldoende als zij minstens vijf dagen per week een half uur
per dag bewegen met een intensiteit van 4 tot 6,5 MET. In de volgende tabel de
MET-waarden voor zes verschillende dansvormen, alsmede die van een aantal takken
van sport:
Dansvorm |
MET-waarde |
Afrikaanse dans |
10,1 |
Salsa |
8,1 |
Streetdance |
7,9 |
Jazz-dans |
7,7 |
Volksdansen |
6,7 |
Ballroom-dans |
5,8 |
|
|
Tak van
sport |
MET-waarde |
Squash |
12 |
Rotswand beklimmen |
11 |
Voetbal in wedstrijdverband |
10 |
Tennis enkelspel |
8 |
Tennis dubbelspel |
6 |
|
|
Bron: onderzoek door
TNO |
|