Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Lage landen, lage latten 6 april 2010

door: Henk Kraaijenhof

Volgens de politiek zou Nederland als kenniseconomie voorop moeten lopen als het gaat om innovatie. Of dat inderdaad de realiteit is, daar kunnen we over discussiëren. We doen dat alleen even niet.

Hoe innovatief zijn we als het gaat om topsport? Topsporters en trainers zijn uitstekende marketeers die hoog opgeven van professionele begeleiding en innovaties. Wie echter krabt aan het dunne laagje vernis dat de topsport omringt, zal zien dat de realiteit vaak een andere is. Trainers zijn geen echte innovators, geen ‘Willy Wortels’, daar hebben ze de tijd, de mindset en de resources niet voor. Hooguit is er een aantal ‘early adaptors’ die nieuwe ontwikkelingen of technologieën sneller implementeren dan de meerderheid van het doorgaans conservatieve trainersvolk.

Wedstrijdmateriaal
Innovatie staat zeker niet garant voor succes, maar kan slechts een kleine en vaak tijdelijke voorsprong bezorgen, als de rest van de randvoorwaarden adequaat is. Hoe hard fietste Theo Bos ook alweer op zijn fiets van een half miljoen, hoe hard ging Edwin van Calker naar beneden in de beste bobslee ter wereld? Wat schreef Lance Armstrong terecht ook nog maar weer: ‘It’s not about the bike!

Regels
De mens heeft de neiging om algemeen geldende regels te verzinnen voor uitzonderlijke situaties. Uitzonderlijke situaties, die meestal niet voorkomen kunnen worden door de regels te volgen. Spelregels in de sport vormen daarop geen uitzondering. Ook hier laat het conservatisme zich gelden. De rijkste sportbond ter wereld - de FIFA - laat ons weten dat het niet introduceren van video-opnamen om scheidsrechterlijke beslissingen wat objectiever te toetsen - zoals dat al wel gebruikelijk is in bijvoorbeeld rugby en tennis - gebaseerd is op financiële beperkingen.

Training en coaching
De meeste - om het clichéwoord maar eens te gebruiken - duurzame ontwikkelingen vinden we waarschijnlijk in de conceptuele en technische verbeteringen binnen de training. Toch kunnen veel ontwikkelingen die als innovatief in de markt gezet worden, gezien worden als oude wijn in nieuwe zakken of slechts als marginale ontwikkelingen. Om een aantal te noemen:

Nederlandse meest bekende sport innovatie: de klapschaats. Helaas waren er tussen 1890 en 1930 al vijf octrooien aangevraagd op dit principe. In de negentiger jaren van de vorige eeuw is de klapschaats gepopulariseerd, vooral omdat men wetenschappelijk eindelijk had bewezen hoe het werkte. Dat het werkte, wisten we al bijna een eeuw.

Even een soort quiz om uw kennis van sportinnovatie te testen:
1. uit welk jaar dateert de elektronische tijdwaarneming? (u mag er een jaartje naast zitten)
2. en de biomechanische analyse van film- of video-opnamen?
3. of de meting van het zuurstofopname vermogen of VO2max?

Antwoord op vraag 1, 2 en 3: 1928

Lees anders even het volgende:

‘De sporter zou een persoonlijk dagboek moeten voeren: daarin zouden moeten komen te staan:
• de duur van de training
• plaats, weer en omstandigheden
• trainingsinhoud
• resultaten van de training
• hoe de sporter zich voelde en verder onder meer:
• duur en kwaliteit van de slaap
• voeding
• lichaamsgewicht e.d.’

Nu is het de laatste jaren populair om dit soort informatie - zij het via de PC of laptop - vast te leggen en daarmee de vorm van de sporter in kaart te brengen. Bovenstaand citaat stamt echter al uit 1952 uit een standaardwerk van de Russische chef-atletiektrainer Osolin. Met andere woorden, niets nieuws onder de zon. Alleen niet meer in een boekje met potlood, maar nu via de PC opgetekend.

Het grote vraagstuk van de nieuwe informatietechnologie is of deze inderdaad een bijdrage levert aan het presteren van de sporter. Talentvolgsystemen, blessureregistratiesystemen en trainingslogboeken hebben de mogelijkheid om ons te voorzien van grote hoeveelheden ruwe data. Maar data zijn niet gelijk aan kennis.

Het verzamelen van data is als het gebruik van een thermometer zonder schaal: je ziet het kwik wel duidelijk stijgen of dalen, maar weet niet of dit normaal, wenselijk of onwenselijk is. En veranderingen moeten altijd gepaard gaan met actie. Immers als het niet uitmaakt of je 37, 38 of 39 graden op je thermometer ziet omdat je toch niets doet of niet weet wat je moet doen, hoef je ook geen temperatuur te meten! Of in sporttermen: als je bepaalde variabelen in je trainingslogboek ziet veranderen, maar niet weet of je gewoon door moet trainen, harder moet trainen, juist minder moet trainen of anders moet trainen, dan heeft het ook geen zin om een logboek bij te houden.

De kennis, de ervaring en de kwaliteit van de coach vormen de onmisbare link tussen de data en de daaruit te volgen actie. Wij kunnen allemaal naar de beste en mooiste MRI scans zitten staren, maar we weten eigenlijk niet wat we zien, en kunnen dus ook geen adequaat advies geven, zoals een geschoolde toporthopeed dat doet.

It’s not the tool that makes the star!

Innovatie
Echte innovaties komen meestal niet voort uit geplande en georganiseerde ontwikkelingen, maar zijn voor een groot deel te wijten aan toeval. Serendipiteit zoals dat ook wel genoemd wordt. Daarnaast worden de meeste nieuwe ontwikkelingen door dezelfde personen geïnitieerd. Zo heb je mensen die altijd met nieuwe ideeën op de proppen komen en mensen die nooit met een nieuw idee komen of het moet al eerder bedacht zijn. Uiteraard is niet ieder nieuw idee goed of bruikbaar. Maar het is beter om één bruikbaar idee uit honderd te hebben dan met geen enkel nieuw idee te komen.

Tenslotte moet een ‘research and development’ afdeling uit meer bestaan dat een jonge, net afgestuurde academicus, een internetverbinding en een kopieermachine. In Nederland worden innovatie en creativiteit echter al snel in de kiem gesmoord door bureaucratische processen en ambtelijke molens. Een organisatie als SenterNovem, zou innovatie moeten bevorderen. Wie daarmee echter in zee gaat, komt terecht in een Kafkaiaanse regelgeving en papierwinkel die zijn weerga niet kent. Men besteedt meer tijd aan het lezen en begrijpen van de regels en invullen van formulieren dan met de ontwikkeling van nieuwe ideeën. Voor de MKB-sector waar de meeste innovatoren zitten is dit een te zware administratieve belasting.

En zo daalt Nederland gestadig op de schaal van innovatie, ondanks de incidentele successen die men vaak aanhaalt om het structurele probleem te verbloemen. Zodra creativiteit gevangen wordt in regels en formulieren komt het tot een beperking van het creatieve proces. Het zijn andere omstandigheden en een andere mindset waarbij creativiteit en innovatie de kans krijgt om zich te ontwikkelen.

Wat innovatie betreft leggen wij de lat te laag. We zijn er goed in onszelf het schouderklopje te geven omdat we denken het zo goed te doen en wentelen rond in de zelfvoldoening omdat we zo innovatief zijn. Net als in de sport. En zeker binnen de sport moet de (innovatie)lat veel hoger komen te liggen.

Henk Kraaijenhof is vooral bekend als atletiekcoach. Zo was hij was onder meer coach van Nelli Fiere-Cooman, Merlene Ottey, Troy Douglas en Letitia Vriesde. Verder was hij consultant van de Engelse rugbybond, coördinator van de krachttraining van het Nederlands herenhockeyteam, conditietrainer van o.a. tennisser John van Lottum en tennisster Mary Pierce, consultant bij voetbalclub Juventus en bondstrainer van de KNAU bij de heren, dames en junioren. Kraaijenhof is ook één van de oprichters van NLcoach, de belangenbehartiger van trainers en coaches.
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst