Reactie op Rationalisering brengt de sport niet verder
“Sport is emotie!”
Met zijn kritiek op de vermeende ‘rationalisering’ van de
sport vertolkt Paul Verweel een aantrekkelijk standpunt; de toetreding van
professionals en verdergaande samenwerking met andere sectoren en organisaties
zou het voor al die goedwillende vrijwilligers in de sport lastiger maken
gepassioneerd te blijven. Nee maar! Verweel kiest hiermee voor een onvervalst
Cartesiaans dualisme: er zou sprake zijn van oud versus nieuw, passie versus
ratio, amateurs versus professionals, en - nu komt het - dat staat ook nog eens
gelijk aan ‘goed’ versus ‘fout’.
Verweel zet met deze normatieve schijntegenstelling de evolutie van de
georganiseerde sport feitelijk op slot. Immers, we moeten ons niet inlaten met
dat rationaliseren, zo luidt zijn pleidooi, want daardoor bloedt het hart van de
sport dood. Hoe verleidelijk dit standpunt ook lijkt, mijn vraag is: waar leidt
deze analyse toe? Opent of sluit zij deuren? Wordt hiermee recht gedaan aan het
groeiend aantal professionals in de sport, die zich met hart en ziel inzetten
voor de ondersteuning van de unieke vrijwilligerscultuur binnen de
verenigingssport...? En wat te denken van die ambitieuze combinatiefunctionaris,
die eindelijk de verbinding tussen school en sport heeft weten te leggen, en van
daaruit op school het besef laat ontstaan dat het eigen bewegingsonderwijs ook
beter moet, met gekwalificeerde vakleerkrachten...? Zouden deze mensen zich
herkennen in de scherpe veroordeling van Verweel?
Ik vrees dat juist dit soort retoriek de sport niet verder brengt, omdat zij
ons terug zet naar een tijd die al lang achter ons ligt. Want waar vind je nog
die club die het enkel op ‘liefdewerk oud papier’ doet? Het is allang
geen kwestie meer van kiezen tussen oud of nieuw, passie of rationalisering,
hart versus ratio... Nee, het gaat om de vraag hoe we de passie kunnen borgen in
het nieuwe, hoe we de verbinding met het hart in de sport kunnen behouden en
tegelijkertijd een zekere - bij de sport passende - mate van rationalisering
aanbrengen. Vergeet niet: adel verplicht! Dankzij de erkenning van de
maatschappelijke betekenis van sport wordt steeds vaker een serieus beroep op de
sport gedaan bij het aangaan van de vele sociaal-maatschappelijke uitdagingen,
die het Nederland van de 21e eeuw rijk is. Laten we hier blij mee zijn, elkaar
deze eer met verve gunnen en sport leading maken bij de sociale
innovatie waar dit land rijp voor is. Juist de sport zou andere sectoren komend
decennium de weg kunnen wijzen; laten we demonstreren hoe je de intrinsieke
kracht van een sector vol passie zodanig kunt richten, dat zij vitaal en
ondernemend wordt en blijft, en er juist meer duurzame sociaal-maatschappelijke
winst geboekt wordt.
Terug naar die normatieve schijntegenstelling. Professionalisering en
rationalisering zijn niet per definitie ‘fout’, en de ‘voor elkaar/door elkaar’
vrijwilligerscultuur is niet per definitie ‘goed’. Was het maar zo eenvoudig!
Wie kent niet die kernvrijwilliger, die niet bij de club is weg te slaan en zich
tot op het bot verzet tegen elke vorm van verandering? Brengt die attitude de
sport soms verder? Moeten we blijven hangen in deze romantiek over de grenzeloze
passie van Ome Jan en tante Truus...? Om nog maar te zwijgen van de categorie
bestuurders, die zich vanwege een slecht huwelijk en een mislukte
maatschappelijke carrière op het besturen van een sportorganisatie storten om
hun persoonlijke ellende te compenseren.
Ja, sport is emotie, op het veld of voor de buis, maar vooral ook in de
kantine of bestuurskamer! Is het niet eerder de uitdaging deze ongerichte passie
uit de onderbuik, de Dionysische krachten van eenieder die in de sport werkt –
vrijwillig of betaald – zodanig uit te zuiveren en te kanaliseren, dat er
geweldige dingen mee tot stand worden gebracht, ten gunste van sport en
maatschappij?
De andere pool van de tegenstelling is ook bij lange na niet zo absoluut als
Verweel stelt. De vermeende ‘rationalisering’ van sport is niet per definitie
‘fout’. Sterker nog, doorontwikkeling van de georganiseerde sport is hard nodig
om mee te groeien met de wensen van de markt. Laten we onze zegeningen tellen,
en profiteren van de erkenning van het belang van sport door andere sectoren.
Het vervlechten van sport met onderwijs, wijk- en welzijnsbeleid of zelfs
commerciële sectoren biedt de sport volop kansen om door te groeien.
En dat daar dan managers aan te pas komen - die soms dezelfde fouten maken
als al die goedwillende vrijwilligers - is logisch. Professionals zijn ook maar
mensen... Het is een publiek geheim dat ook in het management van veel
‘gerationaliseerde’ bedrijven de opgave ligt passie en bezieling weer tot leven
te wekken. De financiële crisis heeft pijnlijk aangetoond waar doorgeschoten
bureaucratisering en een ego-gestuurde managementstijl toe kan leiden.
Natuurlijk moeten we ons daar niet aan spiegelen in de sport!
De kritische analyse van Verweel wordt duidelijk ook gedreven door veel zorg
en liefde voor de sport. Het levert meer op zijn analyse te lezen als een
gepassioneerde oproep om vooral kritisch te blijven op ons eigen
ontwikkelproces; dat is een mooie, maar stevige opdracht aan alle bestuurders in
de sport. Het vraagt namelijk wel visie en leiderschap om de kansen die er zijn
te benutten, zonder speelbal te worden van derde partijen. En juist daar hebben
wij iets unieks in handen waar andere sectoren jaloers op kunnen zijn!
De passie, die intrinsiek met sport verbonden is, blijft in elke nieuwe
situatie altijd het vertrekpunt. Dat is ons anker. Het gaat om het spelletje, en
de positieve energie die daarbij vrij komt; van dat primaire proces hebben wij
in de sport nog altijd het meeste verstand. Laten we daar trots en zuinig op
zijn. Van samenwerking met derde partijen en de inzet van betaalde krachten
hoeven we beslist niet slechter te worden, mits we in staat zijn het roer stevig
in handen te houden, en de passie die de sport voedt loepzuiver in te zetten.
Maar dan hebben we intern nog wel wat huiswerk te doen! We zullen moeten
experimenteren met hybride besturingsmodellen, waarin een goede balans zit
tussen de vrijwilligersinzet en de inbreng van professionals in en rond de
sport. Daar is geen universele blauwdruk voor te bedenken; zoveel clubs, zoveel
besturingssystemen. Hoe dan ook zal het primaire proces, de kerntaak van een
sportvereniging altijd leading moeten zijn, om structuur te bieden aan
alle overige, daarvan afgeleide activiteiten. Daarmee is direct de passie
geborgd, en dus de inzet van vrijwilligers, niet weg te denken uit de sport.
Op deze wijze organiseren we de unieke kracht van sport in een nieuwe
setting, welke deze ook mag zijn. Dit vraagt wel het nodige zelfbewustzijn en
dus veranderwerk op persoonlijk vlak, zowel bij coaches, als (vrijwillige)
bestuurders en professionals in de sport. We zullen onze persoonlijke
projecties, de niet dienende ego-gebonden verlangens die ons werk in de sport
vervuilen, onder ogen moeten durven komen om ze vervolgens los te leren laten.
Hoe lastig dat is, valt af te leiden uit de aanhoudende problemen en
conflicten binnen verenigingen en bonden. Op een bepaalde manier is dit
vernieuwingsproces in de sport dus aan de orde van de dag, zij het versluierd en
zonder passende bedding of voeding.
Laten we komende jaren vooral daar onze energie op richten, en elkaar vanuit
de passie die ooit ten grondslag lag aan het ontstaan van sport, gidsen naar een
toekomst die de sport past. Door elkaar, voor elkaar.
Voor
een reactie van Paul Verweel op deze column klik hier
Voor een
reactie van Jan Janssens op de discussie tussen Paul Verweel en Sandra Meeuwsen
klik hier
Sandra Meeuwsen werkte van 1994 tot 2007 bij NOC*NSF, en begeleidt nu
vanuit haar bureau ‘Soulconsult’ beleids- en verandertrajecten binnen gemeenten,
bonden en derdelijns organisaties in de sport. Zij is van origine filosoof en
marketeer, en vertaalt de inzichten uit het veld van systeemdynamiek (Bert
Hellinger), Theory U (Otto Scharmer) en Presence (Peter Senge) naar toepassingen
in de sport (bestuur & coaching). Sandra presteerde in de jaren ‘90 als
triatlete op nationaal niveau, en is nu bestuurslid van de Nederlandse Triathlon
Bond (NTB). Voor meer informatie: www.soulconsult.nl