Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Boeken met Broeke-Item

Op zoek naar... op school een positieve sportidentiteit leren ontwikkelen 26 april 2016

door: Adri Broeke

In het hedendaagse denken over opvoeding en onderwijs is de belangstelling groeiende voor wat Aristoteles (384-322 voor Christus) ooit omschreef als 'eudaimonia' (ofwel gezonde geest). Hij doelde daarbij op het leiden van een weldadig leven waarbinnen je het beste uit jezelf haalde. Voor hem was dat het hoogste doel van het menselijk bestaan. Een florerend leven leiden vergt evenwel de nodige discipline, oefening en praktische wijsheid. Om je eigen potentieel optimaal te verwerkelijken (= zelfrealisatie) diende je karakter te tonen en extreme, risicovolle keuzes te vermijden. Wie daar in slaagt leidt een leven van welbevinden.

Tegenwoordig is met name dankzij de positieve psychologie het onderzoek naar de verschillende componenten van menselijk welbevinden in een stroomversnelling geraakt. Een toenemend aantal deskundigen beschouwt het bevorderen van 'human flourishing' (= menselijk floreren) zelfs als het hoogste opvoedings- en onderwijsdoel. De opvoeding thuis, op school en in de vrije tijd dient daarop gericht te zijn. Op welke wijze kan de opvoeding in en door sport daar een positieve bijdrage aan leveren?

Van lichamelijke opvoeding naar sportpedagogiek
In Bart Crum's 'Aan sport georiënteerd bewegingsonderwijs' staat de oorspronkelijke geschiedenis van sport en bewegen op school goed gedocumenteerd beschreven. Daaruit blijkt dat na WOII in West-Duitsland de zogeheten 'realistische Wende' plaatsvond op het gebied van sport en onderwijs. Bij gebrek aan op onderzoek gebaseerde resultaten werd de vooroorlogse 'Leibeserziehung' vervangen door op de buitenschoolse sportbeoefening gerichte 'Schulsport'. Binnen het sportonderwijs op school stond sedertdien in alle leerplannen het bevorderen van de handelingsbekwaamheid in sport centraal.

"De schoolgaande jeugd moest op een pedagogisch verantwoorde wijze op deelname aan de buitenschoolse sportcultuur voorbereid worden"

Soortgelijke ontwikkelingen deden zich - zij het wat later - ook in ons land voor. In de loop van de jaren zeventig wonnen de vrijwillige schoolsport en de aan sport georiënteerde gymlessen flink terrein op de traditionele lichamelijke opvoeding. Enkele invloedrijke curriculum vernieuwers benadrukten dat de schoolgaande jeugd op een pedagogisch verantwoorde wijze op deelname aan de buitenschoolse sportcultuur voorbereid moest worden. Bij het in de praktijk brengen van deze sportpedagogische visie liep volgens Crum wat dit betreft het Groningse BOK (Beweging-Onderwijs-Kommunicatie) project halverwege de zeventiger jaren voorop.

De leden van het BOK-team opteerden voor een meervoudige deelname bekwaamheid aan sport. Leerlingen leerden in de reguliere gymlessen en de schoolsportactiviteiten -op een reflectieve wijze - deelnemen aan zowel in wedstrijdverband als meer coöperatief georganiseerde sport(spel)situaties. Bij het organiseren, regelen en veranderen van sport(spel)activiteiten worden door de deelnemers - zelfstandig of samen met anderen - verschillende taken en rollen (aanvoerder, coach, scheidsrechter e.d.) vervuld. Al doende ontwikkelt zich een brede basis voor de (latere) actieve vrijetijdsbesteding, zo stelde men. Deze zeventigerjarenvisie op de rol en betekenis van sportonderwijs en schoolsport is de afgelopen decennia op voortreffelijke wijze verder ontwikkeld door de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO). Het streven naar meervoudige deelname bekwaamheid op het gebied van sport en bewegen wordt door de huidige vakwereld LO breed gedeeld.

"In welke mate de jeugdsport als opvoedingspraktijk door de pedagogische beugel kan, is onderwerp van studie binnen de sportpedagogiek"

De school is niet de enige plek waar aan sport(opvoeding) wordt gedaan. Zo'n zeventig procent van de schoolgaande jeugd doet meerdere malen per maand elders aan sport. In de wijk, op de sportvereniging, in een fitnesscentrum of gewoon in de openbare ruimte ter land, ter zee of in de lucht. In welke mate de jeugdsport in al deze settings als opvoedingspraktijk door de pedagogische beugel kan, is onderwerp van studie binnen de in het hoger onderwijs bijna uitgestorven sportpedagogiek. Op initiatief van NOC*NSF gaat het lectoraat Sportpedagogiek onder aanvoering van lector Nicolette Schipper-van Veldhoven dit vakgebied nieuw leven inblazen.

Jeugdsport in (ortho?)pedagogisch perspectief
De lector heeft ambitieuze plannen. Met de samenstelling van haar veelkoppige kenniskring heeft ze naar eigen zeggen nu al een sociale innovatie bewerkstelligd in sportland. Daar is denk ik wel wat meer voor nodig. Inhoudelijk echt los gaat ze in haar lectorale rede 'Sport en lichamelijke opvoeding in pedagogisch perspectief, een gouden kans'. Net als in de Duitse sportdidactiek uit de zeventiger jaren pleit ze voor een 'realistische Wende' in de hedendaagse sportpedagogiek in ons land. Vervolgens wordt een vloedgolf aan onderzoeksliteratuur en in de steiger staande onderzoeksprojecten over de lezer uitgestort.

In het kader van het nationale actieplan 'Naar een veiliger sportklimaat' (VSK, 2011) richten veel van die onderzoeksvoorstellen zich op het voorkomen en/of tegengaan van pedagogisch en sociaal ongewenst gedrag. Binnen- en buitenschoolse sportpraktijken dienen voor jeugdige sporters sociaal veilig te zijn. Volgens de lector zit er 'goud in elk kind'. We moeten als volwassenen helpen dat naar boven te halen. Net als de oude filosoof Aristoteles kiest ze voor zelfrealisatie (= het beste uit jezelf halen) als hoogste doel van de sportopvoeding en het sportonderwijs op school.

"De pedagogische bekwaamheid van leraren, trainers en coaches laat ten aanzien van sociale (on)veiligheid duidelijk te wensen over"

Naar het oordeel van het lectoraat en de kenniskring schort er in pedagogisch opzicht binnen de sportwereld heel wat aan. De pedagogische bekwaamheid van leraren, trainers en coaches bijvoorbeeld laat ten aanzien van sociale (on)veiligheid duidelijk te wensen over. Ook wat betreft het voorkomen en bestrijden van pesten, sociale uitsluiting en seksuele intimidatie kunnen de sportopvoeders en vooral sporttechnisch opgeleide begeleiders nog een heleboel bij- en afleren. Binnen de sport en de LO is er over 'afwijkende' of zelfs grensoverschrijdende gedragsvraagstukken onvoldoende kennis aanwezig. Daarvoor moet je te rade gaan bij de jeugdhulp en orthopedagogische of remediërende onderwijsdisciplines.

De in die kringen op onderzoek gebaseerde interventie- en behandelmethoden dienen in de sportpraktijken toegepast te worden. Hoe kun je kinderen weerbaarder maken tegen grensoverschrijdend gedrag van ouderen of leeftijdgenoten? Hoe creëer je een passend motivatieklimaat binnen de lessen bewegingsonderwijs? Kun je met de elders ontwikkelde pbs-methodiek (positive behaviour support) ook (gedrags)problemen binnen de sportvereniging aanpakken? Om dit soort negatieve (gedrags)problemen draait het voornamelijk binnen het nieuwe sportlectoraat. Het bestrijden van risico's, het beschermen van kwetsbaren, het voorkomen van onveilige situaties en dergelijke meer krijgt daardoor wel heel erg de nadruk. Alsof men met jeugdsportland een soort sociale veiligheidsutopie voor ogen heeft.

Sport heeft nu eenmaal pluskanten (vreugde, plezier, gezondheid) en minkanten (blessures, verdriet, uitsluiting). En met die tegenstellingen leren omgaan zit nu juist de risicovolle educatieve waarde van jeugdsport. Meer aandacht voor het bij jeugdigen versterken van een positieve sportidentiteit zou voor de sportpedagogiek in ons land geen kwaad kunnen.

"Het proces dat uiteindelijk leidt tot daadwerkelijke sportparticipatie wordt sportsocialisatie genoemd"

Socialisatie in en door sport op school
Sport is een sociale praktijk waaraan je in de loop van je leven moet leren deelnemen. Daartoe zul je voor verschillende sporten de nodige spelregelkennis en technisch-tactische vaardigheden dienen eigen te maken. Voor sportdeelname zijn bepaalde fysieke capaciteiten nu eenmaal onontbeerlijk. Daarnaast is sociaal-culturele knowhow vereist om binnen een specifieke sportgemeenschap opgenomen te worden en je thuis te voelen. Beschik je over een geschikt sociaal netwerk van sportminded familieleden en/of vrienden? Weet je hoe je je als lid behoort te gedragen binnen deze sportclubgemeenschap? Heb je als teamgenoot wel de juiste wedstrijdmentaliteit?

Het proces dat uiteindelijk leidt tot daadwerkelijke sportparticipatie wordt sportsocialisatie genoemd. Binnen de sportwetenschap sinds de jaren zeventig een verwaarloosd onderzoeksgebied in ons land. Niek Pot's Sport socialisation and the role of the school komt wat dat betreft als geroepen.

Socialisatie en sociale leerprocessen voltrekken zich zoals bekend langzaam. Met kortlopend onderzoek zul je dan ook geen duidelijke impact kunnen meten. Toch is door Pot hiervoor gekozen. Anders dan door de promovendus beoogd stellen zijn onderzoeksbevindingen feitelijk nogal teleur. Het levert zeker geen verdiepende kennis of nieuwe inzichten op in de relatie tussen sport in schoolverband en sportloopbaanontwikkeling. Bovendien is de keuze voor schoolsport als enige socialisatiebron onbegrijpelijk.

Schoolsport weinig om het lijf
Hij moest toch weten dat in ons land schoolsport niet heel veel om het lijf heeft. Het aanbod is beperkt, de deelname vrijblijvend en de vereiste tijdsinvestering is gering. Nogal wiedes dat van socialisatie-/participatie-effecten geen sprake bleek te zijn. Pot draait na deze teleurstellende constatering de redenatie doodleuk om: er zijn geen invloeden op bijvoorbeeld de sportparticipatiegraad gemeten omdat schoolsport een doel in zichzelf is. Vreemd verhaal. Waarom dan al die effectonderzoek moeite gedaan?

Met weer een andere noodgreep maakt de promovendus zijn eigen dissertatie gelukkig niet tot een doel in zichzelf. Gedurende zijn eerste - sterk op de Franse socioloog Bourdieu geënte - uitgebreide theoretische onderbouwing wordt namelijk plotseling een conceptuele zijweg genomen. Het in de negentiger jaren door de Amerikaan Brewer bedachte concept 'athlete identity' wordt onder de naam sportidentiteit - haast zonder verklarende onderbouwing - als de belangrijkste te onderzoeken kernvariabele opgevoerd. Een gouden greep dat wel.

"Een sterke sportidentiteit blijkt een goede voorspeller te zijn van langdurige sportparticipatie"

Niet de feitelijke sportparticipatie maar de sportidentiteit als het vermogen tot sportdeelname werd daardoor graadmeter. Hoe belangrijk is sport voor je? Zie je jezelf als een echte sporter? Hoe voel je je als je aan sport doet? Met dit soort vragenlist items kan de sterkte/hoogte van iemand's sportidentiteit bepaald worden. Hoe meer sport er toe doet en in het dagelijks leven erbij hoort, hoe hoger de identiteitscore. Een sterke sportidentiteit blijkt een goede voorspeller te zijn van langdurige sportparticipatie. Na deze 'vondst' richt de auteur zijn aandacht vervolgens op de wijze waarop die sportidentiteit bij de schoolgaande jeugd beïnvloed kan worden.

Tot verdergaande sociaal-psychologische of pedagogisch-didactische inzichten en verklaringen komt hij echter niet. Het blijft bij het aanstippen van eerder - buiten het kader van dit proefschrift - samen met anderen ontworpen mogelijke toekomstscenario's voor de organisatie van schoolsport. Net als het qua 'diepgaand inzicht' in de werkzame socialisatiemechanismen interessant wordt, haakt Pot af. Wat mij betreft had hij aanzienlijk minder energie mogen steken in al die kleine, kortlopende en beschrijvende 'hoe het is'-onderzoeken. Veel voor de handelingspraktijk nieuwe kennis leverde dit niet op. Innoverend ontwerpgericht wetenschappelijk onderzoek naar 'hoe het zou kunnen zijn' wat betreft het gericht versterken van de identiteitsontwikkeling op sportgebied was zeker voor de school(sport)wereld meer van waarde geweest.

Naar een florerende schooltijd
Oud-medewerker van het BOK-project en de SLO Kees Faber liet niet zo lang geleden in het magazine 'Lichamelijke opvoeding' zijn verbeelding spreken. Hij droomde zich af welke rol sport in 2025 zou vervullen in het schoolleven van leerlingen en leraren. Het motto van zijn gedroomde 'Nieuwe Sportschool' was zonneklaar: elke dag sport en elk kind doet mee! De standaard-gymlessen zijn geschrapt, daarvoor in de plaats kwam een breed aanbod aan binnen- en buiten schooltijd geprogrammeerde sportactiviteiten. Met als kenmerkend resultaat:

  • er zijn veel keuzemogelijkheden voor sportbeoefening op allerlei niveaus (zowel voor leerlingen als voor leraren);
  • het gaat niet alleen om sporttechnische scholing, ook de aan meervoudige sportdeelname gerelateerde sociaal-culturele kenmerken komen in de praktijk en theorie uitgebreid aan bod;
  • er wordt nauw samengewerkt met buitenschoolse partijen en instellingen (verenigingen, fitnesscentra, buurtsportcoaches, e.d.) uit de nabije omgeving;
  • leerlingen en hun ouders/verzorgers werken actief mee aan de opzet en organisatie van allerlei projectmatige onderdelen van het overkoepelende sportprogramma;
  • nieuwe beweeg apps en digitale games worden ten behoeve van het versterken van de sportidentiteit veelvuldig en nuttig gebruikt.

Het loont de moeite om de grondgedachte achter deze fictieve 'Nieuwe Sportschool' daadwerkelijk uit te werken in enkele pilots. Aangevuld met een aantal technieken en werkwijzen uit de positieve psychologie is de kans groot dat kinderen daardoor een fijner met sportactiviteiten gevuld schoolleven krijgen en gedurende de schooltijd als 'heel de sport(wo)man' tot bloei komen. Om vervolgens vol zelfvertrouwen en met volle teugen hun levenlang te genieten van een sterke en wendbare sportidentiteit. Dat zal niet alleen Aristoteles goed doen.

Leestips

  • Crum, B.J. (1978) Aan sport georiënteerd bewegingsonderwijs. Haarlem: De Vrieseborg
  • Pot, J.N. (2014) Sport socialisation and the role of the school. 's Hertogenbosch: Uitgeverij BOXPress.
  • Schipper- Van Veldhoven, N. (2016) Sport en lichamelijke opvoeding in pedagogisch perspectief, een gouden kans. Zwolle: Windesheim
  • Faber, C.J. (2015) Droom ik? Lichamelijke Opvoeding 103 (9), 6-11

Adri Broeke (1946) verdiende de kost als bollenpeller, bakkersknecht, gymleraar, beroepsopleider, consultant, lector en als onderzoeker. Op 25 maart 2010 is hij gepromoveerd. De titel van zijn proefschrift: ‘Professioneel Sportmanagement Vernieuwen’. Zijn favoriete boek is: ‘De A.F.C.’ers’ van J.B. Schuil.

« terug

Reacties: 1

Frank Brilman
26-04-2016

Dank je voor delen Adri!  Weer intens genoten van je visie en woorden.

Ik moest ook denken aan 'MESACOSA'.   Naast geest en lichaam (onlosmakelijk met elkaar verbonden) heb ik gaandeweg ook geleerd dat de 'Ziel' (spirit) vaak vergeten wordt als basiselement voor identiteit en belangrijk onderdeel van opvoeding en ontwikkeling.  En goed via sport en bewegen over te brengen.

Harm Kuipers schreef ooit: 'Sporten mag, Bewegen moet'. Ik zou het zelfde identiteit pleidooi willen maken voor 'Bewegen' en 'Bewogen worden'. Voor al die (jonge) mensen die zich niet in 'Sport' kunnen vinden maar wel fysiek willen bouwen aan hun 3 eenheid.

Ik merk in organisaties steeds meer hoeveel mensen in hun jeugd de kans gemist hebben op een gezonde volledige integrale ontwikkeling die Sport en Bewegen mede had kunnen verrijken.  Veel ziekte , burn out en non performance door gebrek aan zelfkennis, zelf vertrouwen en identiteit en daardoor energie gevend omgaan met collega's in spannende tijden.

Veel succes met je werk en ik verheug me op je volgende artikel. 

(Literatuurtip: 'Loyalty to your Soul' van Ronald en Mary Hulnick.  ben benieuwd wat je daarvan vindt)

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst