Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Archief-Sporvereniging en Passie-Item

Passie voor de sportvereniging kan bestuurscrisis keren 24 november 2009

door: Frank van Eekeren

Een sportbestuurder moet in zijn functie zijn passie kunnen uitsluiten, zo stelt Philip Wagner in een interview vorige week op SportArbeidsmarkt.nl. Een interessante stelling, maar hoe reëel en wenselijk is dit binnen een sportvereniging?

Voorop gesteld, Wagner’s uitspraak betrof vooral de sportbonden en hun bestuurders, terwijl onze bijdragen op deze site zich richten op de verenigingen. Maar zijn pleidooi voor meer aandacht voor good governance, continuïteit en professionaliteit binnen sportbesturen is ook zeer relevant op verenigingsniveau. Vandaar onze interesse voor zijn oplossingsrichting om te komen tot beter bestuur in de sport. Wagner pleit voor een doel-rationele aanpak: introduceer een nieuw bestuursmodel, installeer capabele mensen met verschillende kwaliteiten en kennis en elimineer niet-rationele condities, zoals passie. De vraag is of deze aanpak (ook) toepasbaar is op de praktijk van de sportvereniging.

Enkele jaren terug kampte mijn voetbalclub - gelegen in een dorp dat door forse uitbreiding ineens veel nieuwe bewoners mocht begroeten - met wat in beleidstaal tegenwoordig ‘moderniserings- en professionaliseringsvraagstukken’ wordt genoemd. De leden zelf drukten het anders uit: voor hen ‘ging hun cluppie eraan’ of was ‘de club van mijn kind hopeloos ouderwets’. Er bestond grote spanning tussen het vergrijzende en veelal gepensioneerde vrijwilligerskorps dat de club al tientallen jaren draaiende hield en de drukke dertigers en veertigers die - naast hun baan - de taken op de school van hun kinderen en de zorg thuis, op efficiënte en effectieve wijze een taak wilden uitvoeren op de vereniging.

Diverse verenigingsondersteuners - van KNVB tot NKS - kwamen en gingen met hun goede raad over nieuwe structuren en folders over verenigingsmanagement. Geen lid dat deze kennis gebruikte. Nee, voor hen waren dit bijdehante buitenstaanders die hen een structuur uit een boekje wilden opleggen. Hun club was - door de specifieke geschiedenis, cultuur en ontwikkelingen in het dorp – uniek. Daarover waren oude en nieuwe leden het wél roerend eens. Bij zo’n vereniging past geen blauwdruk-oplossing.

De daaropvolgende jaren waren niet prettig. Conflicten, groepsvorming, couppogingen, ingelaste ALV’s, breuken in het bestuur, huilende vrijwilligers. Maar wat door al deze emotie duidelijk werd was dat zowel de oude als de nieuwe garde enorm betrokken was bij de vereniging. De liefde voor het voetbal en de club was hun gezamenlijke passie en dreef de kemphanen uiteindelijk ook richting de oplossing. Iedereen wilde dat de club bleef voortbestaan en gezocht werd naar een aantal mensen dat het vertouwen genoot van beide kampen. Dit interim-bestuur slaagde erin de club aan te passen aan de nieuwe omstandigheden, maar met behoud van de oorspronkelijke identiteit. Zonder grote structuurveranderingen bleek het mogelijk de club te revitaliseren. Of, zoals de leden uitdrukken: het is weer een fijne club geworden met een stabiel bestuur.

Dit voorbeeld laat zien dat modernisering zich niet laat opleggen. Mijn club ontdekte zelf dat er ‘iets’ moest gebeuren. Het proces was risicovol, want het had ook tot het einde van de vereniging kunnen leiden, of tot een scheuring of leegloop. Maar tegelijkertijd was een verandering ook onontkoombaar. En het bleek mogelijk om zonder stappenplan, maar gedreven door de gemeenschappelijke passie van binnenuit, tot een oplossing te komen. De emotie bleek te beteugelen, zonder dat het ten koste ging van die passie.

De werkelijkheid blijkt vaak minder maakbaar dan het doel-rationele perspectief ons doet geloven. Maar het goede nieuws is dat verenigingen zich desondanks aan nieuwe omstandigheden (en daaronder vallen ook veranderende opvattingen over goed bestuur) zullen aanpassen. De leden en bestuurders leven niet in een sociaal vacuüm, maar construeren gezamenlijk hun werkelijkheid en hun vereniging, met het bestuur en de professionaliteit die het best bij hen past. Het is juist de gezamenlijke passie, voor de sport en de vereniging, die tot onverwacht mooie oplossingen voor good governance kan leiden. Nog maar even niet uitsluiten dus die passie.

Frank van Eekeren is senior adviseur en onderzoeker aan de Utrechtse School voor Bestuur- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst