Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Regionale aanpak onderhoud en beheer sportaccommodaties onafwendbaar 8 april 2014

door: Rob de Waard

Gemeenten bezuinigen tegen de klippen op. Niet alleen vanwege de gevolgen van de economische crisis met stagnerende woningbouwprojecten en tegenvallende grondexploitaties. Ook de overheveling van taken van het Rijk naar gemeenten gaat niet budgettair neutraal. Daarnaast zetten gemeenten zich alvast schrap voor de naderende bezuinigingsronde vanuit Den Haag. Tenslotte voelen in de Noordelijke provincies veel gemeenten de gevolgen van de huidige en te verwachten toekomstige krimp.

Wanneer een huishouden financieel niet rondkomt, wordt de spreekwoordelijke tering naar de nering gezet, oftewel de uitgaven worden op het niveau van de inkomsten neerwaarts bijgesteld. Een veelgehoord verwijt richting overheden is dat zij juist het omgekeerde doen: de overheid blijft onverminderd geld uitgeven en zoekt naar de balans in de portemonnee door de inkomsten te verhogen. Burgers en bedrijven worden vervolgens extra aangeslagen door hogere belastingen, accijnzen, eigen bijdragen, tarieven en leges.

Positie gemeenten
Dat verwijt kan in sommige opzichten voor de Rijksoverheid met de fors opgelopen staatsschuld en het begrotingstekort terecht zijn; de praktijk bij gemeenten is vaak weerbarstiger. Veel (vanuit het Rijk overgehevelde) gemeentelijke taken zijn immers wettelijk vastgelegd en bezuinigen daarop kan feitelijk alleen door de taken nog wat efficiënter uit te voeren of door de wet te veranderen. Wat resteert, is een discussie over de zogenaamde vrije (lees politieke) keuzes aan gemeentelijke taken. Dan wordt de kaasschaaf, het snoeimes, de schaar of de bijl gericht op de uitgaven en bijdragen op de zogenaamde maatschappelijke velden als cultuur, welzijn, onderhoud en beheer openbare ruimte en sport. Over het laatstgenoemde onderdeel gaat deze bijdrage: de dreigende bezuinigingen op sport bij gemeenten.

Gemeenten en sport
Van al het gemeenschapsgeld dat onder aftrek van de inkomsten (zoals verhuurinkomsten van sporthallen en velden en opbrengsten kaartverkoop bij zwembaden) wordt uitgegeven aan sport - ruim 1 miljard per jaar - komt negentig procent voor rekening van de gemeenten. Het sportbeleid in Nederland is van oudsher een lokale aangelegenheid. Van die gemeentelijke bijdragen gaat negentig procent naar het in stand houden van en investeren in sportaccommodaties als zwembaden, sporthallen, gymnastieklokalen en diverse buitensportcomplexen. De rest wordt besteed aan sportstimulerende activiteiten en evenementen.

Veel en goede sportvoorzieningen
Wie via googlemaps bij willekeurige locaties in Nederland inzoomt op diverse sportaccommodaties, komt tot de conclusie dat ons land over het algemeen gezegend is met een gevarieerd en modern pakket aan sportvoorzieningen met een hoge concentratie. In combinatie met onze kenmerkende en unieke verenigingsstructuur en –dichtheid, kan ons land qua breedtesportvoorzieningen in internationaal verband de toets der kritiek ruimschoots doorstaan of loopt het zelfs voorop. Veel van deze fraaie voorzieningen zijn in de afgelopen welvaartsrijke decennia tot stand gekomen. Vooral de buitensportaccommodaties zijn als gevolg van de op bouwgrond beluste gemeenten meestal verplaatst naar de randen van steden en plaatsen. Of dat uit het oogpunt van leefbaarheid van dorpen, buurten en wijken en voor bereikbaarheid voor vooral jeugdige sporters verstandig is, laat ik hier even buiten beschouwing.

Veel sportverenigingen hebben in financiële zin goed kunnen profiteren van grondtransacties en uitkoopregelingen van gemeenten. Bij het binnenrijden van deze agglomeraties schijnen de vele lichtmasten als bakens in de verte over de kunstgrasvelden en riant uitgevallen verenigingonderkomens, die het tijdperk van de eenvoudige sportkantine al lang zijn overstegen.

Sport als het nieuwe welzijn
Natuurlijk zijn er uitzonderingen en afwijkingen op het hiervoor geschetste beeld, maar per saldo mogen we trots zijn op wat er aan sportaccommodaties in Nederland is gerealiseerd. Vaak met een enorme portie zelfwerkzaamheid en verenigingstrots. De ontmoetingsplaatsen bij uitstek; voor velen hun tweede (of soms zelfs eerste) huis: sport is het nieuwe welzijn.

Gemeentelijke bezuinigingen op sport
Maar het tij lijkt te gaan keren en snel ook. Gemeenten verkeren zoals gezegd in geldnood en zullen de sector sport veelal niet ontzien bij nieuwe bezuinigingen. Zo staat het voortbestaan van menig zwembad ter discussie. Voor de regio Oost-Groningen heeft Huis voor de Sport Groningen eind 2013 in opdracht van zeven gemeenten en een toekomstvisie voor de zwembaden voor de komende tien jaar gemaakt. Een prachtig initiatief, dat geen moment te vroeg komt en navolging verdient. Niet alleen in andere delen van het land, maar ook voor andere sportaccommodaties. Het is een eerste stap tot erkenning van een gezamenlijk regionaal probleem, dat alleen in onderlinge afstemming en samenwerking kan worden opgelost. Daarbij zullen gemeenten bereid moeten zijn om elkaar wat te gunnen en dus over de huidige gemeentegrenzen en eigen gemeentebegroting heen te kijken. De kunst is nu om de woorden om te zetten in daden.

De al eerder genoemde buitensportaccommodaties staan evenzeer onder zware druk en onze geroemde verenigingsstructuur staat voor een forse krachtproef. In hun zoektocht naar bezuinigingen op het onderdeel sport, laten gemeenten immers nu ook snel en in toenemende mate het oog vallen op de buitensportaccommodaties. En dat lijkt verklaarbaar; op deze ruimtevragende sportcomplexen leggen de gemeenten in Nederland veel geld toe. De huur die verenigingen betalen is bij lange na niet toereikend om alle kosten te dekken. Een bewuste keuze overigens van gemeenten uit vervlogen tijden van economische groei en voorspoed. Goede sportvoorzieningen als vestigingsfactor; talloze gemeenten dichten zich dan ook met trots de titel sportgemeente toe.

Druk op sportverenigingen
Gemeenten proberen nu enerzijds ieder voor zich - en vaak zonder afstemming met hun buren - krampachtig het eigen accommodatiebestand overeind te houden, maar tevens om op hun bijdragen daaraan te bezuinigen. Aan sportverenigingen wordt de keuze gelaten om het onderhoud van de velden en opstallen van de gemeenten over te nemen, meer huur te gaan betalen of de contributies te verhogen. Als het maar genoeg oplevert. De bal wordt dus bij de sportverenigingen neergelegd. En hoewel verenigingen zich meestal wel raad weten met een bal, kunnen ze met dit vraagstuk nauwelijks uit de voeten.

Leefbaarheid en vitaliteit
Natuurlijk mag ook in deze tijd van sportverenigingen een bijdrage worden gevraagd om de crisis te bestrijden. Een gematigde huuraanpassing en contributieherziening kunnen in enkele gevallen nog wel op verantwoorde wijze worden doorgevoerd, zonder dat dit tot vraaguitval (lees dalende ledenaantallen) leidt. Maar het is een illusie te veronderstellen dat substantiële lastenverzwaring bij deze verenigingen haalbaar is, tenminste als we de genoemde en geroemde structuur van sportaccommodaties en sportverenigingen in stand willen houden. Meestal de kurk waarop leefbaarheid en vitaliteit in dorpen en wijken drijft.

Onderhoud en beheer
Wat rest is de discussie over hoe om te gaan met het beheer en onderhoud van de sportvelden en bijbehorende gebouwen. In vrijwel alle gemeenten wordt dit werk onder verantwoordelijkheid van de gemeente uitgevoerd en vaak (nog) door de gemeenten zelf. Waarschijnlijk gebeurt dit niet in alle gevallen even goed en efficiënt. Het is dan ook een verleidelijke gedachte om (een deel van) deze taken over te dragen aan de sportverenigingen en daarmee dus veel geld te besparen om bijvoorbeeld de lantaarnpalen te kunnen laten branden, het afval te blijven inzamelen en ambtenaren in dienst te houden.

Maar een sportvereniging is per definitie geen onderhoudsbedrijf. Een sportvereniging wil haar leden laten sporten, prestatief en vooral recreatief. Het sporthemd is ook hier altijd nader dan de rok, met andere woorden: als het er om spant zal in de bestuurskamer een uitgave aan een (jeugd)elftal het altijd winnen van noodzakelijk onderhoud aan een veld of kleedkamer. En dat nog afgezien van het feit dat bij het onderhoud aan sportvelden er toch nog wel wat meer komt kijken dan af toe even de grasmaaier van de buurman die toevallig boer is, overheen te laten gaan. Tenslotte heeft niet iedere vereniging voldoende vrijwilligers in huis om deze - deels specialistische - taken uit te voeren.

Overdracht onderhoud naar verenigingen riskant
Gebrek aan kennis en voldoende menskracht en het stellen van andere prioriteiten zullen niet zelden, op den duur, leiden tot achterstallig onderhoud. Na verloop van tijd resulteert dit in onbespeelbare en afgekeurde velden en gebouwen. De enige oplossing is dan een vervroegde renovatie, maar daar heeft de gemeente in haar meerjaren onderhoudsplanning nog geen rekening mee gehouden. Verenigingen kennen echter een enorme organisatiekracht en zullen niet schromen om haar volledige jeugd in sporttenue de raadszaal te laten bezetten om hun eisen richting gemeente kracht bij te zetten. De eerste gemeenteraad die dan niet alsnog bezwijkt, moet nog worden gekozen.

Het moge duidelijk zijn dat dit scenario, dat niet zelden voorkomt, voor de gemeente per saldo duurder uitpakt. Vervolgens zal dan worden besloten om de overdracht van onderhoudstaken naar de verenigingen terug te draaien. De gemeenteraad likt haar (financiële) wonden en roept dat dit nooit meer mag gebeuren. Maar vier jaar later zitten er weer andere mensen.

Het zomaar overdragen van taken naar verenigingen houdt dus flink wat risico’s in.
Maar wat dan wel te doen?

Regionale aanpak
In mijn ogen is het beter om te zoeken een andere, toekomstbestendige wijze van beheer en onderhoud op een zodanige wijze dat
• er voldoende sportaccommodaties en verenigingen in stand blijven;
• er door gemeenten een structurele besparing kan worden gerealiseerd;
• gemeenten en verenigingen er geen dagelijkse zorg over hebben.

Dat kan als (buur)gemeenten en verenigingen gaan samenwerken en de handen ineen slaan door de oprichting van een aparte organisatie die verantwoordelijk wordt voor beheer en onderhoud van de sportcomplexen in een bepaald gebied. Vaak is er sprake van een lappendeken aan beheersconstructies, soms zelfs binnen een gemeente. Je hoeft geen econoom te zijn om te weten dat dit efficiënter kan. Door die beheerschaos op te heffen en er een duidelijke en overzichtelijke structuur van te maken, worden de taken beter, sneller en dus effectiever en efficiënter uitgevoerd. Hoe meer gemeenten en verenigingen zich aansluiten, hoe goedkoper het werk kan geschieden. Bovendien kan zo’n professionele organisatie scherp inkopen. Mogelijk zijn er zelfs nog BTW-voordelen te behalen.

De reeds bij veel verenigingen actieve vrijwilligers hoeven niet bang te zijn dat ze hun belangrijke en nuttige werkzaamheden moeten stoppen. Integendeel zelfs, maar dat gebeurt dan in principe onder de eindverantwoordelijkheid van deze nieuwe organisatie. Door poulevorming verkleint ook de kwetsbaarheid en neemt zelfs de werkgelegenheid voor vrijwilligers toe. Desgewenst kunnen eventueel ook medewerkers van de regionale sociale werkvoorzieningen hierbij worden ingezet.

Stichting of coöperatie
De rechtsvorm zou een maatschappelijke organisatie kunnen zijn als een stichting of coöperatie dus opererend zonder winstoogmerk. Het betreft immers de zorg en in standhouding van maatschappelijke voorzieningen. De zeggenschap in zo’n stichting kan worden gevormd door een bestuur, bestaande uit vertegenwoordigers van deelnemende gemeenten en verenigingen. Het werkkapitaal wordt gevormd door de bijdragen van de gemeenten. Dat kan zowel in menskracht als in financiële middelen, zodanig dat gemeenten minder geld kwijt zijn aan onderhoud dan nu. Wellicht dat ook de provincie een bijdrage wil leveren uit het oogpunt van leefbaarheid.

Het is niet de bedoeling om een dure organisatie op te tuigen met veel management, overhead en overleg, maar een praktisch ingesteld bedrijf, met beide benen op en letterlijk in de grond. Maar wel met voldoende kennis van zaken. Op deze wijze worden niet alleen besparingen gerealiseerd, maar zal het niveau van het onderhoud gemiddeld ook verbeteren en kan het noodzakelijke groot onderhoud als renovaties worden uitgesteld.

Tenslotte neemt ook het risico op plotselinge onvoorziene uitgaven af. Een toekomstbestendig scenario dus in het belang van gemeenten, inwoners en de sport. In zo’n verbeterde constructie is er ook bij verenigingen en haar leden een groter draagvlak om, eventueel en indien nog nodig, ook een financiële bijdrage te leveren door huur- en contributieverhoging. Dat heeft meer kans van slagen dan het simpelweg zonder tegenprestatie de lasten bij verenigingen te verhogen.

Onafwendbaar voor Groningen en Noorden
Voor sommige regio’s in het Noorden met veel kleine gemeenten met een kleiner en ook nog eens een vergrijzend ambtenarenapparaat - dus met wegvallende kennis op dit terrein - is een dergelijke constructie volgens mij het enige juiste antwoord op de geschetste problematiek. Een onafwendbaar scenario dus, met ruimte voor maatwerk per regio. En ook toepasbaar op de binnensportaccommodaties.

Of er uiteindelijk voor bijvoorbeeld de provincie Groningen één organisatie resteert die deze taken op zich neemt en of het werkterrein zich niet alleen regionaal maar ook functioneel uitbreidt richting andere maatschappelijke terreinen en gebouwen, eveneens maatschappelijk vastgoed, zal de toekomst leren.

Ook het vraagstuk van een optimale spreiding van sportaccommodaties over regio en provincie, met per saldo minder maar wel betere voorzieningen in krimpregio’s, kan met dit als basis aansluitend worden opgepakt.

Tenslotte kan ook een aanvang worden gemaakt om sportaccommodaties daadwerkelijk beter te gaan benutten en op meer momenten van de week voor de inwoners, onder voorwaarden, toegankelijk te maken.

Over leefbaarheid gesproken.

Maatschappelijke winst
Voor de kortere termijn zijn in ieder geval de kleinere gemeenten geholpen met een bijdrage vanuit sport aan de bezuinigingen, kunnen de sportverenigingen opgelucht ademhalen en gelukkig ook veelal met en in hun sportaccommodaties blijven voortbestaan. Ze kunnen zich weer toeleggen op hun maatschappelijk zo belangrijke kerntaak: zoveel mogelijk inwoners laten sporten en bewegen. Dat is lastig genoeg, maar daar is uiteindelijk de samenleving wel bij gebaat.

Rob de Waard is directeur/bestuurder van het Huis voor de Sport Groningen. Eerder was hij was jarenlang Directeur van de Dienst Sport en Recreatie van de gemeente Utrecht. Hij bekleedde daarna o.a. directiefuncties bij bioscoopconcern Wolff en Ahoy Rotterdam. Voor zijn overstap naar Huis voor de Sport Groningen was hij senior consultant bij BMC. Thans is hij ook nog commissaris bij de NV Sportinrichtingen Nieuwegein. Een greep uit zijn vorige nevenfuncties: commissaris bij FC Utrecht, directeur Stadion Galgenwaard, voorzitter Stichting Marathon Utrecht, bestuurslid van Stichting Topsport Utrecht, de Vereniging van Stadion Directeuren Nederland, de Vereniging van Bioscoopexploitanten Nederland en rechtsvoorganger van VSG district oost en landelijk.
« terug

Reacties: 7

-
08-04-2014
Scherp en evenwichtig betoog Rob. Ik was even bang voor een verhaal dat elke kostenverhoging voor sport zou afwijzen, maar dat is gelukkig niet het geval. Sport is bijna altijd en voor bijna iedereen spotgoedkoop, maar de kwaliteit van het aanbod laat nog wel eens te wensen over. Als die kwaliteit omhoog gaat, zijn mensen ook bereid meer te betalen. Je oproep tot samenwerking en krachtenbundeling in het beheer en onderhoud van sportaccommodaties is prima. Wat mij betreft zou deze de organisatie van de sport in de volle breedte mogen betreffen. Ook in de begeleiding van jeugd, de organisatie van sportactiviteiten, het opzetten van evenementen, het runnen van kantines e.d. kan samenwerking en krachtenbundeling veel opleveren. Jan Janssens lector Sport, Management & Ondernemen Hogeschool van Amsterdam
-
08-04-2014
Dank voor je reactie Jan! Inderdaad is er ook op andere terreinen nog veel te winnen door nu eens echt te gaan samenwerken en het eigenbelang overboord te gooien. Groet, Rob
-
09-04-2014
Jouw artikel gekoppeld aan de berichtgeving mbt sportbonden geeft stof tot nadenken. We zullen anders moeten organiseren om het sportaanbod en de sportvoorzieningen op pijl te houden. Contextgedreven organiseren in een regio is altijd beter dan organiseren vanuit een (landelijk) systeemdenken. Organiseren van sport vanuit de accommodaties, waarbij sporttakoverschrijdend wordt gewerkt lijkt een prima oplossing. Dank voor het sterke artikel Rob!
-
09-04-2014
Groet, Ronald ter Hoeven
-
09-04-2014
Beste Rob, goed artikel! ik wel 1 praktische vraag. waarom perse een stichting of cooperatie? kan dit ook niet "gewoon" binnen de gemeente georganisserd worden. Hiermee houdt je de feeling met het sportbeleid en andere beleidsvelden en houdt je eigendom en beheer bij elkaar. Enige nadeel is dat je niet kan profiteren van het CAO voordeel. Gr, Jeroen
-
10-04-2014
Beste Jeroen, Dank voor je reactie! Voor mij is een stichting of een cooperatie geen doel op zich. Het is een suggestie voor een beheersvorm. Ik denk wel dat het goed is om dit werk bij individuele (kleine) gemeenten weg te halen, vandaar de voorgestelde regionale gemeente-overstijgende aanpak. Maar zoals ik al schreef, maatwerk per regio is het beste. Als er alleen al wat meer gemeente-overstijgend wordt gedacht en gemeenten en verenigingennu echt meer gaan samenwerken en elkaar meer gaan gunnen, is er al heel veel gewonnen! Groet, Rob
-
10-04-2014
Dank voor je reactie Ronald! Je hebt gelijk, maar we blijven vechten voor een (nog) beter sportklimaat! Jij en ik worden daar niet moe van, dat weet ik, jou ook kennende! groet, Rob

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst