Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Boeken met Broeke-Item

Op zoek naar… anders investeren in sport en gezondheid 18 december 2018

door: Adri Broeke

De ongelijkheid verkleinen. Generaties lang beheerste de filosofie van het egalitarisme overheidsland. Verschillen (rijk-arm, links-rechts en hoogopgeleid-laagopgeleid, et cetera) dienden bestreden te worden. Ongelijkheid stond welhaast per definitie gelijk aan (sociale) onrechtvaardigheid. De veelal jarenlange beleidsinspanningen ten spijt: de verschillen tussen bevolkingsgroepen zijn nog altijd onverminderd groot. Ook op het gebied van gezondheid en sportdeelname. Moet de overheid haar beleid wijzigen?

Over de hele linie is de levensverwachting van Nederlanders de afgelopen decennia aanzienlijk toegenomen. De kans dat mensen gezond oud worden, is flink gestegen. Toch zijn beleidsmakers, onderzoekers en professionals op het gezondheidsgebied bepaald niet tevreden. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw zijn de sociaaleconomische gezondheidsverschillen tussen de hoger- en lageropgeleiden namelijk hardnekkig groot gebleken. 

De genomen maatregelen pakten bij de hogere sociaaleconomische groepen telkens veel beter uit. Per saldo werden de verschillen dus alleen maar groter

Verschillen worden groter
Sterker: wie rijker en beter opgeleid is, leeft gemiddeld langer en in betere gezondheid, aldus de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) in haar beleidsbrief1. Het goede nieuws is dat iedereen er qua gezondheid op vooruit is gegaan. De genomen maatregelen pakten echter bij de hogere sociaaleconomische (SES) groepen telkens veel beter uit. Per saldo werden de verschillen dus alleen maar groter. De vraag drong zich op of we met dit publieke gezondheidsbeleid op dezelfde voet door moesten gaan.

De WRR kiest in Van verschil naar potentieel voor een ander beleidsperspectief. Eén dat niet langer volledig in het teken staat van verschillen verkleinen. Het in de samenleving aanwezige gezondheidspotentieel dient voortaan centraal te staan. Enerzijds wordt er nadrukkelijk een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid en het vermogen van mensen om zelf ‘gezonde keuzes’ te maken, anderzijds spant de overheid zich op haar beurt in om voor alle burgers de keuze voor een gezonde leefstijl goed mogelijk te maken. 

Gelijke kansen
Dat betekent gelijke kansen voor iedereen, aangevuld met extra ondersteuning voor mensen met het grootste onbenutte gezondheidspotentieel. Vooral bij hen is belangrijke gezondheidswinst te behalen. De WRR spreekt in dit verband van ‘proportioneel universalisme’: universeel beleid voor de gehele bevolking en specifieke beleidsmaatregelen voor groepen personen waar nog de nodige gezondheidswinst te boeken is. Het toekomstige beleid dient gericht te worden op het verzilveren van zo veel mogelijk gezondheidspotentieel. Het persoonlijke vermogen om gezondheid te verwerven en te behouden wordt gestimuleerd, ondersteund en waar nodig door de overheid gewaarborgd. 

Burgers worden rechtstreeks aangesproken op verkeerde levenskeuzen en vermijdbare gezondheidsschade

XL43BoekenMetBroeke-1Investeren in ‘menselijk kapitaal' is de nieuwe beleidskoers die gevaren moet worden. We moeten het liefst al zo vroeg mogelijk in de levensloop gezondheidsschade zien te vermijden om onnodige latere sociaaleconomische uitval tegen te gaan. Langs deze weg  wordt getracht de gezondheidsschade door roken, overmatig alcoholgebruik en overgewicht te reduceren. De grootste uitdaging ligt de komende jaren waarschijnlijk op het terrein van de psychische klachten en aandoeningen. Onze kennis over de preventie en behandeling van deze psychosociale problematiek is helaas nog beperkt. Gezondheidsverlies vermijden op dit gebied vraagt dan ook aanzienlijk meer aandacht dan tot nu toe het geval was.

Nieuwe welvaart
Met zo veel woorden kiest de WRR ervoor de klassieke verzorgingsstaat te verruilen voor de zogeheten sociale investeringsstaat. In de hiermee gepaard gaande new welfare-visie moet de collectieve solidariteit plaatsmaken voor individuele verantwoordelijkheid. De sociale zekerheid wordt omgezet in zelfredzaamheid. 

De overheid gaat zich intensief bemoeien met de gezonde leefstijl en productieve levensloop van de bevolking. Burgers worden rechtstreeks aangesproken op verkeerde levenskeuzen en vermijdbare gezondheidsschade. De WRR noemt dit een ‘realistisch’ perspectief. Te vrezen valt dat dit een (verkapte) opmaat is naar nog meer op neoliberale leest geschoeid nationaal gezondheidsbeleid. De verantwoordelijkheid voor (on)gezondheid wordt steeds verder teruggelegd bij de individuele burger. Nog even en ook op dit gebied is hier de tijd rijp voor een in gele hesjes getooide tegenbeweging. 

Het lijkt er verdacht veel op dat in ons welvarende land het plafond voor sportdeelname is bereikt

Verschillen in sportdeelname zijn onvermijdelijk
Mensen worden tot sportgedrag aangezet door (f)actoren in hun omgeving. Deze kun je met beleidsmaatregelen beïnvloeden. Op termijn kun je al doende de verschillen binnen en tussen bevolkingsgroepen verkleinen. Jammer genoeg ontbreekt het ons tot nu toe aan overtuigend bewijs of het huidige sportbeleid wel echt zo werkt. Aldus in een notendop de overwegingen van Remco Hoekman. Hij wijdde zijn proefschrift aan lokaal sportbeleid als wicked problem. Onder de titel Sport policy, sport facilities and sport participation2 gaat hij daarin op zoek naar de causale verbanden en werkzame mechanismen achter de sportdeelnameverschillen in ons land.

Mulier-onderzoeker Hoekman ontdekt al snel dat bepaalde groepen (lager opgeleiden, ouderen) ten opzichte van anderen voortdurend achterblijven in sportparticipatie. Dat ligt zeker niet aan de doorsnee kwaliteit van de Nederlandse sportinfrastructuur. De hoeveelheid, de spreiding en de bereikbaarheid van de sportaccommodaties zijn net als de gemiddelde percentages sportdeelname prima in orde. Het lijkt er verdacht veel op dat in ons welvarende land het plafond voor sportdeelname is bereikt. Doorgaan met inzetten op verhoging van de sportdeelname heeft eigenlijk geen zin meer. 

XL43BoekenMetBroeke-FiguurUrie

Individuele levensloop
Aan de hand van het nu bijna veertig jaar oude (bio)ecologische model (zie hierboven) van de Russische kinderpsycholoog Urie Bronfenbrenner brengt Hoekman de door hem verzamelde onderzoekgegevens geordend in kaart.

Volgens dit ontwikkelingsmodel is de individuele levensloop ingebed in verschillende, elkaar opeenvolgende sociale contexten, net als een set baboesjkapoppetjes. Het sportbeleid bevindt zich in dit geval op het overkoepelende macroniveau. De sportvoorzieningen maken deel uit van het omringende exo-systeem. De sociale (f)actoren op micro- (gezin) en mesoniveau (buurt) tenslotte beïnvloeden rechtstreeks de aard en inhoud van het sportgedrag. 

Met een uitgebalanceerde mix van onderzoeksmethoden en geavanceerde statistische technieken produceerde de buitenpromovendus een gedegen proefschrift. Verrassende nieuwe inzichten leverden zijn empirische onderzoeksbevindingen niet echt op. Kort door de bocht samengevat: verschillen in sportdeelname worden niet of slechts in geringe mate verklaard door de hoogte van de sportuitgaven en/of de inhoud van sportbeleid. De directe sociale omgeving en de van huis uit meegekregen individuele ‘vermogens’ zijn daarentegen wel van doorslaggevende invloed. 

De gemeentelijke sportinfrastructuur dient beter afgestemd te worden op de veranderende sportvoorkeuren van de verschillende lokale gemeenschappen

Maatschappelijk potentieel beter benutten
Het gangbare sportbeleid kenmerkt zich naar de opvatting van Hoekman door een overschot aan onbewezen vooronderstellingen en een chronisch tekort aan kritisch lerend vermogen. De zogeheten Great Sport Myth viert hoogtij. Sport wordt in overheidsland gezien als een panacee voor van alles en nog wat. 

XL43BoekenMetBroeke-2Zo worden in gemeentelijke sportnota's allerlei aantrekkelijke beleidsdoelen geformuleerd. Leefbaarheid vergroten, sociale cohesie versterken, positieve gezondheid bevorderen, noem maar op. Het ene doel is nog veelbelovender dan het andere. Bij de middelen die ingezet worden om die doelen te bereiken, beperkt men zich vervolgens vreemd genoeg tot maatregelen die louter op sportdeelname of accommodatiegebruik betrekking hebben. 

Omdat veruit het grootste deel van het te besteden sportbudget tot voor kort ‘vastzat’ in de accommodaties, was er voor nieuw integraal beleid weinig speelruimte. Dat moet als de wiedeweerga veranderen, aldus Hoekman. De gemeentelijke sportinfrastructuur dient beter afgestemd te worden op de veranderende sportvoorkeuren van de verschillende lokale gemeenschappen. Sportdeelname moet steeds in relatie tot maatschappelijke waardecreatie bezien worden. Niet de verschillen tussen individuen, maar de verbindende kracht tussen bevolkingsgroepen dient voorop te staan. 

Het verschil hebben we volgens velen gemaakt. Voor een raadszetel bleek Groningen jammer genoeg (nog) niet rijp

Sport (g)een zetel waard?
Denkbeelden als die van Hoekman inspireerden de Sportpartij Groningen, waar ik medeoprichter van ben. Gedurende de gemeenteraadsverkiezingen van november 2018 wilden we onder meer met onderstaande speerpunten het verschil maken en een historische zetelwinst boeken:

  • sport gericht inzetten bij het realiseren van integraal gemeentelijk beleid dat gericht is op de aanpak van complexe maatschappelijke vraagstukken als armoedebestrijding, positieve jeugdzorg en sociale activering;
  • leeftijdsvriendelijke en veilige beweegroutes (wandelen, fietsen, joggen) in de buurten en wijken inrichten. Rondom wooncomplexen voor ouderen active ageing bevorderen met levensloopbestendige beweegtuinen en daaraan gekoppelde leefstijlarrangementen;
  • de sportsector in het kader van de Omgevingswet op beleidsgebied inzetten als proeftuin voor de overgang naar een duurzaam Noord- Nederland met Groningen en haar hoogwaardige toekomstbestendige sport & beweeg-infrastructuur als sporthoofdstad. 

Het verschil hebben we volgens velen gemaakt. Voor een raadszetel bleek Groningen jammer genoeg (nog) niet rijp. 

Leestips

  1. Broeders, D. e.a. (red). (2018). Van verschil naar potentieel. WRR-Policybrief 7. Den Haag WRR.
  2. Hoekman, R. (2018). Sport policy, sport facilities and sport participation. Nijmegen: Ipskamp printing. 

Adri Broeke (1946) verdiende de kost als bollenpeller, bakkersknecht, gymleraar, beroepsopleider, consultant, lector en als onderzoeker. Op 25 maart 2010 is hij gepromoveerd. De titel van zijn proefschrift: Professioneel Sportmanagement Vernieuwen. Zijn favoriete boek is: De A.F.C.’ers van J.B. Schuil.

« terug

Reacties: 2

PJM van Loon, orthopeed
18-12-2018

Heel goede initiatieven! Grote verschillen in gezondheid in de maatschappij/bevolking? Jazeker, maar dat krijg je vanzelf als je je niet meer aan de regels van de gezondheidsleer houdt in de groei. Arm en rijk, overheid en burger lieten het los. Dat deden ze in de USA al heel lang geleden en in West-Europa gaven we dat na de woelige jaren 60 ook maar op. Ieder voor zich en met een TV en een auto voor iedereen en de Mammoetwet leek ook de klassenstrijd gestreden. De sedentaire leefstijl en de E-Sickness (overmatig beeldschermgebruik met haar verwoestende gevolgen) werkt echter nu ook in de hoogste regionen even hard door: alle incidenties van aandoeningen, die niet direct iets met voeding, gifstoffen te maken hebben, blijven doorstijgen. Neem nu eens de sportblessures. Het zou goed zijn, dat er eens een Partij voor de Kinderen komt. Ook de jeugd in de ‘hogere klassen’ zakken af in gezondheid, motorisch en cognitief kunnen presteren. De jeugd zou de gele hesjes aan moeten trekken en eisen: ‘dit nooit meer’! Terug met die preventie en hygiëne van weleer! Het biomedisch model uit de laat negentiende eeuw ( Darwin, Virchow) ziet er volstrekt anders uit dan het (bio)ecologisch model door een psycholoog opgesteld: ieder individu ontwikkelt anders juist door die cirkels om hem heen. De arts Montessori bracht dit voor het groeiend mensenlichaam in beeld: vanaf de geboorte eerst alle lichamelijke functies (houding, posture!) op orde brengen( bewegen, stoeien, spelen) dan komt later gedragsvorming (houding, attitude) en leervermogen bijna vanzelf.

Wouter de Groot
03-01-2019

Beste Adri,

Hartelijk dank voor je uiteenzetting. Ben je van mening dat meer en beter onderzoek nodig is om de zin en onzin vast te stellen van wat de (maatschappelijke) waarde van sport en bewegen? En of het inderdaad onmogelijk is om de (veel) lagere sportdeelname/gezondheid van mensen uit huishoudens met een lagere SES omhoog te krijgen? Ik zou overigens graag een met je van gedachten wisselen over je poging om in Groningen een sportpartij op te zetten. 

Groet, Wouter

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst