Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Sport & Recht-Item

Field of play op de helling? 19 juli 2016

door: Michiel van Dijk

In een recent vonnis in kort geding heeft de Utrechtse voorzieningenrechter een arbitrale fout van een voetbalscheidsrechter hersteld. De fout had grote gevolgen: de benadeelde voetbalclub moest met tien man verder spelen, verloor vervolgens de wedstrijd hetgeen tot directe degradatie leidde. Zet deze uitspraak het field of play-principe, dat inhoudt dat scheidsrechterlijke beslissingen bindend zijn, op de helling?

De Koninklijke Haagsche Cricket en Voetbal Vereniging ('HVV') is een amateurvoetbalvereniging uit Den Haag. Op 19 mei 2016 vond een voetbalwedstrijd plaats tussen de eerste elftallen van HVV en Voorschoten '97. Dit betrof een degradatiewedstrijd. In de tweede minuut van de eerste verlenging werd bij een 0-0 stand een verdediger van HVV na een rode kaart van het veld gezonden. HVV vervolgde de wedstrijd noodgedwongen met tien spelers en verloor de wedstrijd uiteindelijk met 1-4, hetgeen vervolgens tot directe degradatie van HVV leidde.

Arbitrale dwaling
De arbitrale fout bestond hieruit dat de scheidsrechter eerder in de wedstrijd een gele kaart had gegeven aan de speler van Voorschoten '97 met rugnummer 2, maar deze had genoteerd als een gele kaart voor de speler van HVV met rugnummer 2. Toen deze laatste speler in de tweede minuut van de eerste verlenging een overtreding maakte en daarvoor geel kreeg – zijn eerste – stond administratief genoteerd dat dit zijn tweede gele kaart betrof. En twee keer geel is rood. De speler verliet, na protest, het veld met alle gevolgen van dien.

"Hiermee zou het scheidsrechterlijk besluit, dat reglementair bindend is, moeten worden gepasseerd waarmee het field of play-beginsel op de helling zou komen te staan"

Procesgang
Na de wedstrijd werd het HVV duidelijk dat geen sprake was van een directe rode kaart, maar van een – volgens de scheidsrechter – 'tweede' gele kaart. HVV heeft direct tegen deze administratieve fout geprotesteerd, het betrof immers voor haar speler met rugnummer 2 de eerste gele kaart. HVV stelde zich hierbij op het standpunt dat de wedstrijd vanaf de tweede minuut van de eerste verlenging met elf spelers hervat diende te worden.

Nadat alle protesten en bezwaren van HVV door – de verschillende organen van – de KNVB werden afgewezen, startte HVV een kort geding procedure. Stellende dat sprake was van dusdanig bijzondere omstandigheden vorderde HVV, voor zover relevant, dat de wedstrijd daadwerkelijk vanaf de tweede minuut in de eerste verlenging en met elf spelers diende te worden overgespeeld. Hiermee zou het scheidsrechterlijk besluit, dat reglementair bindend is, moeten worden gepasseerd waarmee het field of play-beginsel op de helling zou komen te staan.

Field of play-principe
Het field of play-principe houdt kort gezegd in dat scheidsrechterlijke oordelen en beslissingen onaantastbaar zijn. Er bestaat in absolute zin autonomie van scheidsrechterlijke oordelen en beslissingen. Dit is vaste rechtspraak volgens de hoogste internationale sportrechter, het Court of Arbitration for Sport (CAS)1. Slechts in zéér uitzonderlijke gevallen kan een scheidsrechterlijk oordeel worden overruled door de (tucht)rechter: als sprake is van partijdigheid, of kwader trouw.2 Letterlijk zegt het CAS:

'CAS arbitrators are not, unlike on-field judges, selected for their expertise in officiating the sport concerned. There are exceptions allowing a revision of “field of play” decisions. There must be evidence, which generally must be direct evidence, of bad faith or arbitrariness.'3

"De situatie dat het scheidsrechterlijk oordeel onaantastbaar is, leidt vanuit de optiek van de atleet en/of sportliefhebber, soms tot moeilijke of onredelijke beslissingen"

In de praktijk valt waar te nemen dat Nederlandse tuchtrechters deze lijn volgen. Zo oordeelde de Commissie van Beroep van de Nederlandse Tafeltennisbond eens dat tuchtrechters in het algemeen en zonder tegenbewijs niet moeten treden in de (on)juistheid van scheidsrechterlijke beslissingen4. Daarbij valt wel waar te nemen dat Nederlandse tuchtrechters scheidsrechterlijke oordelen en beslissingen toetsen aan bijvoorbeeld (on)juiste toepassing van (wedstrijd)reglementen of bijvoorbeeld stellen dat scheidsrechterlijke besluiten heroverwogen kunnen worden als sprake is van een evidente misslag.

De situatie dat het scheidsrechterlijk oordeel onaantastbaar is, leidt vanuit de optiek van de atleet en/of sportliefhebber, soms tot moeilijke of onredelijke beslissingen. Zo werd een beroep van een taekwondo-atleet die zich wilde kwalificeren voor de Olympische Spelen Londen 2012 afgewezen, omdat de scheidsrechter oordeelde dat een trap van zijn tegenstander raak was waardoor de wedstrijd door de tegenstander werd gewonnen, terwijl naderhand bleek dat de trap van de tegenstander volstrekt mis was5. De (tucht)rechter kon dit scheidsrechterlijk oordeel echter niet aantasten.

Bij dezelfde Olympische Spelen werd een beroep van een Zweedse triatlete afgewezen omdat de tuchtrechter niet kon treden in het scheidsrechterlijk oordeel, terwijl algemeen werd aangenomen dat er sprake was van een ex aequo finish, maar de Zweedse triatlete werd door de scheidsrechter als tweede aangemerkt6.

Duw Ierse predikant
En ook het scheidsrechterlijk oordeel met betrekking tot de vaststelling van de uitslag bij de olympische marathon in Athene 2004 bleek onaantastbaar. Dit was schrijnend, omdat de Braziliaanse marathonloper VanderLei De Lima van de weg werd geduwd door een Ierse predikant terwijl hij op dat moment op kop lag.7

Ten slotte is noemenswaardig dat het 'spookgoalduel' volgens het sporttribunaal van de Duitse voetbalbond niet overgespeeld behoefde te worden. Het betrof een voetbalwedstrijd in oktober 2013 tussen Hoffenheim en Bayer Leverkusen die door de laatste club werd gewonnen terwijl het 'winnende doelpunt' een kopbal in het zijnet betrof. Omdat er een gat in het net zat leek het alsof de spits scoorde, althans dit oordeelde de scheidsrechter.

Volgens bovenstaande rechtspraak zou de voorzieningenrechter de rode kaart en daarmee de uitslag van de wedstrijd van HVV dus in stand moeten laten. In lijn met vaste CAS-rechtspraak is het immers onvoldoende als een vereniging het niet eens is met de beslissing van de scheidsrechter:

'The field of play decision doctrine prevents the Panel from reviewing a field of play decision on the mere assertion that an applicant disagrees with it'8

Het bijzondere in de onderhavige zaak is natuurlijk wel dat het geen zuivere 'spelbeslissing' betrof, maar een administratieve fout.

"De voorzieningenrechter corrigeert de onbetwiste arbitrale dwaling. De vraag is of dit wenselijk is"

Uitspraak voorzieningenrechter
De voorzieningenrechter oordeelt dat sprake is van dusdanige omstandigheden dat de KNVB in alle redelijkheid niet het besluit – het in stand laten van de uitslag en daarmee het handhaven van het scheidsrechterlijk oordeel – had kunnen nemen. Daarbij speelt mee dat het een evidente administratieve fout betrof, HVV nadrukkelijk in haar sportieve belangen was geschaad, de scheidsrechter zelf had verklaard een fout te hebben gemaakt en er bovendien een reglementair muizengaatje bestond dat een uitzondering toeliet op het uitgangspunt dat scheidsrechterlijke oordelen bindend zijn. Daarvoor moet dan wel sprake zijn van bijzondere omstandigheden en de voorzieningenrechter oordeelt, alles overwegende, dat deze omstandigheden daadwerkelijk aanwezig zijn.

Ondanks dat de competitie al was afgerond, de nacompetitiewedstrijden waren gespeeld en overschrijvingstermijnen van 'transfers' waren verstreken, oordeelt de voorzieningenrechter dat de wedstrijd vanaf de tweede minuut in de eerste verlenging met elf tegen elf spelers dient te worden overgespeeld.

Analyse
Het zal duidelijk zijn dat de voorzieningenrechter de onbetwiste arbitrale dwaling corrigeert. De vraag is of dit wenselijk is, al helemaal door de civiele rechter én nota bene in kort geding, zelfs als het een administratieve fout betreft. Het is all-in the game dat scheidsrechters verkeerde beslissingen kunnen nemen. Los van de hieraan verbonden consequenties dienen tuchtrechters en zeker civiele rechters (die geacht worden over minder specifieke kennis van de betreffende sport te beschikken) uiterst terughoudend te zijn.

Het algemene uitgangspunt dat sportwedstrijden op het veld en niet door de (tucht)rechter moeten worden beslist, komt op een helling te staan als scheidsrechterlijke oordelen door de (tucht- of civiele) rechter kunnen worden aangetast. Hoewel het muizengaatje binnen de reglementen van de KNVB bestaat, zal zeer terughoudend met het overrulen van scheidsrechterlijke besluiten moeten worden omgegaan, ook als dit een administratieve fout betreft.

"Het field of play-principe dient immers alom te worden gerespecteerd! Rechters moeten nu eenmaal niet op de stoel van de scheidsrechter gaan zitten"

Het is in het belang van de sportieve rechtszekerheid dat scheidsrechterlijke oordelen in stand blijven, en dat hoogstens binnen de door het CAS aangegeven kaders heroverweging mogelijk kan zijn, zeker waar het zuivere spelbeslissingen betreft. Als (tucht)rechters achteraf scheidsrechterlijke oordelen corrigeren, leidt dat tot vertraging en zal daardoor  bijvoorbeeld het competitieverloop worden beïnvloed. Daarmee is het goede verloop van een competitie niet gediend en worden belangen van overige deelnemers geschonden. In feite speelde dit ook in de HVV-zaak; de nacompetitiewedstrijden waren immers al gespeeld, het seizoen 2015/2016 was al beëindigd en spelers waren al vertrokken. Aan deze aspecten ging de rechter evenwel voorbij.

De civiele rechter zal derhalve oog moeten hebben en houden voor de (internationale) sportrechtspraak. En zeker in kort geding waar eigenlijk uitsluitend een marginale toetsing moet plaatsvinden. Het field of play-principe dient immers alom te worden gerespecteerd! Rechters moeten nu eenmaal niet op de stoel van de scheidsrechter gaan zitten.

Noten:
1. Zie bijvoorbeeld: CAS 2012/A/2731, CAS 2010/A/2090, CAS 2008/A/1641.
2. CAS 2004/A/727, CAS 2012/A/2731, CAS OG 12/10.
3. CAS 2012/A/2731.
4. Commissie van Beroep Nederlandse Tafeltennisbond d.d. 7 oktober 2011, CvB 11-001.
5. CAS 2012/A/2731.
6. CAS OG 12/10.
7. CAS 2004/A/727.
8. CAS 2012/A/2731.

Michiel van Dijk is gespecialiseerd in sportrecht. Hij maakt deel uit van de gespecialiseerde sportsectie van CMS (Utrecht) en is als bestuurder en (ex)sporter actief in de sportwereld. Van Dijk was acht jaar voorzitter van de Auditcommissie Doping NOC*NSF en is thans voorzitter van de arbitrage tuchtcommissie van de NRB. Daarnaast is hij arbiter bij het Instituut Sportrechtspraak (ISR) en heeft hij zitting in de Tuchtcommissie Betaald Voetbal KNVB en de Centrale Tuchtcommissie Doping KNVB. Voor zijn verdiensten voor NOC*NSF ontving hij in mei 2014 de Erepenning NOC*NSF. Verder is Van Dijk voormalig rugbyinternational en sinds een aantal jaar fanatiek wedstrijdatleet. Hij heeft 25 marathons gelopen.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst