Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Sport & Recht-Item

Een meldplicht, en dan? 29 mei 2018

door: Hendrik Sytema

Op 14 mei 2018 heeft NOC*NSF voor sportbestuurders een meldplicht ingesteld voor gevallen van seksuele intimidatie en misbruik. Aanleiding voor de meldplicht is het rapport van de commissie De Vries dat in december 2017 verscheen. In dat rapport werd een groot aantal aanbevelingen gedaan om misbruik in de sport tegen te gaan. In enigszins aangepaste vorm is de meldplicht als een van de aanbevelingen overgenomen. 

Hoewel het onderliggende probleem ernstig is en zonder meer aangepakt moet worden, is het maar zeer de vraag of de meldplicht een werkbare oplossing biedt. Er kleven nogal wat haken en ogen aan, waarvan maar de vraag is of deze voldoende onderkend zijn bij de voorbereiding van het voorstel.

Gemiste kans: geen prominente plaats voor bewustwording en preventie

Meldplicht vooral reactieve maatregel
Meer in het algemeen is een belangrijke vaststelling dat de meldplicht – die als zodanig de meeste aandacht genereert in de media – een reactieve maatregel is. Hoe sympathiek ook de gedachte erachter moge zijn, en hoezeer ook er extra financiële middelen voor worden vrijgemaakt, een melding kan pas worden gedaan als het leed al geschied is. Het had naar mijn idee meer voor de hand gelegen dat er vooral aandacht, inspanning en middelen zouden zijn voor bewustwording en preventie. Het is niet dat die elementen niet in het rapport De Vries of in de besluiten van NOC*NSF benoemd worden, maar een prominente plaats hebben ze bepaald niet. Een gemiste kans wat mij betreft, omdat daarvan – anders dan in het optuigen van een formele verplichting – meer succes te verwachten valt. Maar dat is niet het belangrijkste bezwaar tegen de meldplicht. Specifiek op de meldplicht zoals deze is aangenomen, is het volgende aan te merken. 

De meldplicht luidt als volgt: 'Ieder bestuurslid van de sportbond of sportvereniging, die kennis krijgt van (een vermoeden van) een overtreding van dit reglement is verplicht dit te melden bij de aanklager van de sportbond, tenzij hij/zij zelf de seksuele intimidatie heeft ondergaan en, of een functie als vertrouwenscontactpersoon bij de sportvereniging of als vertrouwenspersoon bij de bond bekleedt.'

In de regeling wordt onder seksuele intimidatie verstaan: 'enige vorm van ongewenst verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie (duiding) dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van de persoon wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd. Onder seksuele intimidatie, zoals vermeld in lid 1, zijn mede begrepen de in de artikelen 239 t/m 250 (Titel XIV: Misdrijven tegen de zeden) van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gestelde feiten.’

Het gebruik van de term 'gedrag' in plaats van 'handelingen', geeft ruimte aan een schier onbegrensde invulling van de definitie van seksuele intimidatie

XL19-FotoBijSportEnRecht-1Die tekst werpt meteen een aantal vragen op. In de eerste plaats moet onder ogen worden gezien dat de definitie van seksuele intimidatie behoorlijk ruim is en als zodanig weinig houvast biedt. Sterker nog, het gebruik van de term 'gedrag' in plaats van 'handelingen', geeft ruimte aan een schier onbegrensde invulling van de definitie. Toegegeven, het moet gaan om gedrag met een seksuele connotatie, maar ook dat begrip maakt niet zonder meer duidelijk welk gedrag nu wel of niet door de beugel kan. Het is dus de vraag welk gedrag men met de meldplicht op het oog heeft. Duidelijk is dat de meldplicht zich niet beperkt tot strafbare feiten, maar ook niet-strafbaar maar desondanks ongewenst gedrag moet gemeld worden.

Is voor een vermoeden een gerucht voldoende?
Vervolgens rijst de vraag hoe sterk een vermoeden moet zijn voor het de plicht tot melden in het leven roept. Is een gerucht voldoende? Moet het een ‘redelijk’ vermoeden zijn? Mag het vermoeden van een anonieme bron zijn? Wat als de kennis van 'horen zeggen' komt? Gegeven het feit dat een beschuldiging van seksuele intimidatie of misbruik per definitie een ernstige is en de 'waar rook is, is vuur'-gedachte zich snel opdringt, zal zo’n vermoeden toch behoorlijk concreet moeten zijn voordat een melding gedaan wordt.

Deze bezwaren zijn op zichzelf al zodanig dat een meldplicht in deze vorm – afgezien van hele evidente gevallen – wellicht meer problemen creëert dan het oplost. Van mensen die op amateurniveau sporten en zich daarbij uit plichtsbesef of clubliefde geroepen voelen bestuursfuncties te vervullen, wordt immers verwacht dat zij op basis van uitermate vage en ruime criteria beslissingen nemen die verstrekkende gevolgen kunnen hebben. 

Ongewenste effecten
Dit kan twee uiterst negatieve neveneffecten laten zien. De meldplicht in zijn huidige vorm creëert wellicht een 'choking effect', waarbij de bestuurder veiligheidshalve niet meldt omdat hij niet zeker is of de melding wel stevig genoeg is of omdat hij twijfelt of het gedrag wel kwalificeert als seksuele intimidatie. Gevallen die wel gemeld zouden moeten worden, worden dan ten onrechte niet gemeld. Een tegenovergesteld, maar niet minder ongewenst effect kan optreden wanneer een bestuurder zich gedwongen voelt wel te melden waar achteraf bezien niets aan de hand blijkt te zijn geweest. Het leed voor alle betrokkenen is dan echter al geschied. De vraag naar eventuele aansprakelijkheid voor schade laat ik voor het gemak nog maar buiten beschouwing. Hoe dan ook, in beide gevallen schiet de meldplicht zijn doel voorbij.

Zelfs bij vaststaand slachtofferschap is het maar zeer de vraag of het belang van het slachtoffer er ook maar enigszins mee gediend is dat er verplicht gemeld wordt

Als deze bezwaren zich al niet voordoen, dan dient zich hoe dan ook de vraag aan naar de positie van het beweerdelijke slachtoffer. Het doen van een melding impliceert namelijk dat er door een aanklager onderzoek wordt gedaan naar de gegrondheid van de melding. Want dat er een vermoeden van seksuele intimidatie of misbruik is, betekent nog niet zonder meer dat die intimidatie of dat misbruik vaststaat. Als de aangeklaagde ontkent, is het dan ook maar zeer de vraag of het tot een bewijsbaar feit komt. 

En zelfs bij vaststaand slachtofferschap is het maar zeer de vraag of het belang van het slachtoffer er ook maar enigszins mee gediend is dat er verplicht gemeld wordt. Het is namelijk niet zonder meer zo dat het slachtoffer gebaat is bij een (semi-) openbare behandeling van zijn of haar geval.

Kans op secundaire victimisatie
XL19-FotoBijSportEnRecht-2Afgezien van het risico van het bekend worden van privacygevoelige gegevens of omstandigheden, is er de kans op zogeheten secundaire victimisatie. Het melden en vervolgens opstarten van een procedure houdt immers ook in dat de beschuldigde in staat moet worden gesteld zich te verweren tegen de verwijten. Dit kan onder meer inhouden dat een slachtoffer zich het onderzoek door de aanklager met alle kritische vragen vandien zal moeten laten welgevallen. Een zekere uitkomst in de zin dat een melding ook leidt tot veroordeling van een dader en daarmee genoegdoening voor het slachtoffer is daarmee niet gegeven. Van erkenning als slachtoffer komt daarmee in het geheel niets terecht. Voor zover daarover enige verwachting zou zijn, is die bepaald niet reëel. 

De wensen of belangen van degene die het gedrag zou hebben ondergaan, lijkt echter in de regeling nauwelijks tot geen plaats te hebben. 

Belangrijk bewijs verloren
Een derde bezwaar, dat overigens niet los gezien kan worden van de eerdergenoemde bezwaren, is de eventuele samenloop met een politieel of justitieel onderzoek. Het spreekt voor zich dat het melden en vervolgens opstarten van een onderzoek er niet toe mag leiden dat een eventueel strafrechtelijk onderzoek doorkruist wordt. Dat risico bestaat echter wel degelijk. Belangrijk bewijs kan verloren gaan of zijn bewijskracht verliezen als er ontijdig of onoordeelkundig onderzoek plaatsvindt. 

De meldplicht zoals deze nu luidt is niet werkbaar en niet dienstig aan het doel dat men voor ogen heeft

Ik laat bezwaren die er zijn ten aanzien van privacy, minderjarigheid van slachtoffers maar ook van beschuldigden en het ontbreken van sancties op het niet-melden op dit moment rusten, maar ook op die gebieden zijn er nog de nodige kanttekeningen te plaatsen bij de voorgestelde meldplicht. 

Duidelijk mag zijn dat de meldplicht zoals deze nu luidt niet werkbaar is en niet dienstig is aan het doel dat men voor ogen heeft. Als de oplossing voor het probleem van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in de sport al in een meldplicht ligt, moet deze zeer helder geformuleerd zijn en in overeenstemming met de wensen van het slachtoffer. Beter nog blijft het om vooral in te zetten op bewustwording, voorlichting en preventie. Als er ergens extra geld voor vrijgemaakt moet worden, is het daarvoor.

Hendrik Sytema is als strafrechtadvocaat werkzaam bij Delissen Martens Advocaten in Den Haag. Daarnaast is hij o.a. lid van de Commissie van Beroep van de Nederlandse Volleybalbond en vertrouwenspersoon bij volleybalvereniging VV Haaglanden te Voorburg. Deze bijdrage is geheel op persoonlijke titel. Voor meer informatie: sytema@delissenmartens.nl of 070-311 5411.

« terug

Reacties: 5

B.Kreijtz
29-05-2018

Ik hoop zo dat dit ook terecht komt bij het bestuur van mijn club, van witte middelbare mannen, die mij als vrouwelijke trainer de wacht hebben aangezegd en twee heren die zich niet aan de fatsoensregels houden de hand boven het hoofd houden. Van minstens twee vrouwelijke sporters is tevens bekend dat zij zich ongemakkelijk voelen bij een mans-persoon.....
De secundaire effecten zijn voor mij groot - Ik kom niet meer bij de club en mijn naam is bezoedeld.

Wouter Koeman
29-05-2018

Beste heer Sytema,

Bedankt voor uw bijdrage over het onderwerp seksuele intimidatie en in het bijzonder de meldplicht. Het is belangrijk om binnen en buiten de georganiseerde sport hierover in gesprek te blijven, meningen en ervaringen uit te wisselen.

Vanuit mijn ervaring en perspectief als vertrouwenscontactpersoon van de Judo Bond Nederland (JBN) reageer ik graag op uw betoog. Wij zijn het met elkaar eens dat de meldplicht 'an sich' geen zaligmakend middel is. Het is dan ook onderdeel van een breder pakket aan aanbevelingen/maatregelen die tezamen het probleem van seksueel misbruik en seksuele intimidatie in de sport moeten terugdringen. Hierbij is de door u genoemde bewustwording, voorlichting en preventie van groot belang.

U kwalificeert de meldplicht als 'een reactieve maatregel'. In beginsel is dit juist, maar we moeten niet vergeten dat de meldplicht ook een preventief karakter kan hebben. Het komt voor dat seksueel grensoverschrijdend gedrag bekend is bij personen op wie de meldplicht rust. Wanneer deze persoon hiervan melding maakt werkt dit als een preventief middel naar potentiële toekomstige slachtoffers. Wanneer de melding niet gedaan wordt zijn de gevolgen mogelijk heel ernstig. Zou u als vertrouwens(contact)persoon bij volleybalvereniging VV Haaglanden niet liever een melding te veel dan te weinig ontvangen?

Ik lees in uw stuk een grotendeels juridische analyse over de ingestelde meldplicht. Ik wil deze analyse niet betwisten of teniet doen. Graag wil ik wel meegeven dat de georganiseerde sport, in mijn geval de judobond, een zorgplicht heeft naar al haar leden. Wij willen die ook op het gebied van seksueel grensoverschrijdend gedrag gestand doen. Het is lastig dit ten uitvoer te brengen als signalen of meldingen ons niet in alle gevallen bereiken. De meldplicht is niet dé oplossing, maar moeten we niet alles binnen onze mogelijkheden doen om elk geval van grensoverschrijdend gedrag te voorkomen?

Uitvoering geven aan de meldplicht, dus een melding maken bij de betrokken organisatie, betekent niet dat iemand direct schuldig bevonden is. Het is de toegangspoort naar gedegen onderzoek door de aanklager die zich vervolgens buigt over de eventuele schuldvraag en vervolgprocedure. Dat deze aanklagers uitstekende kennis en vaardigheden dienen te hebben staat buiten kijf.

Met vriendelijke groet,
Wouter Koeman
Vertrouwenscontactpersoon JBN

Geert Slot
29-05-2018

Beste Hendrik Sytema,

Dank voor uw bijdrage in sportknowhowXL over de meldplicht voor sportbestuurders voor gevallen van seksuele intimidatie en misbruik in de sport. Wij stellen het zeer op prijs dat deskundigen zich melden en hun kennis willen inzetten ter verbetering van de bestrijding en het voorkomen van seksueel misbruik in de sport. In uw geval is er zelfs sprake van twee ervaringsgebieden waar u uit kunt putten; die van de strafrechtadvocaat en de ervaringen die u op heeft gedaan als vertrouwenscontactpersoon bij een volleybalvereniging.

NOC*NSF is net als de commissie De Vries getroffen door het immense leed dat slachtoffers van seksueel misbruik wordt aangedaan. Het is voor slachtoffers bijzonder ingrijpend, in veel gevallen gaan zij daar jarenlang en soms hun hele leven onder gebukt.
NOC*NSF is het daarom eens met de prioriteitstelling van de commissie zelf, om slachtoffers zo goed mogelijk te ondersteunen; daadkrachtig en effectief tegen plegers op te treden en te voorkomen dat er meer slachtoffers vallen.
Vandaar het uitgebreide plan van aanpak dat is opgesteld om de 42 aanbevelingen van de commissie De Vries te implementeren ((https://www.nocnsf.nl/stream/03.1-notitie-plan-van-aanpak-cie-de-vries.pdf)). Daarin is, zoals Wouter Koeman van de Judobond in zijn  reactie ook al aangeeft, de meldplicht slechts een onderdeel, zij het wel een belangrijk onderdeel.

Gerard Dielessen over de meldplicht op 14 mei ’18 tijdens de AV van NOC*NSF:
“Het is dringend noodzakelijk dat seksuele intimidatie en misbruik in de sport actiever, — veel actiever —, worden tegen gegaan. En dat kan in de ogen van de commissie De Vries alleen met een breed scala aan verbeteringen. De commissie doet daartoe tientallen aanbevelingen (http://www.sportknowhowxl.nl/files/2017/RapportCommissieDeVries.pdf). Maar, de commissie zegt meer, en dat is misschien wel het allerbelangrijkste.
Wijzend op de toenemende aandacht in de samenleving voor seksuele intimidatie en misbruik, en de maatschappelijke reactie daarop, is het hoog tijd dat de sport één helder signaal gaat afgegeven: seksuele intimidatie en seksueel misbruik worden niet getolereerd!
Vandaar de verdubbeling van onze eigen inzet van 310 maar 610.000 euro per jaar, vandaar de meldplicht en vandaar ook de maatregelen van vandaag om zaken snel en zorgvuldig af te handelen. 

Over de meldplicht zou ik nog het volgende willen zeggen. Deze is noodzakelijk om betrokkenen zich te laten realiseren dat zij op eigen initiatief direct actief dienen te worden als er zaken spelen die niet door de beugel kunnen. Dus geen doel op zich, maar een belangrijk middel om bij te dragen aan een sportcultuur waarin geen tolerantie bestaat voor seksuele intimidatie en seksueel misbruik. Nu eerst voor bestuurders, daarna zo snel mogelijk voor het sportkader.”

Beste Hendrik Sytema, het is zeker zo dat uiteindelijk het voorkomen van seksueel grensoverschrijdende gedrag, of zo u wilt ‘handelingen’, het allerbelangrijkste is. Dat zijn wij met u eens. Vandaar ook al de maatregelen die we hebben opgenomen in het plan van aanpak. In onze ogen speelt de meldplicht daar overigens ook een grote rol in.
Een overzicht van de stand van zaken voor wat betreft de implementatie van alle 42 aanbevelingen is hier te vinden.

Tot slot kan ik opmerken dat ook wij zien dat de invoering van de meldplicht met een flink aantal uitdagingen gepaard zal gaan waarvan Hendrik Sytema er een aantal noemt. Wij gaan die in de komende periode graag te lijf en kunnen daarbij alle hulp gebruiken die er maar te vinden is.

Geert Slot,
woordvoerder NOC*NSF

Hendrik Sytema
29-05-2018

Geachte heer Koeman, geachte heer Slot,

Dank voor uw uitgebreide reacties op mijn bijdrage. Het moge helder zijn dat wij het alle drie eens zijn over de breed gevoelde noodzaak het probleem van seksueel misbruik en intimidatie in de sport aan te pakken. In mijn bijdrage heb ik onderkend dat de voorgestelde meldplicht een onderdeel is van een breder palet aan maatregelen. Desondanks heb ik er voor gekozen deze maatregel nadrukkelijk te bespreken omdat de uitvoering ervan de nodige voeten in de aarde kan hebben.

Ik hecht eraan op te merken dat ik niet mordicus tegen een meldplicht ben. Dat betoog ik ook niet. Een meldplicht voor bestuurders kan zeer dienstig zijn als een van de maatregelen om misbruik tegen te gaan of te voorkomen.  Waar het mij met name om gaat, is de naar het zich nu laat aanzien ongeclausuleerde vorm waarin de meldplicht gegoten is. Het ontbreekt op dit moment (nog) aan heldere kaders waaraan bestuurders zich kunnen vastklampen. Intimidatie en gedrag zijn nu eenmaal diffuse en veelomvattende  begrippen.  Duidelijke handvatten vergroten de meldingsbereidheid.

Daarnaast zal de kwaliteit van de te volgen procedure en samenhangend daarmee de daarin betrokken functionarissen zodanig moeten zijn dat er niet meer problemen gecreëerd worden dan er mee worden bestreden.  De  complexiteit en de gevoeligheid van de materie mag niet onderschat worden. Ter vergelijking: bij politie en justitie werken speciaal opgeleide en gecertificeerde  rechercheurs en officieren van justitie aan zedenzaken. Niet iedere rechercheur of officier mag dergelijke zaken behandelen. Het laat zien dat bijzondere expertise een noodzaak is.

Last but not least mis ik in de voorgestelde regeling de stem van het slachtoffer. Een versterking van de positie van het slachtoffer brengt naar mijn idee met zich mee dat de regeling rond de meldplicht zodanig ingericht moet worden dat het slachtoffer een (misschien wel beslissende) stem moet hebben in de vraag of er een tuchtprocedure vanuit de bond moet worden opgestart.  Er zal voor moeten worden gewaakt dat een regeling met een verplichte melding door het bestuur en een daarop onherroepelijk volgend tuchtonderzoek ertoe leidt dat een slachtoffer afziet van melding binnen de eigen vereniging. Daarmee schiet de meldplicht voor bestuurders zijn doel ver voorbij.

Het is daarom zaak de uitvoering van het plan van aanpak in al zijn facetten goed te doordenken en te bezien of de meldplicht in de huidige vorm dienstig is aan het uiteindelijke doel: het voorkomen en bestrijden van misbruik en intimidatie in de sport.

Hendrik Sytema

Henk Hagen
01-06-2018

Als voormalig nationaal projectleider Moord en Zedencriminaliteit bij de Nederlandse Politie onderschrijf ik het betoog van Sytema. Natuurlijk steun ik alle pogingen die worden ondernomen om seksueel misbruik en intimidatie te voorkomen. Graag zelfs. Echter op basis van mijn ervaringen, thans als vertrouwenspersoon bij sportclubs en actuele begeleider van politiemensen die een disciplinair/strafrechtelijk onderzoek ondergaan, moet ik helaas concluderen dat de bewijskracht bij veel meldingen ontbreekt.

Wouter Koeman schrijft dat uitvoering geven aan een meldplicht niet betekent dat iemand schuldig wordt bevonden. Dank je de koekoek. Het doen van een melding vereist dat er stappen worden ondernomen en juist het nemen van die stappen veroorzaakt op lokaal niveau maar al te vaak roddel en achterklap. Waar rook is zal wel vuur zijn. Daarbij heb ik net even te vaak geconstateerd dat de aangeklaagde op basis van aannames ernstig in diskrediet is gebracht. Vertrekken uit de lokale gemeenschap is soms de volgende stap om te ontkomen aan de geruchten.

Op aannames en moreel wenselijk gedrag dat niet feitelijk onderbouwd kan worden kan geen recht worden gesproken, zelfs door een bestuurder/leidinggevende geen rechtvaardig besluit. Gebeurt dat wel, zo leert de praktijk, is de schade die daardoor ontstaat groot, niet alleen voor de aangeklaagde maar ook voor bestuurders/leidinggevenden. Sytema merkt terecht op dat bij politie en justitie slechts degene met de nodige expertise zedenzaken mag behandelen. En dan nog gaat het soms mis.

De meldplicht is geen doel op zich schrijft Geert Slot, gelukkig maar. Waar het anno 2018 vooral aan ontbreekt is dat op lokaal niveau de verenigingen niet of nauwelijks beleid hebben ontwikkeld om misbruik tegen te gaan. Lokale bestuurders zitten dikwijls met de handen in het haar niet wetende hoe te acteren in geval misbruik. Daarom roep ik sportbonden op om samen met NOC*NSF werk te maken van preventie (onder meer stringenter naleving van de talloze protocollen) en scholing om uitwassen te voorkomen en indien er zich toch een misstand aandient, hoe die zorgvuldig kan worden afgehandeld. 

Henk Hagen.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst