Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Archief-De lokale sportbegroting-Item

Helder inzicht in de feitelijke kostprijs van sport is wenselijk 11 mei 2010

door: Anja Andres en Rens van Kleij

De wijze waarop tarieven voor gemeentelijke sportaccommodaties worden bepaald en worden ontwikkeld, is onlosmakelijk verbonden met de subsidiëring van sport, sportverenigingen en –activiteiten. Door inzicht te krijgen in de kostprijs van de gemeentelijke sportvoorzieningen en het te verwachten gebruik daarvan, is de mate waarin indirecte subsidiëring plaatsvindt inzichtelijk te maken en te kwantificeren.

De wijze waarop tarieven voor gemeentelijke sportaccommodaties worden bepaald en worden ontwikkeld, is onlosmakelijk verbonden met de subsidiëring van sport, sportverenigingen en –activiteiten. Door inzicht te krijgen in de kostprijs van de gemeentelijke sportvoorzieningen en het te verwachten gebruik daarvan, is de mate waarin indirecte subsidiëring plaatsvindt inzichtelijk te maken en te kwantificeren.

De hoogte van de tarieven voor het gebruik van gemeentelijke binnensportaccommodaties, zwembaden en buitensportaccommodaties bepalen de mate waarin de exploitatiekosten van deze voorzieningen gedekt worden. Binnen de sportsector is bekend dat het verschil tussen opbrengsten en kosten groter wordt naarmate de exploitatie van een gemeentelijke sportvoorziening voortduurt. De toename van dit verschil - het exploitatietekort - wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat de kosten sterker stijgen dan de opbrengsten. Deze kosten zijn voor een belangrijk deel niet te beïnvloeden (denk hierbij aan energie, trendmatige loonstijgingen, groot onderhoud) want afhankelijk van externe factoren.

De tarieven bepalen – naast de bezetting van de accommodatie – de opbrengstenzijde van de exploitatie. De stijging van de tarieven is echter meestal niet markt- of inflatieconform om laagdrempelige toegankelijkheid van de accommodaties blijvend te bevorderen. Gemeenten die het tarievenbeleid voor binnensport- en buitensportaccommodaties al eens kritisch hebben onderzocht, zien niet alleen verschillen in de systematiek voor binnensportvoorzieningen enerzijds en buitensportvoorzieningen anderzijds, maar ook in verschillen in de tarieven binnen één en hetzelfde voorzieningencluster.

In historisch perspectief….
Bij het merendeel van onze gemeenten hebben de tarieven voor de binnensport- en buitensportaccommodaties een historische grondslag. Op basis van de situatie destijds binnen zowel het gemeentelijk huishoudboekje als dat van betrokken sportverenigingen zijn afspraken gemaakt over het tarief. Een ander aspect dat van invloed is geweest op de tariefstelling – zo leert onderzoek – blijkt het al dan niet in één keer kunnen afschrijven van de gemeentelijke investering voor de realisatie van betreffende sportaccommodatie. Daarnaast hebben ook politiek bestuurlijke doelen hun invloed gehad op de wijze waarop afspraken over tarieven tot stand zijn gekomen. Bijvoorbeeld als sportverenigingen moeite hadden de eigen exploitatie rond te krijgen en de continuïteit van dergelijke verenigingen gewaarborgd moest worden. Soms was een dergelijke verlaging ooit bedoeld als ‘tijdelijke’ maatregel die nooit meer gecorrigeerd of omgezet is naar het actuele tarief.
Hoe verdedigbaar dergelijke keuzen in het verleden ook waren, inmiddels heeft dit in veel gevallen geleid tot situaties waarin voetbalvereniging X voor een gemeentelijk wedstrijdveld bedrag Y betaalt en voetbalvereniging Z voor hetzelfde type veld tarief Q. Deze veel voorkomende ongelijkheid, gekoppeld aan het gevoel van verworven rechten, maakt het niet eenvoudig bestaande afspraken te doorbreken op weg naar een meer wenselijk systeem. Het is echter niet onmogelijk.

Transparant, eenduidig en rechtvaardig
Het is niet altijd duidelijk hoeveel van de gemeentelijke financiële middelen wordt besteed aan het beleidsveld sport. Deze onduidelijkheid wordt in dergelijke gevallen vooral veroorzaakt door de wijze waarop en mate waarin:
• indirecte subsidiëring van sportactiviteiten plaatsvindt;
• aan het beleidsveld sport gerelateerde kosten zijn verdeeld binnen de concernbegroting van een gemeente;
• reserveringen voor groot onderhoud en vervangingsinvesteringen binnen de concernbegroting zijn opgenomen, of juist het ontbreken van dergelijke reserveringen (in de zin van feitelijke budgetten).

Gelet op de maatschappelijke doelen die met deze voorzieningen worden beoogd, is het een utopie dat de exploitatie van gemeentelijke sportaccommodaties kostprijsdekkend kan plaatsvinden. Het verkrijgen van helder inzicht in de feitelijke kostprijs van sport is echter wel wenselijk. Deze kostprijs vormt immers een belangrijke parameter voor te maken bestuurlijke- en beleidsmatige afwegingen ten aanzien van handhaving, sanering of uitbreiding van de lokale sportinfrastructuur en biedt handvatten voor het onderbouwen van te maken keuzes en communicatie daarover. Daarnaast biedt de kostprijs een goed vertrekpunt om een tariefstelsel te ontwikkelen dat transparant en eenduidig is, relatie heeft met gemeentelijke beleidskaders (rechtmatigheid) en is gebaseerd op een rechtvaardigheidsbeginsel.

Gelijke monniken, gelijke kappen
Het vormgeven van een kostprijs georiënteerd tariefsysteem dat de basis vindt in principes als ‘transparant’, ‘eenduidig’, ‘rechtmatig’ en ‘rechtvaardig’, vergt een doordachte voorbereiding. Daarbij is het van groot belang dat de kosten voor de gemeentelijke sportaccommodaties integraal op dezelfde wijze in beeld worden gebracht, of het nu gaat om sporthallen, sportzalen, zwembaden of buitensportparken. De kostprijssystematiek is de eerste stap in het bereiken van een gelijk vertrekpunt voor alle tarieven. Ook voor de te hanteren kostprijssystematiek bestaan vervolgens nog enkele keuzemogelijkheden. Hierbij valt onder meer te denken aan het meerekenen van de kapitaallasten in de kostprijs of deze juist buiten beschouwing laten op grond van het feit dat het realiseren van de lokale sportinfrastructuur wordt gerekend tot de maatschappelijke verantwoordelijkheid van betreffende gemeente.

Het mag binnen de sector bekend worden verondersteld dat de kostprijs voor het realiseren en in stand houden van binnensportaccommodaties, zwembaden en buitensportparken sterk verschilt. Anderzijds kan worden gesteld dat sportverenigingen belang hebben bij de in standhouding van de integrale sportinfrastructuur. Hiermee kan tevens invulling worden gegeven aan het hanteren van een solidariteitsbeginsel. Wanneer dit beginsel wordt gehanteerd, vormt de kostprijs voor de integrale sportinfrastructuur het vertrekpunt voor de daaraan te relateren tarieven. Na deze principiële keuze dient een tweede stap gemaakt te worden, namelijk het bepalen van de relatieve verhoudingen tussen de verschillende sportvoorzieningen en de kostprijs van de integrale sportinfrastructuur. Op basis van de hieruit voortvloeiende inzichten kan voor elke sport of sportvoorziening naar rato van de totale kostprijs het tarief worden bepaald. Tot slot wordt ter verfijning van het systeem en om te komen tot verdere aanscherping van het rechtvaardigheids- en solidariteitsbeginsel nog een laatste sturingsinstrument ingezet: het dekkingspercentage.

Dekkingspercentage
Eerder in dit artikel is al aangegeven dat het zonder meer hanteren van kostprijsdekkende tarieven een utopie is. Met behulp van een kostprijs georiënteerd tariefsysteem zal snel blijken dat er grote verschillen bestaan tussen de kostprijs voor binnensportaccommodaties (lagere stichtingkosten, lagere instandhoudingskosten, meer - en over het algemeen hogere - opbrengsten dan voor buitensportparken), zwembaden en buitensportaccommodaties. De principiële grondslag voor de te ontwikkelen tarieven is bij een kostprijs georiënteerd tariefsysteem gelijk. Door vervolgens per gebruiker een te hanteren dekkingspercentage vast te stellen heeft men een bestuurlijk sturingsinstrument. Hiermee wordt bepaald welk deel van de kostprijs wordt doorberekend aan de gebruiker. Het hanteren van een dekkingspercentage biedt de mogelijkheid om rekening te houden met:
• eerdere tariefstelling;
• tariefstelling in omringende gemeenten;
• mogelijke taakstellende bezuinigingen;
• indien de omstandigheden dat toelaten – het verder verlagen van de financiële drempel om aan sport deel te nemen.

Invoering van het nieuwe stelsel
Door invoering van een kostprijs georiënteerd tariefsysteem kunnen op het niveau van de afzonderlijke sportvereniging verschillen gaan ontstaan. Zo zullen sommige verenigingen minder gaan betalen dan voorheen, en komen andere verenigingen voor hogere kosten te staan. Desalniettemin leert de praktijk dat wanneer de oorspronkelijke tarieven voor alle verenigingen inzichtelijk worden gemaakt en blijkt dat er tot dusver sprake is geweest van ongelijkheid onderling, de bereidheid om op basis van het nieuwe systeem te gaan functioneren ook onder gebruikers aanwezig is. Verenigingen die een hoger tarief dienen te gaan betalen, hebben in het verleden immers in meer of mindere mate de vruchten geplukt van een lager tarief dan ‘collega-verenigingen’. Bovendien kan een gemeente er voor kiezen om voor de verenigingen die met een kostenverhoging te maken krijgen een overgangsregeling te hanteren (gewenningsperiode).

Bijdrage aan financiële taakstelling?
Of er vanuit de tarieven voor het gebruik van gemeentelijke sportvoorzieningen dient te worden bijgedragen aan een financiële taakstelling (bijvoorbeeld voortvloeiend uit de te verwachten korting op het gemeentefonds) is een keuze. Op voorhand kan niet worden gesteld dat binnen elke gemeente de mogelijkheid daartoe aanwezig is. Wél leidt het verkregen inzicht in de kostprijs van de integrale sportinfrastructuur en de mate waarin daaraan wordt bijgedragen door de gebruiker, tot opening voor een meer fundamentele discussie. Binnen deze discussie kan worden bezien in hoeverre de huidige bijdrage van de gebruiker als maatschappelijk aanvaardbaar kan worden beoordeeld of wellicht ruimte biedt voor bijstelling naar boven. Daarnaast biedt het systeem handvatten voor te maken keuzen in mogelijke uitbreiding van de lokale sportinfrastructuur. Hierbij kan dan, meer dan voorheen, naast de initiële investering ook expliciet rekening gehouden worden met de kosten voor instandhouding (structureel) en de gevolgen daarvan voor gemeentebegroting en gebruikstarieven.

De wijze waarop tarieven voor gemeentelijke sportaccommodaties worden bepaald en worden ontwikkeld, is onlosmakelijk verbonden met de subsidiëring van sport, sportverenigingen en –activiteiten. Door het verkregen inzicht in de kostprijs van de gemeentelijke sportvoorzieningen en het te verwachten gebruik, is de mate waarin indirecte subsidiëring plaatsvindt inzichtelijk en te kwantificeren. Vervolgens kan worden bezien in hoeverre er nog subsidiemiddelen resteren, welke doelen hiermee dienen te worden bereikt en op welke wijze deze tot dusver zijn ingezet.

In één van de volgende artikelen in deze reeks, wordt aandacht geschonken aan het subsidiëren van de sportsector. Vooruitlopend daarop hier alvast een stelling die daarbij een centrale rol speelt: ‘subsidie is géén recht, maar een instrument om beleidsdoelen te realiseren die zonder subsidie niet van het startblok komen!’

Anja Andres is eigenaar van Andres c.s. waarvoor zij tevens actief is als senior adviseur. Rens van Kleij is senior adviseur bij Andres c.s. Voor meer informatie contact@andrescs.nl

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst