Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Schaatstijden in de Crisis 27 oktober 2009

door: Gerard Sierksma

Wie schaatswedstrijden volgt weet dat met grote regelmaat eindtijden worden gecorrigeerd. Hoe dat precies gebeurt is voor de argeloze tv-kijker volstrekt onduidelijk. En waarom moet dat eigenlijk? Het begint er op te lijken dat de geloofwaardigheid van de schaatssport op het spel staat nu de tijdwaarneming steeds minder in staat blijkt de hoge snelheden en de superkleine onderlinge tijdsverschillen te registreren.

Calgary, 25 februari 2008. Shani Davis verslaat Simon Kuipers op de 1000 meter in een rechtstreeks duel. Later blijkt uit een finishfoto dat niet Davis de winnaar is maar Kuipers. De International Skating Union (ISU) komt terug op de uitslag en verklaart Kuipers tot winnaar. Is dat terecht? Als beide heren niet in dezelfde rit hadden gereden, had geen haan gekraaid naar de foute tijdregistratie en was Davis winnaar gebleven.

Een finishfoto is echter alleen te gebruiken als de rijders in een en dezelfde rit zitten. Het gebruik er van om de totale uitslag te bepalen is dus eigenlijk meten met twee maten en - hoewel volgens het ISU-reglement (June 2008) toegestaan - onjuist. Het ISU-reglement 2008 onderkent het probleem en zegt in Rule 251.2c: The ISU may issue further technical and procedural guidelines in this matter. Welke eventueel blijft onduidelijk.

Stel je de volgende situatie voor. Tijdens de Olympische Spelen van 2010 in Vancouver, Canada wordt Davis in zijn twee ritten op de 500 meter geklokt op een totaaltijd van zeg 68,56 seconden. In beide ritten is Wotherspoon niet zijn directe tegenstander. Hij krijgt volgens de tijdwaarneming een totaaltijd van 68,57 seconden. Davis krijgt de gouden medaille en Wotherspoon zilver. Ondertussen zijn er slimme analisten die op een handige manier de beelden van beide ritten over elkaar leggen en uit de virtuele finishfoto blijkt dat Wotherspoon de gouden medaille had moeten krijgen. Het hek zou van de dam zijn.

Nu het steeds sneller en sneller gaat, komen de gerealiseerde tijden steeds dichter bij elkaar te liggen. Ook wereldrecords worden gemiddeld met steeds kleinere verschillen gebroken. De verschillen tussen goud en zilver betreffen tegenwoordig soms centimeters en duizendsten van seconden. Is de vijfde gouden medaille in Peking van Michael Phelps eigenlijk wel terecht toegekend? Kloppen de afmetingen van de zwembaden wel? Zitten de baanlengtes wel binnen de officiële marges? Zijn wereldrecords wel altijd echt records?

Werd de tijd vroeger in tienden van seconden gemeten, tegenwoordig gebeurt dat in honderdsten. In duizendsten kan ook, maar dan zitten we binnen de foutenmarges. Zeker binnen de foutenmarges van de huidige tijdwaarnemingsinstrumenten. Weliswaar wordt gemeten in duizendsten van seconden, maar vanwege de onnauwkeurigheid in de apparatuur wordt afgerond op twee cijfers achter de komma (zie, ISU Regulations, Rule 251.3).

De onnauwkeurigheden in de tijdwaarneming kunnen oplopen tot zeker zo’n 0,003 seconden. Stel dat Davis’ 500-metertotaaltijd geklokt is op 67,562 en die van Wotherspoon op 67,567. Dan nog zou Wotherspoon de echte winnaar kunnen zijn. Immers met de foutenmarge zou de feitelijk geschaatste tijd van Wotherspoon 67,567 – 0,003 = 67,564 (afgerond 67,56) kunnen zijn, terwijl Davis’ echte tijd 67,562 + 0,0003 = 68,565 (afgerond 68,57) kan zijn geweest. Alleen als beide sprintkanonnen in dezelfde ritten hadden gereden zou een fotofinish onmiddellijk de juiste beslissing hebben kunnen geven.

Bovenstaande geldt uiteraard mutatis mutandis ook voor de 1000 meter en de 1500 meter, die beide overigens slechts een maal per schaatser per toernooi worden verreden. Op de lange afstanden zijn de tijdsverschillen in de regel groter en is de kans klein dat deze discussie zich voordoet. Het feit dat schaatsers niet altijd tegen elkaar in dezelfde rit strijden, stelt zeer dus steeds hogere eisen aan de tijdwaarneming. ‘Transponders’ mogen nog niet gebruikt worden omdat die om de enkel van de schaatser zitten en de tijd van de punt van zijn schaats die het eerst de finishlijn passeert telt (Rule 260.1). Ook met transponders zullen schaatstijden op honderdsten van seconden moeten worden afgerond vanwege de systeemfouten en blijven afrondingsfouten de uitslagen beïnvloeden..

Kortom, de schaatstijden die op de scoreborden verschijnen, en die de schaatser tot grote vreugde kunnen brengen, zullen veelvuldig worden gecorrigeerd. Zowel voor de tv-kijker als de schaatser kan dan de teleurstelling omslaan in ongeloof.

Met het kleiner worden van de onderlinge verschillen wordt een ander probleem steeds nijpender. Op de 1500 meter heeft de schaats(st)er, die in de buitenbaan start, vier buitenbochten en drie binnenbochten te gaan. Echter voor een binnenbaanstarter zijn dat drie buitenbochten en vier binnenbochten. Bovendien blijkt het hebben van de laatste binnenbocht statistisch gezien een voordeel boven het rijden van de laatste buitenbocht. Op de 1000 meter doet zich een vergelijkbare situatie voor. Vele schaatsexperts twijfelen of Gerard van Velde op de 1000 meter ook met een laatste buitenbocht Olympisch goud zou hebben gewonnen. De onderlinge verschillen tussen de toppers op beide afstanden zijn inmiddels zo klein dat de loting over de startbaan het verschil tussen goud en brons kan zijn.

Een ander gevolg van de superkleine onderlinge verschillen is de plaats van de starter ten opzichte van de startende schaatsers op de 1000 en de 1500 meter. Omdat het geluid zich voortplant met een snelheid van 331 meter per seconde, betekent een verschil in afstand tussen schaatser en starter van één meter al de bovengenoemde foutenmarge van 0,003 seconden. Is het verschil vijf meter dan hoort de ene schaatser het startschot bijna 0,02 seconden eerder dan de andere schaatser. Dit zijn op de 500 meter tijdsverschillen tussen goud en niks. Dit probleem is deels opgelost door bij de startende schaatsers luidsprekers waaruit de knal komt te plaatsen.

Een ander relevant gevolg is dat meer en meer records geëvenaard (gaan) worden in plaats van gebroken. Het ISU-reglement beschouwt een evenaring van een wereldrecord als een nieuw wereldrecord. In de huidige tijd ligt het meer voor de hand alleen degene die het record feitelijk vestigt te honoreren met het wereldrecorddiploma. Een gelijke prestatie - later in de tijd als alles nog weer verder is geïnnoveerd - is toch zeker van minder kaliber dan de allereerste prestatie? De ISU zou dan de definitie van Wikipedia kunnen volgen, die zegt dat ‘een wereldrecord in een bepaalde discipline een prestatie is die nog nooit eerder in die discipline is behaald’. De ISU hanteert echter de defintie uit de Grote Van Dale, die zegt dat het ‘een prestatie is die door niemand anders ooit is overtroffen’. Zowel de ISU als de Van Dale zouden de definitie dus moeten veranderen.

Hoe zouden de Olympische toernooien kunnen worden ingericht zodat we er zeker van zijn dat de medailles naar de snelste schaatsers gaan. Een simpele oplossing is om, net als bij onder meer het sprinten op de fiets, de wedstrijd in rondes te organiseren. Op basis van de ISU-ranglijst worden zestien (eventueel 32) schaats(st)ers gekozen. In de eerste ronde rijdt de nummer één tegen de nummer zestien, twee tegen vijftien, enzovoort. De winnaar van een rit gaat door naar de volgende ronde. Een finishfoto bepaalt telkens de winnaar. In de laatste ritten, als het om de medailleverdeling gaat, wordt tweemaal gereden, met een binnenbaanstart en met een buitenbaanstart.

Een nadeel van dit systeem is dat de sprinters, net als hun collega-hardlopers, vaker in actie moeten komen. Evenwel, bij 32 deelnemers blijft het totaal aantal ritten hetzelfde als in het huidige systeem. Bij zestien deelnemers rijden de toppers drie extra ritten, waarbij ze in de eerste ritten tegen de zwakste tegenstanders rijden. Dat valt dus wel mee. De winst is dat de echte winnaar het goud krijgt. Bovendien is iedere rit spannend. En hebben we één crisis minder.

Prof. dr. Gerard Sierksma is hoogleraar Kwantitatieve Sportlogistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen.
« terug

Reacties: 1

René Dorsman
10-01-2015

Geachte he1er Sierksma, zoals u zegt zijn er veel moeilijk beheersbare vaiabelen bij het rondjes schaatsen. Ok uw voorgestelde wedstrijdschema doet ze niet allemaal teniet, denk maar plotselinge luchtstromingen tijdens de wedstrijd, het elkaar beinvloeden bij het wisselen binnen- en buitenbaan et cetera en zijn part of the game. Een meer fundamenteel probleem zit naar mijn mening echter in het feit dat de eindtijd technisch zeer gesofisticeerd gemeten wordt in 1000-stes van seconden terwijl de start visueel wordt bepaald. Visueel kan een mens ongeveer tienden van secondes waarnemen, laten we zeggen 5/100 s, is gelijk aan 50/1000 s. Gelijkheid bij de start van 50/1000s en dan 1/1000s meten bij de aankomst? We houden onszelf dus voor de gek met het blijven investeren in de schijnnauwkeurigheid van de eindtijdmeting. Laat ofwel de start én de eindtijd elektronisch op 1/1000s vaststellen, of beide visueel.

 

Met vriendelijke groet,

René Dorsman

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst